12
der oude archieven, een levendige belangstelling bestaat, en dat dergelijke studie
dagen in een langgevoelde behoefte, al was deze dan tot nog toe niet of nau
welijks uitgesproken, hebben voorzien. Het ware dan ook zeer te wensen, dat
in de toekomst dergelijke studiedagen tot de regelmatig terugkerende activi
teiten onzer Vereniging zullen gaan behoren!
N.a.v. een door mr. K. Schaap gegeven schriftelijke samenvatting van de tot
dan toe binnengekomen antwoorden van enige archivarissen op de vraag der
Commissie van 22 maart 1955 over de voor- en nadelen van de decimale code,
toegepast bij de archieven die onder beheer staan van een archivaris-beheerder
van een oud-archief, bleek de Commissie van mening, dat op grond van de tot
dan toe binnengekomen antwoorden geen voldoende gedocumenteerd prae-
advies kon worden uitgebracht. Derhalve werd besloten' het bestuur voor te
stellen de enquête uit te breiden tot alle gemeente- en waterschapsarchieven.
Na verkregen toestemming werden op 29 februari de enquêteformulieren door
de secretaris verzonden. Op grond van de in de loop der volgende maanden
binnengekomen antwoorden van in totaal 37 archieven is door mr. Schaap een
nieuw rapport opgemaakt, dat door de Commissie in de eerstkomende vergade
ring zal worden behandeld en daarna ter kennis van het bestuur zal worden
gebracht. Naar wij hopen zal het bestuur het daarna, hetzij door publicatie in
het Archievenblad, hetzij op andere wijze, ter kennis van de leden brengen.
Ik kan daarop hier natuurlijk niet vooruitlopen en moet dus volstaan met te
zeggen, dat in verschillende der binnen gekomen antwoorden, bij soms zeer sterk
uiteenlopende meningen, stellig een aantal concrete punten naar voren zijn
gekomen, welke niet alleen voor de leden onzer Vereniging, maar ook voor
de instanties, die met deze registraturen werken, van waarde kunnen blijken.
In de vergadering van 4 januari werd ook nog door dr. Formsma aandacht
gevraagd voor de uitleg van het begrip „organisch geheel'' in 2 der Hand
leiding. Dit bracht opnieuw de wens naar voren tot het plegen van overleg met
de Commissie voor de Handleiding. In de vergadering van 25 april werd dan
ook besloten het bestuur te verzoeken deze Commissie, waarvan gevreesd wordt
dat zij öf in een zoete sluimering öf in diepzinnige bespiegelingen verzonken
is, tot enige meerdere activiteit te wekken, of althans van haar werkzaamheid
iets meer aan de Vereniging te doen blijken. Ook op. een tweetal andere zaken
meende men de aandacht van het bestuur te moeten vestigen, zaken waarover
nog overleg met het bestuur gaande is, en waarvan mogelijk de resultaten het
zij in een volgend verslag, hetzij elders zullen kunnen worden medegedeeld.
Dr. Formsma bracht een schriftelijk praeadvies uit n.a.v. het artikel van de
heer Bloemen over de inventarisatie van gecodificeerde archiefbestanddelen.
Oorspronkelijk was het de bedoeling dat dit praeadvies aan het bestuur zou
worden aangeboden ter publicatie in het Archievenblad. Het werd evenwel
aangehouden omdat inmiddels ook de „Archivistica" van de heer J. L. van der
Gouw verscheen. Op de vergadering van 25 april hadden de leden van de
Commissie nog niet of slechts oppervlakkig van dit werkje kennis kunnen
nemen. Ongetwijfeld zal de betekenis daarvan voor de moderne archieven in
de eerstkomende vergadering uitvoeriger worden besproken. Van het prae
advies, reeds vermeld in het vorig jaarverslag der Commissie, dat door mej.
