6
delen. Nogmaals: wat geeft ons het recht ons deze bevoegdheid aan te matigen?
Hiermede is niet bedoeld de deskundigheid van deze of gene onder ons, die
door zijn werk zich in 19e- en 20e-eeuwse archieven heeft kunnen verdiepen,
maar de deskundigheid van ons corps als zodanig. Zolang wij als corps door
opleiding en praktijk aan deze eis niet kunnen voldoen en hij is bang, dat
het op het ogenblik nog niet het geval is vreest hij, dat conclusie II een
slag in de lucht zal blijken. Hij wil die conclusie graag onderschrijven, ook al
omdat hij er niet voor voelt de archivarissen te zien wegdrukken in een hoekje
van onpraktische, wereldvreemde figuren, maar hij zou zich dan graag willen
laten leiden door een dwingender argumentatie dan hij in het prae-advies ge
lezen heeft. Intussen meent hij, dat er in dit stadium wel een mogelijkheid is
om tot op zekere hoogte aan de strekking der conclusie tegemoet te komen,
wanneer er van de zijde van de archivarissen een orgaan bestaat, dat behoorlijk
gefundeerde adviezen uit kan brengen. Spr. denkt aan de mogelijkheid, dat
dit werk aan de onlangs ingestelde Commissie voor de Moderne Archieven
wordt opgedragen.
De voorzitter merkt op, dat in deze essentieel zal zijn het zoeken naar
leidende grondbeginselen van ordening.De archivaris kan de beheerder
van een lopend archief van dienst zijn met adviezen t.a.v. de tref-
baarheid van dossiers, kartotheken, keuze van papier en inkt. De archivaris
moet in deze volkomen tot oordelen bevoegd worden geacht; het is bovendien
zijn plicht zich in de materie te verdiepen. Hier ligt een belangrijke taak voor
de Commissie voor de Moderne Archieven. Het is niet de bedoeling bij deze be
spreking op de structuren van bepaalde systemen in te gaan. Het kernbeginsel
moet zijn, dat niet wordt ingegrepen in een stelsel van ordening, dat aan een
bepaald archief werd gegeven en dat dit dan ook wordt gerespecteerd. Het prae-
advies wil het stelsel van de administratie handhaven.
In gelijke zin betogen de heren dr. Hart en dr. Unger, die eveneens uitgaan
van het respect voor de orde, die de administratie heeft aangebracht, daarbij
voorbeelden uit de praktijk aanvoerend en deswege het prae-advies onder
steunend.
Volgens de heer Loeff beoogt het prae-advies een afbakening tussen
registratuur en archief, zoals wordt gemeend uit de Handleiding te kunnen
ontlenen. Vóór 50 jaar mogelijk een aanvaardbare mening, maar thans staat
de registrator voor een lawine van papier. Het verwerken van deze lawine is
in vele gevallen een U. D. C.-aangelegenheid. Zonder zich te willen verdiepen
in de voor- of nadelen van dit moderne stelsel acht hij een registratievorm
wenselijk, die gebaseerd is op de Handleiding. Indien een dergelijk stelsel zou
kunnen worden doorgvoerd en de conclusies van het prae-advies daarop ge
richt, zou aanvaarding daarvan voor dr. Groeneveld mogelijk zijn. Overigens
heeft hij geen opmerkingen over dit wetenschappelijk gefundeerde prae-advies.
Drs. ten Cate acht in verband met conclusie II het uitbrengen van een advies
door de archivaris onvoldoende. Hij vraagt of hier geen bindende voorschriften
kunnen gesteld worden. Hij haalt enige voorbeelden uit de praktijk aan, die
dergelijke voorschriften z.i. noodzakelijk maken. De heer Brouwer acht het
wenselijk, dat de registratoren kennis nemen van de principes der Handleiding
en hiervoor een bepaalde opleiding volgen.
