BOEKBESPREKING
154
bijdrage van Boyd C. Shafer, met deze merkwaardige opmerking over de inter
dependentie van archivaris en historicus: without the archivist the historian is
lost; without the historian the archivist probably would never be found. -
De oud-archivaris-bibliothecaris van het protectoraat Uganda, Patrick T. Eng
lish, doet mededeling over de archieven van dit sinds 1894 onder rechtstreeks
Brits bestuur gekomen land, die hij sinds 1951 heeft beheerd; zij bestaan vrnl.
uit correspondentie. Meer van historiografisch dan van archivistiek belang
is het artikel van V. Davis Bornet: Oral history can be worthwhile, de in
Amerika zo zeer en vogue zijnde interviewing van prominente personen over
zichzelf en anderen.
„Recrui'ment, Training, and Promotion in the National Archives" behandelt
G. Philip Bauer in afl. 4, die ook „The Archivist s Code" brengt, „prepared
for use in the National Archives Inservice Training Program", en die door
dr. Grover, in antieke vorm weergegeven, onlangs is verspreid. -Lewis H.
Thomas geeft een overzicht van de ontwikkeling van het provinciaal archief
wezen in Canada sinds 1948. Wij citeren daaruit deze merkwaardige definitie
van „public records uit de archiefwet van Canada's jongste provincie, New-
Foundland, van 1951: all books, papers, records, documents, structures, erec
tions, monuments, objects, materials, articles or things of historic, artistic,
scientific or traditional interest Van belang is ook een beslissing van de
provincie Manitoba: als amendement op de Municipal Act is mogelijk gemaakt
dat iedere gemeentelijke corporatie een „records control program" mag in
stellen ,,by adopting a bylaw bringing the schedule (nl. van de verschillende
klassen van archivalia) into force' Wij vermelden hieruit voorts de mede
deling dat men in Canada, waar men voor de oudere geschiedenis grotelijks
is aangewezen op de staatsarchieven in Engeland en Frankrijk, dankbaar ge
bruik heeft gemaakt van de gelegenheid daar mikrofoto's te laten opnemen;
de helft der tien provincies heeft een mikrofilmische uitrusting, waar o.a.
kranten worden gefilmd. Tot slot de gebruikelijke jaarlijkse bibliografie.
U.
De aandacht der archivisten worden gevestigd op:
Het artikel van de heer H. H. M. Dinkgreve: Het organisch beginsel in par. 2
van de 100 regels, le stuk (Overheidsdocumentatie juni/juli 1956 p. 5357).
Het artikel van de heer M. J. Dreese over de opleiding tot bedrijf sarchivaris
(Tijdschrift voor efficiëntie en documentatie 1956 p. 123—125).
Het artikel van dr. E. A. B. J. ten Brink, hoofd van het Bureau Geschied
schrijving hoofdbestuur P.T.T., over de bedrijfshistoricus en zijn samenwerking
met het archief (Tijdschr. alsv. p. 58-60), met deze belangrijke suggestie:
met zijn (d.w.z. bedrijfshistoricus) behoeften kan zo nodig ook rekening ge
houden worden bij het beheer der nieuwste archiefgedeelten.
Het artikel van madelle E. Lejour in het nieuwe jaarboek „Les Tablettes du
BrabantGénéalogie, Histoire, Héraldique' over de voorwaarden waarop
particulieren hun archieven aan het Algemeen Rijksarchief te Brussel kunnen
toevertrouwen, lijsten publicerend van reeds gedane deponeringen en van de
personen, die zich als eigenaars van particuliere archieven hebben doen kennen.
155
Dr. I. H. van Eeghen, Inventaris van het familie-archief Moens (behorend
tot het archief van het R.K. Jongensweeshuis)Uitg. Stadsdrukkerij Amster
dam, 1955.
De bespreking van deze inventaris zou ik op dezelfde wijze willen inleiden
als mej. dr. G. H. Kurtz heeft gedaan in haar recensie van de inventaris van
het familie-archief Backer, in 1954 verschenen, eveneens bewerkt door mej.
dr. I. H. van Eeghen, door te zeggen, dat een familie-archief eigenlijk geen
archief is en ook niet zomaar een verzameling stukken betreffende een be
paalde familie, hetgeen zich bij dit archief heel duidelijk manifesteert.
De stamvader van de Amsterdamse familietak Moens, Bernardin genaamd,
vestigde zich in de eerste helft der 17e eeuw te Amsterdam. Het nageslacht
van deze Bernardin was niet talrijk, want reeds in 1759 was de mannelijke lijn
met Gerbrand, de kleinzoon van Bernardin, uitgestorven. Maria Magdalena,
gravin van Sluipwijk Moens, gelegitimeerde dochter van Gerbrand, was zijn
enige erfgename onder de bezwarende bepaling, dat de nalatenschap na haar
dood aan zijn andere, niet-gelegitimeerde, dochter, Catharina van der Laan
te Mechelen, zou vervallen. Na de door Maria Magdalena tegen deze be
palingen ingebrachte bezwaren, werd haar 1/3 van de nalatenschap in volle
eigendom, 2/3 als belast met fideicommis toegewezen. Bij testament van
15 maart 1795 wees zij het R.K. Jongensweeshuis te Amsterdam als erfgenaam
van dit 1/3 deel aan. Regenten en regentessen van dit Weeshuis gaven in
1954 het archief van het weeshuis èn het familie-archief Moens, sinds 1812
in hun bezit, in bruikleen aan het gemeentearchief te Amsterdam. Er dient
te worden gewezen op het feit, dat dit het eerste familie-archief is van een
der niet talrijke Katholieke regenten, dat aan het gemeentearchief is gekomen.
De inventaris is een staaltje van strak en beheerst werk. Inleiding, inven
taris van stukken betreffende het geslacht Moens en aanverwante geslachten,
verdeeld in stukken van persoonlijke aard, stukken van zakelijke aard en
stukken, waarvan de samenhang met het archief niet is gebleken, een regesten-
lijst, een kaartenlijst, stambomen en index getuigen met elkaar van goed „vak
manschap". Op de kaartenlijst wil ik de nadere aandacht vestigen. Zij bevat
een technisch meer uitgebreide beschrijving van de kaarten dan die in de
inventaris onder de tweede hoofdafdeling onder I is opgenomen, met ver
wijzing naar de inventarisnummers. De kaarten zijn dus tweemaal behandeld.
De meer gespecialiseerde omschrijving in de kaartenlijst zal belangstellenden
bijzonder welkom zijn.
Een enkele opmerking zou ik graag willen maken ten opzichte van de
tweede hoofdafdeling: stukken van zakelijke aard. Mej. Van Eeghen wijst in
haar inleiding erop (p. 8), dat er ruimte was bij de bewerking tot dubiëren
over de plaats van enkele stukken van de onderafdelingen II en III van ge
noemde hoofdafdeling. Inderdaad is mij hier opgevallen, dat in onderafdeling
I stukken betreffende het beheer der rechten en goederen, behorende aan
leden der in de eerste hoofdafdeling vermelde geslachten, en in afdeling II
stukken betreffende re-chten, toekomende aan leden van de in de eerste hoofd
afdeling vermelde geslachten, beschreven zijn. Zou er veel op tegen geweest
zijn déze stukken onder één hoofd te beschrijven al is het dan ook zo, dat