KRONIEK 150 BUITENLANDSE ARCHIVIST1SCHE LITERATUUR III Der Archivar 1955 afl. 1 bevat o.a. een uiteenzetting over de regeling der archiefopleiding in Beieren van 1 mei 1953. Twee archivistische loopbanen worden daarbij onderscheiden: de „höhere" en de „gehobene", enigermate met onze twee klassen te vergelijken, doch met dit belangrijke verschil dat de eisen met name voor de laatste veel zwaarder zijn. Voor de „höhere Lauf- bahn wordt ook hier academische opleiding vereist, voor de „gehobene" zesjarige voorbereidend hoger onderwijs, terwijl voor beide een driejarige stage -in Pruisen is dat nog twee jaar is geeist. Over de wederopbouw der archiefzorg in de Palts, met name t.a.v. de stadsarchieven, een uitvoerige mededeling van Staatsarchivdirektor R. Schreiber, in november 1954 plot seling overleden. Walter Holz wijst de archiefdiensten in de steden op nieuwe wegen: naast de traditionele „Aktenordnung" van het bestuursarchief dient de aanschouwelijkheid der stedelijke geschiedenis in ruime zin te worden uitgebouwd. In Hagen is hiermede een begin gemaakt. Voor bijzonderheden verwijzen wij belangstellenden naar het artikel. Van gans andere aard zijn de onderwerpen, die in afl. 2 worden behandeld. Dr. W. Müller bespreekt „Der Organische Ausbau des Bundes ar chivs, 195354 dr. P. Heinsius: „Der Verbleib des Aktenmaterials der deutschen Kriegsmarine". - De problemen der moderne archivistiek worden te berde gebracht in de artikelen van dr. H. Berner, getiteld: Probleme moderner Ak- tenplane, en van dr. M. Wellmer „Einheitliche Aktenplane". Zij lenen zich niet voor een resumé, doch doen zien dat onze Duitse collegae voor dezelfde problemen worden gesteld als wij. Hieraan sluit een bijdrage aan van E. G. Campbell, van de National Archives Service in Washington, over „Records Disposal in the United Stateshet behandelt de problemen van sortering en vernietiging. Dr. J. Studtmann geeft beschouwingen „Zur Frage der Rentabilitat der Mikroverfilmung", gebaseerd op ervaringen, in 1953 opge daan bij het Werkarchiv der Ilseder Hütte, Peine. Hij concludeert: 1) de be wering, dat de 16 mm film wegens zijn afwerkingen afkeer verdient, is on juist; bij richtig gebruik voldoet hij evenzeer aan de eisen als de 35-mm-film, en hij is veel goedkoper en neemt de helft der ruimte in. Maar voor bepaalde archivalia, o.a. charters, zal de laatste de voorkeur verdienen; 2) het meest economisch is verfilming in het eigen bedrijf, waarbij dé 16-mm-film de grootste rentabiliteit oplevert, -De bibliografie van het archiefwezen over de jaren 19451952 wordt vervolgd. De helft van afl. 3 is ter ere van de 60e verjaardag van de directeur dr. Georg Winter onder de titel: Wiederaufbau und Neugestaltung aan de arbeid van het Bundesarchiv der Westduitse Republiek gewijd. Wij ver melden daaruit: „Schicksal und Verbleib des Schriftgutes der obersten Reichs- behörden", door dr. W. Rohr; „Das Hauptarchiv (ehem. Preuss. Geh. Staats- archiv) in den ersten Nachkriegsjahren", door dr. G. Zimmermann; „Gegen- wartsgeschichtliche Quellen und moderne Ueberlieferungsformen in öffentli- chen Archiven", door dr. Wolfgang Kohte; „Amtliche Drucksachen. Ein Grenzgebiet zwischen Archiven und Bibliotheken", door dr. F. Facius; „Die 151 Schriftgutgliederung. Ihre geschaftstechnische und archivische Bedeutung door dr. R. Schatz. Dit laatste heeft in onze kring reeds ruimschoots de aan dacht getrokken. N.a.v. een boek van Engelse