8 grote meerderheid der bedrijven ligt de zaak veel simpeler. Daar valt het zwaartepunt op het lopend archief en heeft de man, die men soms archivaris noemt (soms ook wel anders) allereerst daarmee te maken. Na verloop van tijd krijgt deze dan automatich ook het ,,oud"-archief onder zijn beheer; in dat geval heeft hij dus de zorg voor de stukken „van de wieg tot het graf". Essentieel is, dat de overgrote meerderheid der bedrijven zo jong is, dat ze alleen maar aan de wieg denken en bij het graf nog niet stilstaan! Hieruit volgt dat bij de bedrijven gewoonlijk de beheerder van het lopend archief van van daag, de beheerder van het gehele archief (lopend en ,,oud"-archiefvan de toekomst is, en dat alleen bij de allergrootste bedrijven een zo scherpe differentiatie tussen beide taken zinvol kan zijn, met gesplitste verantwoor delijkheden, als zich in de laatste halve eeuw bij de overheidsinstellingen heeft gemanifesteerd. Men bedenke daarbij, dat zelfs de allergrootste bedrijven een schriftelijke neerslag produceren, die in omvang achterblijft bij het overheids- papier. Spr. heeft alleen op het prae-advies gereageerd omdat de bedrijven er in worden genoemd: was dit niet het geval geweest dan zou hij gezwegen hebben, omdat het niet op zijn weg ligt om als bedrijfsarchivaris een standpunt in te nemen inzake de verhouding van oud-archief tot registratuur bij de over heid. Maar nu hij toch het woord heeft, moet hem toch iets van het hart als lid van een vereniging, die niet alleen uit overheidsarchivarissen bestaat, maar die ook archiefproblemen in meer algemene zin aan de orde stelt. Hij wil dan van de gelegenheid gebruik maken om op te merken, dat hem de behandeling van het vraagstuk van de verhouding oud-archief tot registratuur rijkelijk opportunistisch voorkomt, op het defaitistische af. Tegen deze geesteshouding zou nog wel een en ander in te brengen zijn, maar daar is nu geen tijd voor. Spr. mist in het prae-advies tot zijn teleurstelling het kloeke principiële geluid, dat in 1907 de toenmalige gemeente-archivaris van Rotterdam, dr. Wiersum. liet horen, toen de gedecimaliseerde registraturen bij de gemeente-administratie haar intrede deden. Het desbetreffende stuk in het Archievenblad is altijd nog lezenswaard, temeer daar dit stuk heeft geleid tot een principiële resolutie, door Fruin voorgesteld in de jaarvergadering, welke resolutie gedecimaliseerde registraturen strijdig achtte met het wezen van een archief als organisch ge heel. Dat Fruin dit principiële standpunt later verlaten heeft voor een zuiver opportunisme is misschien voor de overheidsarchieven onvermijdelijk. Maar spr. heeft er bezwaar tegen als ook voor de zoveel jongere bedrijfsarchieven de in het prae-advies gehuldigde passiviteit van de archivaris t.o.v. de registra tuur als de hoogste wijsheid wordt gepredikt. Spr. geeft toe, dat de Hand leiding. behoudens enkele harer paragrafen, uitsluitend over het oud-archief spreekt. Maar het is juist de verdienste van de heren Bloemen en Van der Gouw geweest, dat zij in de periode van Archiefschool no. 2 een stap verder zijn gegaan en de grondbeginselen van de Handleiding op de registratuur heb ben toegepast. Het valt spr. altijd weer op hoe weinig bekend (laat staan geëerd!) deze profeten in het eigen land zijn. Toch heeft zowel de Vereniging zich achter deze denkbeelden gesteld als ook de vorige algemene rijksarchivaris. Wat het eerste betreft herinnert spr. er aan, dat de vorige voorzitter, dr. Moll, namens de Vereniging in de examencommissie voor Archiefschool no. 2 heeft gezeten en kennis heeft kunnen nemen van de toepassing van de beginselen der Handleiding op de overheids- en bedrijfsregistraturen, zoals deze door de heren Bloemen en Van der Gouw zijn uitgewerkt. De voorzitter kan dus moeilijk volhouden, dat er met de beginselen van de Handleiding inzake de lopende archieven niet valt te werken. De voorzitter brengt daarop de vraag in stemming of de conclusies van het prae-advies nu in stemming zullen worden gebracht. De uitslag dezer stemming, die door zitten en opstaan geschiedt, is dat zich 25 stemmen voor, 24 teqen directe stemming uitspreken. De voorzitter verklaart na de gehouden stemming dat een te geringe meerderheid voor de directe stemming over de conclusie'is verkregen en dat hij daarom een nadere behandeling van deze materie in een speciaal daartoe belegde vergadering nodig acht. Bij de rondvraag verklaart dr. Formsma met enige bevreemding vernomen te hebben van de tot standkoming van de archiefschool. aangezien de Com missie voor de fnoderne archieven geen enkele mededeling heeft ontvangen, dat deze school in voorbereiding was. De voorzitter antwoordt, dat ook het Bestuur hierin niet is gekend. Hij had gehoopt dat de algemene rijksarchivaris in deze vergadering aanwezig zou zijn om nadere mededelingen over de archief school te doen: zelf beschikt hij niet over dergelijke gegevens. De heer Fasel zegt, dat hij in het prospectus van de niéuwe archiefschool tot zijn leedwezen een cursus voor de bedrijfsarchivisten heeft gemist Hij vraagt zich af, of het niet op het terrein van de Commissie voor de moderne archieven ligt om stappen te ondernemen bij de directie der archiefschool om binnen afzienbare tijd tot een zodanige cursus te komen. De voorzitter ver klaart, dat dit niet op de weg van deze Commissie ligt. Mr. van t Hoft wijs erop, dat met de oprcihting van de archiefschool langdurige voorbereidingen gemoeid waren en dat de school eerst op gang moet komen. Hij zou het daarom afkeuren, dat in dit stadium enig initiatief uitgaat \an deze vergadering. Hierna wordt om 18.20 uur de vergadering gesloten. TOESPRAAK VAN DE VOORZITTER Geachte Collega's. In de binnentuin bij mijn huis. cp de helling van de Sint-Pietersberg, staat een kleine zuil die een oude zonnewijzer draagt; op een leien plaat staan de uren gegraveerd, het jaar 1780 en de woorden: Fugit velut umbra. „De tijd, het leven vlucht heen als een schaduw". En wanneer de Italiaanse populieren en de hoge oude ceder in de wind ruisen over het oude huis uit de 16de eeuw, keren vaak deze woorden weer in mijn gedachten: Fugit velut umbra. Wie kunnen beter de waarheid van deze woorden beseffen dan wij, archivarissen, de beheerders van de duizenden oude papieren, waarin inderdaad als een schaduw iets van het leven ligt van de velen, die vóór ons gingen, de vele oude papieren, die meer nog dan wij zelf zijn als de blaren in den wind, ritselend langs de zoom van oude wouden" (A. Roland Holst). Soms vinden wij de gedachten aan de vluchtigheid van de tijd. van men selijk leven, van menselijke inzichten en daden vastgelegd in deze oude papieren zelf. Een Maastrichtse schepen-oorkonde van 1 november 1299 begint met de woorden: „Dat ijsser woert verteert van rosse, die steyne vervaren van ouder, des menschen herte. dat bruis es van naturen, en mach ouch in sijnre ersten gedachte nae langen tijt nyet blijven, noch sijne dade sijnen naecome- lingen in gedenckenysse laeten, tensij in scryfft.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1956 | | pagina 8