Ruys werd uitgebracht n.a.v. het Engelse vernietigingsrapport, hebben de leden
in het Archievenblad kennis kunnen nemen. De Commissie heeft met belang
stelling gezien dat ook de Interdepartementale Commissie voor post, en archief-
13
zaken een subcommissie voor de bestudering van het Engelse rapport in het
leven heeft geroepen, waarin ook onze Vereniging door twee leden is vertegen
woordigd.
Hiermede meen ik U een overzicht te hebben gegeven van de meest belang
rijke werkzaamheden van de Commissie voor de moderne archieven en haar
leden, een overzicht dat ik slechts kan afsluiten met een woord van waardering
voor de bijzonder prettige samenwerking, die er in de afgelopen twee jaar in
deze commissie is ontstaan en die, ondanks de dikwijls zeer vurige debatten,
de faak van de voorzitter wel niet altijd tot een gemakkelijke, maar nimmer
tot een onaangename maakte.
AFDELING VAN RIJKSARCHIEFAMBTENAREN
Verslag van de 38e afdelingsvergadering, gehouden te Kampen op 8 sept. 1956.
De voorzitter, de heer N. M. Japikse opent de vergadering te 11.20 uur.
Aanwezig zijn 17 leden en dr. L. S. Meihuizen. De heer J. Visser, plaatsver
vangend bestuurslid, neemt de taak waar van dr. Meihuizen, die in de loop
van, het jaar zijn mandaat heeft neergelegd wegens het verlaten van 's Rijks
archiefdienst.
Het verslag van de vorige vergadering, opgenomen in het Ned. Archieven
blad, wordt goedgekeurd.
N.a.v. het jaarverslag van de voorzitter uiten- de heren Scherft en Brouwer
de wenselijkheid van aansluiting der afd. gemeentearchiefambtenaren bij de
„Centrale". De voorzitter geeft te kennen dat het bestuur deze zaak in het
komende jaar opnieuw onder ogen zal nemen en eventueel nogmaals contact
zal opnemen met het bestuur der zustervereniging. Het verslag wordt daarna
door de vergadering aanvaard.
De penningmeester doet vervolgens rekening en verantwoording. Namens
de kascommissie brengt mej. mr. E. C. M. Prins verslag uit. Het kasbeheer
wordt goedgekeurd en de penningmeester gedechargeerd.
Overgaande tot de verkiezing der bestuursleden doet de voorzitter enige
mededelingen betreffende de standplaats van de door het bestuur voorgestelde
candidaten. Hij spreekt woorden van dank tot dr. Meihuizen, die een belang
rijk aandeel heeft gehad bij de totstandkoming van het door het bestuur aan de
minister van O., K. en W. gericht request. De heer Visser wordt bedankt voor
zijn bereidwilligheid tijdelijk een bestuursfunctie waar te nemen.
De bestuursvoorstellen worden door de vergadering bij acclamatie aange
nomen en zo zijn dus verkozen de heren A. van der Poest Clement, te Schie
dam, F. H. C. Weytens, te De Bilt, en N. M. Japikse, te 's-Gravenhage, -resp.
als voorzitter, secretaris-penningmeester en lid, terwijl de heer Weytens tevens
wederom wordt, aangewezen als vertegenwoordiger der „Afdeling" bij de ver-
enigingsraad van de „Centrale". Als plaatsvervangende bestuursleden worden
opnieuw benoemd de heren Visser en Van Son, resp. te Leeuwarden en te
s-Hertogenbosch, terwijl dr. A. J. van de Ven opnieuw wordt gekozen tot
plaatsvervangend vertegenwoordiger bij de „Centrale".
In, de loop van het jaar is bij het bestuur de vraag gesteld of leden der Ver
eniging, werkzaam bij archieven van departementen of andere rijksdiensten, het
lidmaatschap der afdeling kunnen verkrijgen. De voorzitter legt aan de ver
gadering de vraag voor of de betrokken artikelen van statuten en huishoudelijk