144 Allereerst kan nl. een groot aantal stukken worden uitgesloten van agen dering op grond van onbelangrijkheid (categorie 2.5 van het schema). Als grens kan b.v. gesteld worden dat alle stukken, die na 1 jaar vernietigbaar zijn, niet voor agendering in aanmerking komen, waarbij om willekeur te ver mijden een lijst dient te worden opgesteld waarop deze stukken per soort met name worden genoemd. Vervolgens wordt een groot aantal stukken reeds op enigerlei wijze gere gistreerd door de behandelende administratieve functionarissen (in het bijzonder geldt dit voor financiële stukken) of blijkt hun bestaan uit de aanwezigheid van andere wel geregistreerde stukken. Deze stukken (cat. 2.4), die aange duid kunnen worden als „ondergeschikte" stukken t.o.v. het „hoofdstuk" waar in de registratie plaats vindt of waaruit hun bestaan blijkt, kunnen uitgesloten worden van agendering, indien het „hoofdstuk voldoende agendavervangend is. Tenslotte is er nog de categorie van de zgn. stereotype stukken, d.w.z. re dactioneel vormgelijke stukken, die al of niet periodiek voorkomen, waartoe in het bijzonder de „formulierstukken behoren. Is het bestaan van deze stuk ken per serie eenmaal vastgelegd, dan kan door summiere registratie, bv. alleen vermelding van een datum of nummer, de aanwezigheid van elk stuk worden geconstateerd (cat. 2.2). Is voor deze stukken volledigheids- of circulatiecon trole niet nodig, dan kan registratie geheel achterwege blijven, mits ook hier het bestaan van de serie als geheel is vastgelegd (cat. 2.3). Voor volledige agendering komen dan in hoofdzaak de belangrijke inciden teel voorkomende stukken in aanmerking waartoe vrnl. belangrijke correspon dentie behoort. Het is daarnaast nog mogelijk bepaalde soorten, stukken, b.v. rapporten of tekeningen, afzonderlijk te agenderen. De hiervoor te gebruiken agenda's kunnen aangeduid worden als „bijzondere" agenda's ter onderschei ding van „algemene", waarin stukken van verschillende soort (redactionele vorm) worden geregistreerd. Op de geschetste wijze ontstaat een aantal categorieën van stukken, die even zoveel afzonderlijk te ordenen groepen van stukken vormen. De bovenstaande verdeling is in hoofdzaak ontleend aan een moeilijk leesbaar maar niettemin voortreffelijk artikel van Verharen, getiteld: „Nadere analyse van het begrip registratuur opgenomen in het eerste nummer 1952) van de hiervóór1 reeds genoemde „Mededelingen van de archiefschool Hierbij dient te worden op gemerkt, dat met het bovenstaande een verdelingsmogelijkheid is gegeven, waarbij met behoud van een vaste basis voor de registratuur, de agenderings- arbeid beperkt wordt gehouden. Een rigoureuse toepassing kan er echter toe leiden dat stukken, die de neerslag vormen van eenzelfde taak of eenzelfde complex van handelingen, verdeeld worden over verschillende categorieën, waardoor het principe, dat de ordening de taken en handelingen behoort te weerspiegelen, wordt doorkruist. Als eis moet dan ook worden gesteld, dat de verdeling in categorieën parallel loopt met een verdeling in neerslag van afzonderlijke taken, binnen de be treffende werkeenheid. Vorming van collectiviteiten. Nadat de „deelregistraturen" en „categorieën" zijn vastgesteld, is het op- vangapparaat voor de stukken gereed, en vindt de vorming van collectiviteiten 145 plaats nadat de stukken zijn ontstaan. Vooropgesteld zij dat het niet mogelijk is de toepassing van bepaalde collectiviteiten dwingend voor te schrijven, als men er althans van uitgaat, dat de ordening de natuurlijke groei van het archief heeft te volgen en niet omgekeerd. Dit „biologisch" aspect van het organisch beginsel heeft bestrijding ge vonden, o.m. van Brenneke als hij zegt: „Das Leben habe die Registraturen geschaffen, meinen die Niederlander; aber bei Lichte besehen, hat sie ein Re gistrator geschaffen, der einen Zopf trug" (Archivkunde (1953) p. 86). Men kan hier echter tegenover stellen, dat het verschil tussen een natuur lijke en een kunstmatige ordening niet hierin ligt of „das Leben" dan wel een registrator de ordening tot stand brengt, maar in het feit of men zich bij dë ordening uitsluitend baseert op de stukken zelf (nl. in hun onderling verband), dan wel of de ordening mede of geheel wordt bepaald door een tevoren vast gesteld ordeningsplan. Het verband tussen de stukken kan nader worden aangegeven, uitgaande van de analogie, die er is met het verband tussen de handelingen, waarvan de stukken de neerslag vormen. Allereerst voltrekken de handelingen zich in een bepaalde tijdsorde. Orde ning uitsluitend op basis van dit verband geeft een chronologische of na-agen- dering, een numerieke reeks van stukken. Deze wijze van ordening is ongetwijfeld de meest eenvoudige en objectieve en zal daarom worden toegpeast in die gevallen, waarin het op grond van de gewenste efficiency t.a.v. raadpleging en beheer van de stukken niet nodig is een meer gecompliceerde ordeningsvorm te kiezen. Dit is het geval bij inciden teel voorkomende stukken, die in geen enkel nader verband staan tot andere stukken. Tussen een aantal handelingen is echter tevens een oorzakelijk verband op te merken, in zoverre de ene handeling logisch en noodzakelijk voortvloeit uit de andere. Het complex van handelingen, dat zo ontstaat, is gericht op een bepaald doel dat binnen een eindige tijd moet worden bereikt. Het geschetste verband kan worden aangeduid als een causaal of zaaksgewijs verband en de stukken, die in een dergelijk verband zijn geordend, vormen een dossier. De vraag of een stuk behoort tot een bepaald dossier, is dus afhankelijk van het al of niet bestaan van een direct causaal verband met een der stukken uit het dossier. Dit verband blijkt in vele gevallen reeds uit de „referentie" van het stuk; in andere gevallen is een grondige kennis van de behandelde materie voor de registrator onmisbaar. Is de dossiervorming op zichzelf objectief, het bepalen van de omvang van de zaak is dit in mindere mate. Immers, veelal zal van twee of meer reeksen van causaal verbonden handelingen het doel zo dicht bijeenliggen, dat splitsing van de reeksen stukken praktisch ongewenst of zelfs onmogelijk is. Een dos sier zal daarom slechts zelden uit een enkele reeks van causaal verbonden stukken bestaan, de optredende vertakkingen nog buiten beschouwing gelaten. De keuze van de omvang van de zaak is vaak zeer voor de hand liggend, in andere gevallen vrij willekeurig. Is de omvang echter eenmaal vastgesteld, dan is dossiervorming objectief mogelijk.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1956 | | pagina 11