30
31
aanwinsten van archieven, films, foto's en gramofoonplaten. Uit historisch
oogpunt lijkt het belangrijkst de aanwinst van de Generai Accounting Office
Records van 1776-3900. Naar Amerikaanse begrippen dus een zeer oud
archief.
Het meest boeiend voor Nederlandse vakgenoten is tenslotte Staff Infor
mation Paper nr. 20 van Maart 1955. Het bevat Archival Principles, zijnde een
keuze uit de geschriften van de archivaris Waldo Gif ford Leiand tussen 1909
en 1921. Principes, zegt het voorwoord, meer de klassieke uit Europa afkomstige
en niet in hun geheel door de National Archives aanvaard. Het boekje geeft
een groot aantal aardige opmerkingen, hoewel voor ons meestal niet nieuw
want zij zijn geheel overeenkomstig de beginselen van onze Handleiding. Men
vindt er o.a. een uiteenzetting om het principiële onderscheid tussen archivalia
en historische documenten goed duidelijk te maken. Overbrenging van archieven
naar bewaarplaatsen, ordening volgens de beginselen, die ook ons leiden, en
vernietiging worden krachtig bepleit. Het voorbeeld van Nederland wordt met
ere genoemd.
Aardig is de volgende uitlating: archives are, as it were, a moving-picture-
film of the Government at work. Unless parts of this film are in their proper
places an incoherent view of the governmental activities is obtained".
Over het algemeen mag men zeggen, dat kennisneming Van de Amerikaanse
archief uitgaven voor Nederlandse vakgenoten zeker nut kan afwerpen.
W. MOLL
HET NEDERLANDSCH ECONOMISCH-HISTORISCH ARCHIEF
Hoewel de Vereniging Het Nederlandsch Economisch-Historisch Archief op
een bestaan van ruim 40 jaren kan bogen (zij is opgericht in 1914) geniet zij
in en buiten het bedrijfsleven niet de bekendheid die zij verdient.
De door de Overheid beheerde archieven hebben als eerste en voornaamste
taak: de bewaring en ordening der stukken, die tot de publieke dienst behoren.
Collecties van andersoortige aard aanvaarden zij gaarne wanneer deze worden
aangeboden, doch de verzameling van dergelijke documenten is niet een object
van hun rechtstreekse zorg. Het gevolg hiervan is geweest, dat in de loop dei-
jaren veel archieven van industriële ondernemingen, banken, rederijen, ver
zekeringsmaatschappijen enz. zijn verdwenen, die stellig bewaring hadden ver
diend. Zeker, er zijn veel grote bedrijven die hun oude archieven met grote
zorg bewaren en deze deskundig laten beheren. Daarnaast echter zijn er in ons
land talloze ondernemingen, welker archiefmateriaal is verdwenen; het is weg
gedaan bij een verhuizing of een reorganisatie, soms alleen maar om plaatsruimte
te winnen. In geval van opheffing van een bedrijf vindt meestal vernietiging
plaats van dat deel van het archief, dat niet langer op grond van de wettelijke
voorschriften behoeft te worden aangehouden. Deze overweging was het, die
in 1914 de Vereniging Het Nederlandsch Economisch-Historisch Archief in
het leven riep. Zij werd in Den Haag gevestigd en occupeert aldaar thans een
statig herenhuis in de Laan Copes van Cattenburch 83. Gedurende de vier
decennia van haar bestaan heeft de Vereniging een hoeveelheid economisch-
historisch archiefmateriaal verworven van respectabele omvang; de totale plank-
lengte is te stellen op 4 km. Sommige collecties zijn zeer volumineus, andere
zijn gering van omvang. Maar belangrijker dan de omvang is de inhoud. Het
Economisch-Historisch Archief kan bogen op het bezit van collecties uit alle
sectoren van het economisch leven. De industrie is er, om slechts enkele voor
beelden te noemen, vertegenwoordigd door de Maatschappij van Nijverheid en
Handel, die haar fraai archief, lopende van de oprichting in 1777 af tot aan
de jongste tijd, heeft afgestaan. Een ander belangrijk industrieel archief is dat
van de Maatschappij voor scheeps- en werktuigbouw Fyenoord (thans Wilton-
Fyenoord)dat teruggaat tot de oprichting in 1822. Ook van talrijke kleinere
industrieën worden de archieven in 's-Gravenhage bewaard; te noemen zijn
onder meer een zoutkeet te Utrecht (1798—1920) en een zeepziederij te Alk
maar (van 1836 af).
Natuurlijk beperken zich de archiefcollecties niet tot de nijverheid. Vermaarde
Amsterdamse handelshuizen als Crommelin en Zonen, als Stadnitski en Van
Heukelom, hebben er voor hun archieven onderdak gevonden. Het bankbedrijf
wordt vertegenwoordigd door het bekende bankiershuis Scheurleer en Zoon
te 's-Gravenhage en door diverse kassiersfirma's. Het verkeerswezen ontbreekt
niet: te wijzen valt op het archief van de Koninklijke Lokaal-spoorwegmaat
schappij DierenHattem en op de jongste verwerving, de Nederlandsch-Indische
Spoorwegmaatschappij. De archieven van enkele zeilrederijen hebben eveneens
een plaats in het Haagse depot gevonden. Een enquête naar wat op dit gebied
in den lande verder nog aanwezig is werd op touw gezet.
Men kan zich afvragen: is het belangrijk, is het waardevol, dat de oude
archieven der bedrijven bewaard blijven? Ik zou er op kunnen wijzen, dat menig
bedrijf thans betreurt zijn oude documenten destijds te hebben opgeruimd; vooral
wanneer sprake is van uitgifte van een gedenkboek wordt dit gemis pijnlijk.
Maar daarmede is de diepte van het vraagstuk niet gepeild. Wanneer wij
vaststellen, dat de economische geschiedenis van Nederland nog lang niet vol
doende is onderzocht (vooral de geschiedenis van de Nederlandse industrie
bevat veel blanco hoofdstukken) en dat de noodzakelijke aanvulling van onze
kennis daarvan alleen kan worden gevonden in de bedrijfsarchieven, dan staan
wij uiteindelijk voor de vraag: wat is het nut van de geschiedbeoefening? Nie
mand zal verwachten dat ik daarop hier ter plaatse een afdoend antwoord geef.
Ik moge volstaan met de verklaring: een volk dat zijn geschiedenis niet kent
verkeert in dezelfde positie als een mens die geen geheugen bezit. In een
individu waarderen wij dat hij ervaring bezit; ervaring op velerlei gebied.
Welnu, de geschiedenis is de samengebundelde ervaring van heel een volk.
Een volk dat zijn geschiedenis niet kent weet niet van waar het komt en weet
dus ook niet in welke richting het koers moet zetten. Zo gezien is, een bedrijfs
archief dan ook niets anders dan een hoeveelheid geaccumuleerde bedrijfs
ervaring.
I. J. BRUGMANS