122 wordt nagegaan wat in gouvernements- en particuliere archieven hierover aanwezig is, in Amerika zowel als in andere landen. Ook het internationaal arbeidsbureau te Genève heeft gegevens verzameld. De oudste Zweedse vak verenigingsarchieven (sinds 1872) bevinden zich in Stockholm. William J. Van Schreven geeft verslag van het Internationale Archief congres van 1953, vol waardering voor de organisatie, ontvangsten en excursies. Wayne C. Grover, de Amerikaanse algemeen rijksarchivaris, wijdt in afl. 2 een artikel aan „The National Archives at Age 20" n.a.v. de herdenking van de tot standkoming van de National Archives' Act in 1934. Onlangs zijn de oudste archieven der U.S.A., met de Declaration of Independence en de Con stitutie als voornaamste onderdelen, van de Library of Congress naar de Nationale Archieven overgegaan, hetgeen tot grote vreugde stemt. Maar ver ontrustend is de aanwas der moderne administratie; in 1953 werd viermaal de inhoud van het National Archives' Building verworven! Vernietiging op grote schaal en mikrofilmering zijn onafwendbaar. Ook worden stukken met begrensde leeftijd, d.w.z. die over korte tijd v.v.v. zijn, er niet langer opge nomen. In de toekomst schouwend bepleit mr. Grover publicatie in boekvorm van de ervaring van het Amerikaanse archiefwezen der laatste dekaden, en decentralisatie van de deelneming aan de opleiding der archivisten. Over de archieven van de historische afdeling der USAT deelt Marguerite K. Ken nedy belangrijke bijzonderheden mede. De Juli-aflevering brengt o.a. een artikel van Jason Horn over de archieven van de Seventh Day Adventist Church. Een centraal archief van het kerk genootschap is in wording; tot nu zorgt ieder onderdeel voor zijn eigen ar chieven. Het belangrijkste zijn de archivalia van de General Conference, het hoofdbestuur, die met 1863 beginnen. Een speciale verzameling vormt de Éllen G. White collection, onder afzonderlijk beheer, bevattend de door de „major prophet mrs White (1827—1915) nagelaten manuscripten, artikelen en dag boeken. Over de archieven van Reunion, Franse kolonie van de 17e eeuw, geeft de hoofdarchivaris Yvès Pérotin belangwekkende bijzonderheden, waar van elders (hiervóór p. 88) melding is gemaakt. „Some Reflections on Business Archives in the United States" is de titel van het artikel van Oliver W. Holmes, waarmede de Oct.-aflevering opent. Hij constateert, naast tegenstellingen, een wisselwerking tussen overheids- en business-archieven. Een beslissend jaar in de geschiedenis dezer laatste is 1938. Voordien werden zij verzameld en bewaard door bibliotheken en an dere verzamelende instellingen, nadien stond de bewaring bij de bedrijven zelf op de voorgrond. In 1926 werd te Boston de Business Historical Society op gericht en in 19z7 de Baker Library als de bibliotheek van de Harvard University Graduate School of Business Administration, wier handschriften afdeling het depot werd voor de verzamelde bedrijfsarchivalia. In 1951 ver scheen daarvan een lijvige inventaris. Een bijzonder karakter heeft de Mc Cormick Historical Association Library. Deze is in 1912 gesticht door de kin aeren van Cyrus Hall Mc Cormick, hoofd van een landbouwmachinebedrijf in Chicago, en bevatte archivalia over de jaren 1831 1912. Maar ook per soonlijke papieren werden hierbij bewaard. Ware het na 1938 gevestigd, dan zou dit instituut Mc Cormick Archives zijn genoemd, maar nu was het enig in Amerika een archiefinstelling, gesteund door een familie en niet door een firma. Enige jaren geleden is deze Library overgebracht naar de 123 State Historical Society of Wisconsin, waar het nog meer toegankelijk is voor onderzoekers dan tevoren. Dit typeert ook het groeiende belang en de groeien de belangstelling van het Midden Westen der States voor deze zaken. En naast de „company-archives" blijft de oude wijze van verzameling en be waring nuttig en nodig. Maar voor de 20e eeuw heeft deze het probleem van de bewaring van de archivalia der Amerikaanse big business niet op kunnen lossen, vrnl. door plaatsgebrek. Ook was de techniek van de behandeling ervan verschillend en vereiste speciale ondervinding. Verder staan de bedrijven anders tegenover deze moderne archieven dan tegenover de oudere; het be drijfsbelang gaat vóór dat van de historische onderzoekers. Holmes bepleit echter met nadruk de inschakeling van geschoolde archivisten in de bedrijven. Het eerste voorbeeld daarvan qaf The Firestone Tire and Rubber Company in 1938. Na Wereldoorlog II nam de belangstelling hiervoor sterk toe, maar desondanks zijn er nog maar weinig goed uitgewerkte archiefprogramma's in de zakenwereld. Maar de toekomst der „company archives" is naar Schr. meent zeker. „It will be an accepted part of business organisation as it is of Government organisation". Het meest ontwikkelde program vertoont een der jongste ondernemingen, de Ford Motor Company te Fair Lane, dat een voor beeld voor vele andere moge zijn. Over Franse archieven in Indochina schrijft Eldon Scott Cohen. Zij da teren van 1868 en werden georganiseerd in 1902; in 1917 kreeg een archiviste- paléografe van de Ecole des chartes er de leiding van en organiseerde de dienst. Sinds 1930 werden Indochinezen voor het werk opgeleid. De Japanse invasie maakte daaraan een einde. Ook in ander opzicht hadden de oorlogs jaren euvele gevolgen. Door de papierschaarste gebruikten Japanse, Franse en Indochinese ambtenaren de oude stukken, die op de keerzijde werden beschreven. Dat de archieven hierdoor in volslagen verwarring geraakten spreekt vanzelf. Een proef met rijstpapier is volkomen mislukt; voor archief stukken bleek dit absoluut onbruikbaar. Ook ging tengevolge van de oorlog veel verloren. De vijandelijkheden met de Viet Minh deden de rest. Na de wapenstilstand in Juli 1954 overweegt men evacuatie van hetgeen rest. De gebruikelijke bibliografie besluit de jaargang, Wij ontvingen ook nog dl XXIII van Avcheion, orgaan van de staatsarchie ven in Polen. Daar de artikelen in een voor schier allen onzer ontoegankelijke taal zijn gesteld kunnen wij uit de achterin opgenomen „contents of the issue" daaraan gaat een Russische dito vooraf slechts vermelden dat zij be treffen: de organisatie en werkwijze der Duitse Demokratische Republiek; historische bronnen over de Poolse schatkist in de 16e en 17e eeuw; het plaatselijk bestuur van Krakau, 1918—1939; de archieven van de industriële inspectie der provincie Piotrków in de dagen der tsaristische heerschappij; een dito in de v.m. provincie Poznan (Posen), tot 1918 deel van Duitsland; het „Hüttenambt Friedrichshiitte", in 1784 gesticht als mijnbedrijf en sinds 1922 Pools, dë eerste vermelding van een staking (1847) in de Oppersilezische kolenmijnen. De sociaal-economische geschiedenis komt hier dus wel zeer aan haar trek1). U. P Voor de inhoud der din XIX/XX, XXI en XXII, zie Der Archivar 1955 kol. 39—43.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1955 | | pagina 18