112 ons verborgen*]. Bij het afpalen van ons onderwerp worden wij voortreffe lijk bijgestaan door Mabillon9), die zegt: „Verder begon men in de 13e eeuw een accent aigu te plaatsen op de kleine i Dit gebruik bleef, hoewel niet steeds overal, voortbestaan tot op het einde van de 15e eeuw Verder begon men in het begin van die (15e) eeuw de letters i met een punt te onderscheiden". Voor de dubbele i met accenten heeft Leopold Delisle1") dan aangetoond, dat zij zelfs al in de tweede helft der 12e eeuw voorkomt. Een speciale studie is voor zover mij bekend over dit verschijnsel na dien niet meer verschenen, maar Prou11) brengt ons al dichter bij huis door voor de acten van Louis VI (1108—1137) de graphieën: buticularn, constabularff, camerarü te signaleren. Chroust geeft als de verschijningstijd voor Noordwest-Duitsland het eerste kwart van de 12e eeuw.12) Het is dus duidelijk in welke periode gepeild moest worden, Een ge lukkig toeval speelde mij in handen de reproductie-uitgave door Leopold Delisle van de rouleau mortuaire van de H. Vitalis, abt-stichter van Sa- vigny13), welk stuk dateert van 1122/1123. Bijzonderheden omtrent derge lijke rouleaux vindt men bij Wattenbach14)in een uitvoerige verhandeling van Delisle15) en in een, door hem verzorgde tekstuitgave.10) Uit een oogpunt van palaeographie geeft onze rouleau een treffend beeld van de situatie in de eerste helft der 12e eeuw: broederlijk naast elkaar een nog bijna zuiver karolingische minuskel en een vroeg-gothisch schrift, soms zelfs in hetzelfde scriptorium. Zie bv. de tituli 36—41. Daarvan zou men de nummers 37 en 41 met een gerust geweten in de 11e eeuw plaatsen (zoals Reusens opmerkt), ware het niet, dat de ii met accenten in het woord cenobii van nr. 41 ons waarschuwde. Onze rotulus heeft zijn reis gemaakt in het jaar 1122/1123 over vrijwel de gehele noordelijke helft van Frankrijk en over Engeland tot York toe. Elk klooster en kapittel heeft er zijn titulus laten bijschrijven. Het is dus1 geografisch een ideaal stuk en de aard van de teksten doet een behoorlijk aantal ii-gevallen verwachten dus allemaal uit hetzelfde jaar over een groot gebied verspreid. Naast de dubbele i is het van belang het gelijktijdig optreden van enige andere fenomenen van de nieuwe tijd te registreren, als: verlengde i of eindpoot van m of n: ronde eind -s; 8) Vgl. Pal. Soc., Ser. 2 vol. 1 pl. 69.. Greg, de Gr. De cura pastorali, aan de kerk van Exeter geschonken door bisschop Leofric (1046—1072), verm. vroeger in de 11e eeuw geschreven r. 1 qüa, r. 5 ad ima, r. 10 si. r. 11 a terra, r. 16 ac deinde. Ook de acte Flammermont VI: r. 2 en 4 cenobii, r. 10 Oisün, r. 11 Boiffoiz, rupi, r. 36 a fratribus. De Re diplomatics Lib. Primus Cap. XI XIX. (Ed. 3. Neapoli, 1789). 10) Note sur l'origine des i pointés, in: Bibliothèque de l'Ecole des Chartes Série III, Tome 3 (1852) p. 563 en 564. xl) Prou, Manuel I.e. 12) Chroust, Monum. Pal. 2 Serie. XXIII, 5 (6e Band). 13) Rouleau Mortuaire du B. Vital, Abbé de Savigni, contenant 207 titres écrits én 11221123 dans différents églises de France et d'Angleterre. Edition phototy- pique avec introduction par Leopold Delisle, Membre de l'Institut. Paris, 1909. 