22 23 BLADVULLING Leiden uitgegeven als de Handleiding voor het ordenen en beschrijven van archieven door de Erven B. van der Kamp te Groningen. Het is derhalve be- grijpelijk, dat in dit deel, dat de woorden Akant-Berispelijk omvat, de definitie van archief uit genoemde Handleiding niet is overgenomen. Verwonderlijk is het daarentegen, dat deze definitie evenmin voorkomt in de in 1953 uitgegeven 13de aflevering van het 1ste deel van het Supplement op genoemd Woorden boek en wel te meer, omdat de Handleiding blijkens de omschrijving van ar chiefinventaris in kolom 1564 van deze aflevering aan de bewerker bekend was. De andere mensen, die niet zoals de archiefambtenaren definities opzoeken in een speciale handleiding maar in een algemeen woordenboek, kunnen der halve in kolom 608 van het genoemde 2de deel het begrip archief in eigenlijke zin omschreven vinden als „de verzameling van geschreven stukken, oorkonden, akten, bescheiden enz., tot het bestuur van staat, gewest of gemeente, tot eene instelling of vereeniging, tot den werkkring van een openbaar ambte naar, of tot een geslacht behoorende, waaruit de geschiedenis van datgene, waartoe zij behooren, kan worden gekend." De lelijkste passage in deze definitie is wel „geschreven stukken, oorkonden, akten, bescheiden enz. omdat oorkonden, akten en bescheiden meestal ook geschreven stukken zijn en omdat de getekende en gedrukte stukken, die in de definitie van de Handleiding terecht genoemd worden, misschien begrepen zijn in „enz. wat in een definitie niet voor mag komen. Ik kan mij trouwens; voor stellen, dat de lezers van dit blad de definitie in het Woordenboek ook in de andere opzichten zoveel slechter vinden dan die in de Handleiding, dat zij menen, dat ik met de eerste twee alinea's van dit artikel kon volstaan. Bij nader inzien lijkt het mij echter gewenst deze lezers te verzoeken zich als ik op de verschillen tussen genoemde definities te bezinnen en hun gevolg trekkingen aan de mijne te toetsen. In de eerste plaats zullen zij aan opmerken, dat het begrip archief in het Woordenboek als een verzameling wordt omschreven en in de Handleiding als een organisch geheel. Nu zullen de meeste lezers het wel met mij eens zijn, dat stukken niet pas archiefstukken worden, als zij worden verzameld, maar als zij, zoals men in de Handleiding kan lezen, ex officio worden opgemaakt of ontvangen en voor bewaring zijn bestemd. Bovendien doet het woord ver zameling mij onwillekeurig aan het epitheton „willekeurig" denken en niet aan een geheel zij het ook dikwijls een onvoltooid geheel dat door de instelling van maatschappelijke organen is ontstaan. Men moet echter bedenken, dat de definitie in het Woordenboek ook de z.g.n. familie-archieven omvat, die vol gens de toelichting op 3 der Handleiding niet als gewone archieven beschreven kunnen worden. Het is dus de vraag of de term archief zo'n „technische" term is, dat slechts deskundigen er de gebruikswaarde van kunnen bepalen en niet de spraakmakende gemeente. Vooralsnog lijkt het mij beter de overheids-. bedrijfs- en verenigingsarchieven als maatschappelijke archieven te onder scheiden van de familie-archieven en andere verzamelingen. De nieuwe hand- eiding worde dan een Handleiding voor het ordenen en beschrijven van maat- archiH^1^ archi0Ven' en be9inne met een definitie van een maatschappelijk Verder zullen de lezers van dit blad opmerken, dat de archieven volgens het Woordenboek verzameld worden om de geschiedenis van datgene, waartoe zij behoren, te kunnen leren kennen, terwijl in 19 van de Handleiding de stelling wordt geponeerd, dat bij de ordening van een archief slechts in de tweede plaats gelet behoort te worden op de belangen van historische onder zoekingen. De schrijver van het artikel archief in het Woordenboek ging zelfs zover te beweren, dat het woord archief dat oorspronkelijk het overheids gebouw aanduidde, waarin de archès archès archai of de oorkonden van de oorsprong van het gezag behoorden te berusten, en vervolgens de in dit ge bouw berustende stukken ten slotte in figuurlijke zin werd gebruikt voor gedenkstukken, waaruit de geschiedenis kan worden gekend. Als bewijs voor 'deze bewering is een fragment van een gedicht aangehaald van een mijner naamgenoten naar de klank. Deze naamgenoot meende nl. de Opperheer te prijzen door Hem toe te dichten, dat Hij de archieven van Zijn rijk in het slijk der aarde vereeuwigt! „De geschiedenis moet dan ook niet alleen geput worden uit archierstukken in 'de zin van de Handleiding, maar ook uit andere oudheden. Verder komt het mij als historicus voor dat de administratoren, tot wie ik ook de archief- ambtenaren reken, het historisch objectivisme het best dienen door als zodanig geen pogingen te doen om historische belangen mede te bepalen en zich uit sluitend te bezinnen op de wijze, waarop de zaken het best kunnen worden afgedaan, dus ook op de wijze, waarop de daarvoor benodigde bescheiden het snelst teruggevonden kunnen worden. ïk weet, dat het vermelden van een doel in een definitie onjuist wordt ge- ach', en vermoed, dat vele archiefambtenaren de vermelding van het hervind- baarheidsdoel in de Handleiding geheel overbodig zullen vinden. Het komt mij echter voor, dat zonder deze vermelding, aan hen, die archiefambtenaren willen worden, en aan andere mensen niet voldoende duidelijk kan worden gemaakt, waarom het hervindbaarheidsdoel het gemakkelijkst kan worden be reikt door toepassing van het herkomstbeginsel. Daarom besluit ik dit artikel met de commissie tot herziening van de Handleiding openlijk in overweging te geven het hervindbaarheidsdoel zo niet in de definitie, dan toch elders in het beqin van de te herziene Handleiding te vermelden. a J. A. TEN CATE EEN HISTORICUS OVER ARCHIVISTIEK In de Bijdragen voor de Geschiedenis der Nederlanden (XI p. 120), n.a.v. de Verslagen over 1954 o.a. de archief ruil met België vermeldend, zegt dr. W. Jappe Alberts: het is ie hopen, dat voor uitwisseling ook nog eens in aan merking kunnen komen de processtukken van de Raad van Mechelen uit de 15e eeuw voorzover deze betrekking hebben op tussen Noordnederlandse par tijen gevoerde processen. Par. 2 der Handleiding is en blijft voor de historici blijkbaar een gesloten boek, en een archivaris verzucht: ze leren het nooit.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1956 | | pagina 15