GEMEENSCHAPPELIJK ARCHIEFBEHEER VAN GEMEENTEN 128 1. Een nieuwe beheersvorm. Het zijn in Nederland tot dusverre alleen de grotere gemeenten geweest, die zich de „luxe van een behoorlijk betaalde archivaris met volledige dagtaak hebben veroorloofd. Hadden kleinere gemeenten een dergelijke ambtenaar in dienst, dan was zijn aanstelling meestal door de aanwezigheid van een vrij omvangrijk en important archief gemotiveerd. V^oorts waren er enige kleinere gemeenten met een vrij groot archief of grotere gemeenten met een tamelijk beperkt archief, die overgegaan waren tot benoeming van een archivaris met, ge deeltelijke werktijd of tot aanstelling van een niet gediplomeerd archiefambte naar, die zich onder verantwoordelijkheid van de secretaris aan de belangen van het naar de archiefbewaarplaats overgebracht archief had te wijden. Sedert kort is echter in Noord-Brabant een regeling getroffen voor de be noeming van archivarissen (en ondergeschikte archief ambtenaren) in dienst van verschillende gemeenten tezamen. Twee kringen van gemeenten in het westen dier provincie hebben nl. onderling contact gezocht en verkregen, ten einde te komen tot de aanstelling van een gezamenlijke archivaris, in één dier kringen „streekarchivaris", in de andere „archivaris" genoemd. De eerste kring omvat de gemeenten Geertruidenberg, Gilze en Rijen, Oos terhout, Raamsdonk, Terheijden en Teteringen en heet „Streekarchivariaat in de kring Oosterhout". De tweede kring omvat de gemeenten Rijsbergen, Steen bergen, Zevenbergen en Zundert. Deze heet „Gemeenschappelijk Archivariaat Nassau-Brabant De gemeenschappelijke regeling voor eerstgenoemde is' goed gekeurd door Ged. Staten van Noord-Brabant op 21 sept. 1955 en 1 oktober d.a.v. in werking getreden (gepubliceerd in Ned. Staatscourant van 28 sept. 1955) Laatstgenoemde kring steunt op een gemeenschappelijke regeling, Welke 31 aug. 1955 door Ged. Staten goedgekeurd is en in werking is getreden op 1 jan. 1956 (gepubliceerd in Ned. Staatscourant van 20 dec. 1955). Bij het treffen van deze regeling voor archiefbeheer is men uitgegaan van de gedachte, dat het niet verantwoord' was voor een of meer der betrokken gemeenten afzonderlijk een archivaris met volledige werktijd aan te stellen; dat het daarnaast echter uiterst moeilijk zou zijn, voor elk der gemeenten apart een archiefambtenaar met een beperkte werktijd en dus met een zeer matig salaris aan te trekken. Het stemt tot voldoening dat een aantal gemeenten zich t.a.v. het archief beheer op deze wijze heeft verenigd. Waar immers tot dusverre formeel de gemeentesecretaris in deze en honderden andere gemeenten met het beheer van het oud-archief was belast, moesten de ordening, het gebruik en de ter be schikking stelling daarvan noodzakelijk lijden onder gebrek aan tijd, deskundig heid of belangstelling of aan deze factoren tezamen. Weliswaar waren en zijn er tot dusver gemeenten geweest, die hun archief hebben laten ordenen door de veel misbruikte groep der „losse werkkrachten" onder de archiefambtenaren, maar als het archief eenmaal geïnventariseerd was, In het Tijdschrift voor Overheidsdocumentatie van maart 1956 is de concept instructie voor de archivaris gepubliceerd. De definitieve is enigszins anders. 129 lag het verder in de meeste gevallen renteloos, ja dreigde zelfs op den duur weer verstoring der eenmaal aangebrachte orde. De betrokken gemeentebesturen hebben ingezien, dat deze archieven pas dan hun waarde krijgen ook wanneer zij niet zo heel erg omvangrijk zijn1) -wanneer zij geordend worden en ook daarna onder een permanent des kundig beheer blijven staan. Het behoeft volgens hen daarbij geen bezwaar te zijn, dat de archivaris in elk der gemeenten slechts een of twee dagen per week of gedurende afwisselende perioden van een of twee maanden werkzaam zal zijn. Bij deze regelingen is ook de opvatting gehuldigd, dat de archivaris en het archief alleen dan hun volledig rendement voor de gemeenten afwerpen of behouden, wanneer zij voortdurend in de gemeente zelf geconsulteerd kunnen worden. De archivaris moet de gemeenten dus geregeld bezoeken, opdat men hem ook voor actuele zaken terstond bij de hand heeft; de gedachte aan ge centraliseerde bewaring der betrokken archieven is uitdrukkelijk verworpen. 2. De gemeenschappelijke regeling. De bedoelde regelingen steunen op de Wet gemeenschappelijke regelingen, die dateert van 1949. De gemeente Oosterhout was de eerste, die een ontwerp voor een dergelijke regeling deed opmaken; dit geschiedde in 1951 door drs. C. Th. Lohmann, destijds belast met de ordening van het gemeentearchief, en haar toenmalige hoofdcommies ter secretarie P. J. Krens. Later heeft de ge meente Zevenbergen dit ontwerp als uitgangspunt gebruikt voor haar plannen. Haar -regeling wijkt van de Oosterhoutse af op enige punten, welke straks ter sprake zullen komen. Waar dit artikel slechts ten doel heeft, den lezers een algemeen beeld van de nieuwe beheersvorm te geven, zullen we hier slechts de hoofdzaken van beide regelingen vermelden. Voor de tekst worde verwezen naar beide bovenge noemde Staatscouranten. Het (streek)archivariaat bezit rechtspersoonlijkheid, zodat het geldleningen en rekening-courant-overeenkomsten kan aangaan, bezittingen kan verwerven etc. Het heeft ten doel: de archieven der samenwerkende gemeenten te doen beheren door een archivaris, die wetenschappelijk ambtenaar is in de zin der Archiefwet-1918, alsmede aan deze archieven de met dit beheer verband hou dende zorg te besteden. Het bestuur bestaat uit een (streek)archiefcommissie, waarin zitting hebben de burgemeesters der samenwerkende gemeenten. Ook de Voorzitter dier com missie is bestuursorgaan. De commissie te Zevenbergen is bevoegd de pro vinciale inspecteur der gemeente- en waterschapsarchieven uit te nodigen tot het bijwonen van een vergadering; deze heeft alsdan een raadgevende stem. In de Oosterhoutse commissie, die haar zetel heeft ten gemeentehuize van Oos terhout, kan dezelfde inspecteur zonder meer zitting nemen. i) Het oud-archief (vóór 1811) van de gemeenten van het Gemeenschappelijk Archivariaat Nassau-Brabant omvat b.v.: te Rijsbergen 11 m; te Steenbergen 47,2 m; te Zevenbergen 16 m en te Zundert 14 m. Hierin zijn niet begrepen de rechterlijke archieven. - Het oud-archief meet te Oosterhout 20.50 m; te Geer truidenberg 5,10 m; te Gilze c.a. 18,35 m; te Terheijden 19,30 m en te Teteringen 7,20 m.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1956 | | pagina 3