vakgenoten Local Records schreef Staatsarchivdirektor dr. J. Papritz een artikel „Wandlungen im eng- lischen Archivwesen", waarin gewezen wordt op de grote verandering, inge treden door het ontstaan, naast het Public Record Office, van archiefdien sten bij 50 van de 58 County Councils en bij een aantal County Boroughs (dat zijn steden met meer dan 75.000 inwoners, die onafhankelijk zijn van de C. C.). Ook het archiefbeheer der Rural districts, der Urban districts en der parishes is in een nieuw stadium getreden, daar geregeld inspectie plaats vindt door de County Archives. Ook bij de kerkbesturen is verhoogde zorg voor hun ar chieven te constateren, evenals bij de eigenaren van particuliere archieven: families, bedrijven, verenigingen. De met het beheer van al deze „local ar chives" belaste personen hebben in 1947 een eigen „Society of Local Archi vists" gevormd1) naast de van 1932 daterende British Records Association, waar de staatsarchivarissen de leidende rol spelen; in het bestuur daarvan zijn echter ook Local Archivists. Niet zonder grond opende sir Hilary Jen- kinson in 1947 de cursus van de Engelse archief school met een rede: The English Archivist, a new profession. Voor bijzonderheden moeten wij belang stellenden verder naar het artikel verwijzen. -Het documentatievraagstuk komt ter sprake in enkele artikelen: van dr. H. L. Mikoletzky, van dr. H. W. Tormnau (bewerking en bewaring van filmmateriaal voor documentatie- doeleinden), van R. Brée „Mikrofilmaufnahme zeitnaher Archivalien". Dr. Grube en dr. Pietsch geven belangwekkende beschouwingen over het ruimte gebrek der staatsarchieven en de mikrofilm, met name wal betreft het kosten- vraagstuk. Ook het allernieuwste ontbreekt niet: „Das Wesen eines Fernsee-ar chivs" wordt ons door dr. H. Graf geschetst. Men begrijpt dat „archief" hier de betekenis heeft als bij ons „Filmarchief". Korte artikelen over brandbeveiliging voor archieven en over een „Siegelreparaturstift en een vervolg van de bibliografie van het archiefwezen 1945—1952 (o.a. Ne derland, bewerkt door mej. mr. Prins) besluiten de belangrijke aflevering. - 1 Bij de boekbesprekingen trof ons een beschouwing over een werk van Erich Neuss, Aktenkunde der Wirtschaft, hier en daar wat al te „volksdemokra- tisch", doch „bis auf Weiteres" een bruikbaar leer- en handboek voor allen, die zich met werks- en bedrijfsarchieven bezig houden. Ook voor de econo- misch-historische publicistiek lijkt dit boek van belang. Afl. 4 brengt het verslag van de 34e Deutsche Archivtag, in sept. 1955 ge houden te Augsburg. Een der daar gehouden referaten, dat van dr. H. O. Meisner over „Archivarische Berufssprache", met de daarop gevolgde dis cussie, verdient onze bijzondere belangstelling, doch kan thans niet nader worden weergegeven, daar de kwestie internationaal in behandeling is. Hier zij echter vermeld dat de zes volgende punten ter sprake worden gebracht: Archivwissenschaft; Archiv; Hauptarchivalien, insbesondere die archivalische Natur des Briefes; Bestand, Archivkörper, Fond; Ordnungsgrundsatze; Fund- behelfe. De voordracht, belangrijk voor ons allen, zij aan de commissie voor ij Einde 1954 heeft deze haar naam gewijzigd in Society of Archivists voor de gehele Commonwealth en een eigen tijdschrift uitgegeven, Journal of the Society of Archivists, waarvan in april 1955 de eerste aflevering verscheen.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1956 | | pagina 14