98
DE MATERIËLE VERZORGING VAN
ARCHIEFSTUKKEN
I
99
HET CACHEREN VAN DOCUMENTEN*)
Dit rapport is grotendeels samengesteld op grond van de publicaties van
W. J. Barrow, A. E. Kimberley, B. W. Scribner e.a. In ogenschouw wordt
genomen het cacheren van documenten, resp. met zapon, crepeline (grof zijde
weefsel), Japans zijdepapier, reparatie-vloei en kunststoffen (transparante foe
lies met of zonder plakmiddel). Voorts worden in het kort beschreven: de
Barrow-methode voor het lamineren of cacheren van archivalia en de proef
nemingen door het National Bureau of Standards met de lamineer-methoden,
plastic-foelies, gelamineerde papiersoorten, de invloed van verschillend vocht
gehalte en de invloed op het origineel door laminering.
Met het cacheren van archivalia wordt een drieledig doel beoogd. In de
eerste plaats kunnen stukken, die wegens hun materiële toestand voor onder
zoek eigenlijk niet meer beschikbaar mogen worden gesteld, na deze behande
ling weer geraadpleegd worden zonder dat het originele lichaam hiervan enige
schade zal ondervinden. Ten tweede worden stukken, die door het gebruik
merkbare slijtage ondervinden, tegen verder gaand verhes beschermd. Ten derde
worden de archivalia beschermd tegen aantasting door zuren, gassen vocht,
schimmels, enz.
Crepeline en Japans zijdepapier, die met een plakmiddel op het stuk gebracht
worden, hebben het bezwaar, dat zij geen garantie bieden voor het conser
veren.1) Bovendien zijn deze stoffen dan half transparant en doen zij het papier
in dikte toenemen. De bedenking tegen reparatie-vloei is o.a. dat het op den
duur vergeelt.
Het doel van de bovengenoemde publicatie is onze aandacht te bepalen
bij de transparante foelies zonder plakmiddel en meer in het bijzonder bij de
cellulose acetaat foelie. Cellulose acetaat kan als thermoplastisch materiaal,
onder aanwending van warmte en druk, zonder plakmiddel op het papier ge
bracht worden, doordat de foelie in de poriën van het papier wordt gedrukt,
zonder in de binnenste vezellaag van het papier binnen te dringen.
Voordelen van de cellulose acetaat foelies zijn hun helderheid, hun door
laatbaarheid voor ultraviolette en infrarode stralen (van belang bij het lezen
van verbleekte stukken). Zij zijn ondoordringbaar voor gassen e.z., met water
te reinigen en uiterst dun. Hier wordt dan verder aangegeven aan welke eisen
de foelies moeten voldoen.
Voor het machinaal aanbrengen der foelies op papier zijn enige machines
N.a.v.: Rapport T.A. 269 van de Algemene Technische Afdelin» TNO 's-Gra-
venhage 41 blz.
D W. J Barrow, An evoluation of document restoration processes. (American
Documentation, aug. 1953). Zijn bezwaar vormt het plakmiddel, dat men moet be-
zlfe'Gn'. Harrow waarschuwt ook voor het gebruik van films met thermoplastisch
adhesief, voor doorzichtig plakband, voor Scotch tape e.d. bij het restaureren van
stukken, die bewaard moeten blijven.
ontwikkeld1). Een dezer machines is de bekende Barrow Laminator, die ge
schikt is voor lamineringen tot maximaal 48 x 63 cm. Daar een glimmende
beschermende laag veel nadelen biedt, gebruikt Barrow om een natte boven
laag te krijgen een fijn calqueer linnen, dat zich niet op de cellulose acetaat
foelie hecht. Om het weerstandsvermogen tegen vouwen en scheuren te ver
groten wordt op het buitenvlak van de cellulose acetaat foelie Japans zijde
papier aangebracht. Met deze combinatie blijft de doorzichtigheid voldoende
behouden.
Voor elke behandeling en ook bij papieren, die niet voor laminering in aan
merking komen, onderzocht Barrow de zuurgraad van het papier. Het zijn de
zuren, die het papier aantasten, die verkleuren en brosheid veroorzaken. Bij
onderzoek is nl. gebleken, dat de zuurgraad van papier vaak funest hoog kan
zijn. De oorzaken hiervan kunnen zijn ontstaan bij de papierfabricage, door
de inkt, waarmede het stuk geschreven is, of door de wijze van bewaring der
archivalia. Het gebruik van aluin bij de papierfabricage kan ongunstig werken
op de duurzaamheid van het papier. De as (houtas), die men gebruikt heeft
om kleren te bleken en vodden te reinigen, bevat de bicarbonaten van calcium
magnesium. Deze vormen, indien zij in zekere mate in het papier aanwezig
zijn, een afweer tegen de slechte invloed van het aluin. Voorts kan onvak
kundig gebruik van chloor bij de papierfabricage aantasting van het papier
veroorzaken. Het zuurgehalte der inkten (bij galnoteninkt het zwavelzuur) is
verantwoordelijk voor de ons wel bekende aantasting, waarbij gaten in het
papier komen of waarbij het geschrevene op de ene zijde der bladzijde door
slaat en vaak zeer hinderlijk zichtbaar wordt op de andere zijde2). Een bad
in calcium-hydroxyde en calcium-bicarbonaat neutraliseert de zuren en geeft
hiertegen een bescherming.
In laatste instantie zou men de volgende eisen moeten stellen voor het con
serveren van archivalia: een temperatuur van 1618° C., een relatieve vochtig
heid van 60 a 65 terwijl de lucht, die in de bewaarplaats gebracht wordt,
gezuiverd moet zijn van stof, schimmels en zwaveldioxyde. Dit kan gebeuren
door deze lucht door een verdund loog te leiden, alvorens haar in de bewaar
plaats toe te laten. Zonlicht, stof en vuil van de handen hebben ook een slechte
invloed op de duurzaamheid.
Het cacheren van papieren is niet goedkoop. Het apparaat, dat hiervóór
aangegeven is, is kostbaar. Een der conclusies in dit rapport is, dat „verder
gaand research op dit gebied gewenst is. Hierbij wordt gedacht aan het nemen
van proeven met diverse andere thermoplastische materialen en nylon, waarbij
het niet uitgesloten is, dat men dan tot de ontwikkeling komt van minder kost
bare apparaten". De suggestie van dr. D. Tollenaar dit cacheren met een
transportabel toestel te laten doen, eventueel in loondienst, is het overwegen
waard3
Het is zeker te wensen dat T.N.O. een verder gaand onderzoek instelt. De
1) Zie ook het artikel van dr. D. Tollenaar, Het conserveren van documenten
door middel van cellulose-acetaat (Ned. Archievenblad, 54e jg., blz. 132—134).
2) William J. Barrow, Black writing ink of the Colonial Period (The American
Archivist, XI, 1948, blz. 291—307).
a) Dr. D. Tollenaar, L'acétate de cellulose et la lamination des documents
(Archivum Vol. II, 1952, blz. 53).