116 rüSK (SST'™1 0= van ookmet als relict uit de beWentana in Iiga*14- 117 warring met de u, maar om een correcte uitspraak te garanderen van de dubbele klinkers. Soms behelpt men zich ook met het plaatsen van een accent tussen de twee is8'4). Bestond dus toen al de neiging om ii te lezen als de lange 1 die in het Nederlands ij is geworden? Men ziet inderdaad ook qra- j u 11 t0t 1 samenvallen35)- Mag men het plaatsen van de accenten op ae dubbele i toeschrijven aan de zorg van het 12e eeuwse „humanisme" voor een correcte uitspraak, dan behoeft het niet te verbazen dat we bij onze speurtocht naar de oorsprong zo dicht naderen tot de „cité des lettres" het 12e eeuwse Parijs36). Hoe het zij, de dubbele i met accenten heeft zich met grote snelheid ver spreid"); voor zover de rouleau mortuaire van de H. Vitalis het niet vol doende bewezen heeft: in 1127 vinden we haar in een pauselijke bul38) in 1130 al in de Pipe-roll36), 1120/30 in een Keuls lectionarium40)De keizerlijke oorkonden volgen op de voet41), de Zuid-Duitse acten op grotere afstand42) evenals de Spaanse43). Het gebruik is na 1150 algemeen. Bij wijze van epiloog iets over de verlengde i en de enkele i met accent. De i-longa is (behalve in de beneventana) altijd een decoratief schrift element geweest: als zodanig heeft deze vorm in de oorkonden met andere archaïsmen (bv. de cc-a, de y met punt44)), de zg. karolingische schrift hervorming overleefd. In de eerste helft van de 12e eeuw neemt het gebruik weer toe, allereerst bij de verdubbeling van de i, maar geheel onafhankelijk van het al of niet plaatsen van de accenten. Men vindt dus zonder systeem door elkaar het toepassen van ii, ff, ij, iy, jj«). De verlenging van de eind- werkt dan inspirerend op eindschacht van m en n. De enkele i met accent begint zich te vertonen in de tweede helft der 12e eeuw4'), meest naast m, n en u, waar dus verwarring dreigt. Men kan 34) Chroust, Monumenta, 2. Serie II, 10 (4 Band) 36) Brackmann, Tafel VIc, 1121: bibliothecari. half ofHthpnt,7m^el' Tthe WTanderinS Scholars, chapters: Humanism in the first in- A travers l! m CentUfy' L°U1S HalPhen- Les origines de l'université de Paris, ZS. m (1954) s. ^2°5yen-Age- Paris' 1950> P- 286 SS. Vgl. Paul Lehmann in Hist. avec uI°retaZrdiddfrankfijk g6ldt gewoonliJ'k: Midi suit la mode de Nord Introduction XXI 311066 (Natalis de Wailly), Musée des Arch. Dép., (1138) r^nto/r °0' 8(X °°k: Brackmann Tafel Vb. Maar Steffens no. 81a accenten (1145) n°" 8°b °ndanks de verlenging van de tweede i toch 39) Pal. Soc. Ser. 2, Vol. 1, pi. 20 (88). 40) Chroust, Monumenta 2. Serie, VIII, 8 a. *l> Steffens no. 82 (1139): „Luikse invloed in het schrift". 11fi1 Chroust- Monum. 2 Serie III, 4a (4. Band); 2. Serie. XVI, 7/8 (5. Band)- „n' ln ™hDrTr de pauseliike oorkonde Musée 32 (pi. XXII) 1117- Steffens „nlu- In de d00r Luchaire lc- P- 308 genoemde acte van 1110. waarin i in allerlei Les accent^sur ^an accerd voorkomt moet geknoeid zijn. Van diens mededeling: „Les accents sur 11 ne se trouvent guere que dans les mots oü deux i sont con- niet zeggen dat het gebruik in het eerste kwart der 13e eeuw al regel is47). Hier is inderdaad sprake van verduidelijking in een coulissenachtig schrift beeld. Passen wij nu eens de verworven, weliswaar niet volkomen zekere kennis van de verschijnselen toe: In de acte van 1102, waarbij Anselmus zijn dochter met drie bunder land schenkt aan de abdij van Thorn48), vinden we de vormen premff (r. 3), allodff (r. 5) suppletif (r. 8), die het stuk aarzelend doen beschouwen, maar de vorm ufuit (r. 6) geeft ons het recht te beweren, dat het stuk tot nader bewijs niet gehouden kan worden voor een gelijktijdig getuigenis van het daarin vermelde. Het gerechtvaardigde van deze bewering springt in het oog, als we de acte van de abdis van Thorn van 117249) er naast leggen, waarin we, zoals te verwachten, slechts accenten vinden op de dubbele i. Welke bezwaren ook aan deze methode mogen kleven, hier is niet van toepassing het verwijt, dat aan de inhoud van de oorkonden gronden tot verdenking worden ontleend50) Conclusies: 1. De accenten op dubbele klinkers zijn in gebruik gekomen in de eerste helft der 12e eeuw51) als leesteken in de betekenis van ons trema. De veel vuldigheid van de ii combinatie in latijnse teksten wekt ten onrechte de in druk, dat het alleen begonnen is om verwarring tussen ii en u te voorkomen. 2. Omtrent de oorsprong kan gedacht worden aan analogie met de bi- stropha (distropha, bivirga) in het neumenschrift. 3. Tegelijkertijd wordt weer meer gebruik gemaakt van de nooit uitge storven I-longa als stylistisc'h moment in het schrift, dat ook bij toeval wel eens bijdraagt tot de betere leesbaarheid. 4. De enkele i met accent om verwarring met u (v), m, n te voor komen begint zeer bescheiden en incidenteel in de tweede helft der 12e eeuw en is in het eerste kwart van de 13e nog geen regel geworden. 5. De beperkte omvang van het materiaal eist, dat de bovenstaande con clusies met de nodige reserve aanvaard worden52). J. L. VAN DER GOUW sécutifs, ou aceompagnés de j ambages qui prêteraient a la confusion", is volgens mijn gegevens alleen het eerste deel juist. De eerste betrouwbare voorbeelden van enkele i met accent lijken Chroust, Monum. II, g. 4 (Würzburg 1156) r. 10 uiuus (vivus), R. R. Maastricht, Kapittel O.L.V. (Inv. Franquinet) no. 5 (1158) laatste regel: huic. 47) Zie bv. Brugmans en Oppermann, Ib, ca 1197, waarin de enkele i wel eens een accent krijgt, maar op gevaarlijke plaatsen soms juist niet. Zie ook de obser vaties bij Chroust, Monumenta XCII, 10 (3. Band). 48) R. A. Maastricht, Abdij Thorn (Inv. Habets en Fiament) I, 2. 49) Als voor I, 6. B0) Dr. K. Heeringa, Zegels en oorkonden, in: De Gids 1933, 3e dl. blz. 236, en het daar aangehaalde van H. Zatschek in Mitt. des Oesterr. Institut f. Gesehichts- forschung XLIV (1930) blz. 468 ff. 51) Tot dezelfde conclusie kwam op grond van geheel ander materiaal ook P. Gabriel Meier in Centralblatt für Bibliothekswesen II (1885) S. 227 N. 1. G2) Hier mijn welgemeende dank aan dr. G. I. Lieftinck, lector in de hand schriftkunde aan de Rijksuniversiteit te Leiden, voor de bijstand met raad en be schikbaarstelling van de hulpmiddelen van de bibliotheek.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1955 | | pagina 15