De heer Van Giessel merkt op, dat er in deze vergadering blijkbaar ver
warring bestaat aangaande de werkzaamheden van de bedrijfsarchivaris. In
de meeste bedrijfsadministraties is de archivaris op de eerste plaats registrator.
Hij acht het noodzakelijk, dat de bedrijfsarchivaris verantwoordelijk blijft voor
het gevoerde registratuurstelsel. Daarom dient hij een amendement in om de
zinsnede ,,en die de administratie voeren' uit conclusie I te verwijderen.
De voorzitter is bereid dit amendement over te nemen.
Drs Fox verklaart, dat er z.i. geen sprake is van een wezenlijk onderscheid
tussen de registratuur en het overgedragen archief, zodat ook de Handleiding
volledig op de registratuur van toepassing is. Hij maakt een vergelijking met
de medische wetenschap, waar men een specialisatie der werkzaamheden aan
treft. Ook de archivaris en de registrator zou men kunnen beschouwen als
specialisten, curerende aan het zelfde lichaam. Hij dringt aan op uitstel van
stemming.
Dr. Groeneveld acht het prae-advies van de voorzitter na het door de heer
Van Giessel aangebracht amendement inderdaad beter aanvaardbaar maar is
nog niet bevredigd. Er zullen nog andere zinsneden moeten worden gewijzigd;
als de vergadering, zoals spr. heeft voorgesteld, de stemming over het prae-
advies wil uitstellen, zal hij de tekst nog eens zorgvuldig1 doornemen. Misschien
laat zich een redactie vinden, die zowel voor de voorzitter als voor spr. aan
vaardbaar is. Hij geeft toe, dat het prae-advies voldoende tijd van tevoren is
verspreid; uit niets is hem echter gebleken, dat de bedoeling voorzat het heden
middag in stemming te brengen. Hij heeft het dan ook niet met het oog hierop
bekeken en voelt er niet voor thans overhaast verdere amendementen in elkaar
te draaien.
De heer Van Loo kan zich met de conclusie van het prae-advies zeer wel
verenigen. Gelijkgestemd zijn de standpunten internationaal, waarvan hij voor
lezing doet uit vakliteratuur in Duitsland en- U.S.A.
De voorzitter vindt, gelet op de discussie, uitstel van stemming over de
conclusies niet gewenst. De vergadering heeft in deze een standpunt te be
palen ter voorkoming van verdere verwarring en mede in verband met het
a.s. archief congres.
Mr. van 't Hoff wil toch ook het standpunt van de bedrijfsregistratoren
eerst vernemen. Er is geen urgente noodzaak tot stemming over te gaan, mede
ter voorkoming van schadelijke gevolgen.
Dr. Groeneveld vraagt met enige aarzeling het woord om uit te laten komen
welke bezwaren hij tegen het prae-advies-Panhuysen heeft, en een aantal leden
met hem. Zijn aarzeling is gegrond in het late uur: een aantal leden is al naar
huis gegaan, en spr. kan dus bezwaarlijk meer dan tien minuten vragen om
zijn standpunt uiteen te zetten, wat onvoldoende is. Hij wil er zich daarom toe
beperken, het prae-advies van twee kanten te benaderen: allereerst als bedrijfs
archivaris, en secundair als lid van een vereniging van archivarissen in de
ruimere zin van het woord. Nu in het stuk herhaaldelijk sprake is niet alleen
van bestuursinstellingen, maar ook van bedrijven moet hij als bedrijfsman wel
verzet aantekenen. Immers de geschetste taakverdeling van de „administra
teur" (registrator), die het lopend archief beheert, en de archivaris, die het
naar de archiefbewaarplaats overgebrachte, z.g. „oud -archief beheert, moge
voor de overheidsinstellingen bruikbaar zijn, voor de bedrijven is zij dit alleen
in bepaalde gevallen. Immers hoogstens bij een vijftal zeer grote bedrijven zijn
de archieven van een dusdanige omvang, dat een taakverdeling als geschetst,
denkbaar is, al behoeft zij ook daar nog niet noodzakelijk te zijn; bij de over-