14) Wattenbach, Schriftwesen im Mittelalter. Leipzig, 18863, S. 165 ff. lD) Des monuments paléographiques concernant l'usage de prier pour les morts, in: Bibl. de l'Ecole des Chartes, II Série, Tome 3 (1846). „ut orationes et missarum solemnia celebrentur, quum alternative nomina defunc- torum inter nos mittentur" Bonifacii Epistola 106. le) Rouleau des morts receuillis et publiés pour la Société de l'Histoire de France par Léopold Delisle, Paris, 1866. 113 ronde d. Het zou mogelijk zijn dat er enige parallellie in de verschijnselen te ontdekken viel. Bij het noteren van wat we opmerken, ondervinden we hoe moeilijk het is een i zonder punt te noteren, nadat ons enige decennia is ingestampt, dat hij er op hoort. Om dezelfde reden verraadt zich ook de 12e en 13e eeuwse scribent als hij probeert een 10e of 11e eeuws stuk te fabriceren! Wij komen nu tot het resultaat: Voor zover na te gaan heeft de 9j/2 meter lange rotulus (aan weerskanten beschreven) 208 tituli geteld, waarvan de eerste ontbreekt en nr. 161 onleesbaar is. Van de 206 overblijvende zijn er 110 zonder ii-geval'. In de dan nog overblijvende 96 tituli komen 107 gevallen voor van dubbele i. Daarvan zijn 56 met accenten en 51 zonder. In 11 tituli meer dan één geval: twee daarvan met accent (tt. 69 en 73); drie daarvan zonder accent (tt. 3, 40 en 148); in zes tituli zet men op de ii van het ene woord wel accenten, op de ii van het andere niet (vgl. tt. 60, 70, 133, 144, 167 en 178). De gevallen, waarin accenten op majuskels (meestal rustica-kapitalen met unciale vormen gemengd) geplaatst worden, zijn niet zeldzaam: twaalf keer (tt. 20, 40, 70, 81, 82, 107, 109, 114, 129, 144, 157, 178). Voor de oudste tijd klopt dus de mededeling van Mabillon ten opzichte van de „minutae litterae i" niet en nog veel minder de uitspraak van Willem Bilderdijk1 die de punt op de i kortweg beschouwt als een rudiment van het accent (dat hij weer houdt voor een bovengeschreven kleine i) en dan nog beweert: „Men heeft ook nooit bij wat volk het zijn mocht, in den drukletter (hij be doelt het boekschrift) de dwaasheid gehad, van aan een Kapitale I een stip te geven". In onze rouleau vindt men één geval van yi (t. 42) met twee accenten: Dionisyi. Verlenging van de tweede i vindt 11 keer plaats: 3 keer zonder accenten (tt. 44, 78 en 112) en 8 keer met accenten (tt. 26, 34. 60, 67, 69 (2x), 114 en 146). In zes tituli komen cijfers met i voor, steeds tussen punten. Bij twee ge vallen is de laatste verlengd (tt. 4 en 60), in de overige gevallen is ook de laatste i kort (tt. 29, 116, 127 en 128). Cijfer-i met accent werd niet aan getroffen. Van enig verband tussen het voorkomen van accenten op de dubbele i en het gebruik van ronde d en ronde eind-s is mij niets gebleken. Wanneer ik het optreden van ii met accenten tracht in verband te bren gen met meer modern schrift: de qua schrifttype nogal moderne titulus 39 zet aliis zonder accenten, maar de ouderwetse 41 zet cenobii met accenten. Van enige regel in de aardrijkskundige verdeling van het verschijnsel blijkt niets. Het resultaat van zoveel moeite lijkt nogal negatief; toch is het dat niet geheel en al: we weten nu tenminste, dat in 1122/23 de zaken fifty-fifty stonden en dat van volle kracht blijft de uitspraak van Delisle: „la paléo- graphie n'admet pas de régies absolues"ls)een zin, die het „Leitmotiv van dit verhaal zou kunnen zijn. 17) Van het Letterschrift, p. 199. ig) Note sur l'origine l.c.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1955 | | pagina 13