60 hetgeen heel jammer is, omdat zodoende de verbindingsschakel met Persoon A als eventuele auteur van Cart. X ontbrak. Tijdens hem (1416—1449), immers kwam Cart. X tot stand. In de bijgevoegde reconstructie is deze geografische ordening van Cart. X toegepast. Er blijkt uit, dat in dit cartularium telkens een aantal folia ten aanzien van een geografische inschrijving der charters waren gereser veerd, nl.: fob I fol. CXIV voor de groep eigendomsbewijzen in Leiden; fol. CXV -fol. CXXIX voor de groep eigendomsbewijzen in Wassenaar; fol. CXXX -fol. CXXXIX voor de groep eigendomsbewijzen in Zoeterwoude: fol. CXL fol. CXLIX voor de groep eigendomsbewijzen in Voorschoten; fol. CL - fol. CUV voor de groep eigendomsbewijzen in Oegstgeest; fol. CLV fol. CLXIX voor de groep eigendomsbewijzen in Leiderdorp; fol. CCXV fol. voor de groep eigendomsbewijzen in Noordwijk. Het bewijs, dat deze indeling inderdaad zo heeft bestaan, is tevens te vinden in de aangehaalde passage's van Cart. B (vgl. blz. 57). Hierin wordt o.a. ver wezen naar folio CXLV van Cart. X. De copie van dit charter, dat in Cart. B uit Cart. X werd overgeschreven, betreft een eigendom van het Gast huis in Voorschoten. De controle wees met behulp van de reconstructie uit. dat dit inderdaad het geval is. De oorspronkelijke geografische ordening van Cart. X getuigde over het algemeen van nauwkeurigheid. In de reconstructie zijn enige afwijkingen ver meld. Twee charters betreffende Zoeterwoude (inv. nrs. 790 en 795) kwamen onder de groep Leiden terecht, evenals enkele, die onder de groep Leider dorp thuishoren (inv. nrs. 640 en 643), terwijl t.a.v. charter inv. nr. 843 twijfel rees of deze werkelijk onder de groep Leiderdorp op de juiste plaats was gerangschikt. Deze charters zijn alle vóór 1413, het jaar van afsluiting van Cart. A, gedateerd. In Cart. X hadden zij op de juiste plaats moeten staan. Het handschrift op de dorso-zijden der charters wees er tenslotte op, dat een en ander tijdens Persoon A (1416-1449) was geschied. Typisch in dit verband is ook, dat een getransfigeerd charter uit 1439 (inv. nr. 574) op een verkeerde plaats werd opgenomen, nl. te midden van andere eigendomsbewijzen uit oudere jaren van de groep Leiden, terwijl dit charter organisatorisch aan het einde van deze groep thuishoort. De datering van Cart. X: omstreeks 1434 dreigde hierdoor geheel omver te worden gewor pen, omdat dit jaar 1439 evengoed een aanwijzing kon zijn, dat het cartularium later dan werd verondersteld gereed gekomen was. De vraag deed zich voor of aan de plaatsing van dit eigendomsbewijs een bepaalde gedachte ten grond slag kon liggen. B.v. een ordening van het bezit van het Gasthuis naar de pleinen, grachten en straten van Leiden, zoals dit in Cart. B het geval is. Maar niets wees in deze richting, zodat de enig denkbare mogelijkheid bestaat, dat dit eigendomsbewijs in 1439 op een tot dusverre leeg gebleven plaats van het cartularium werd ingeschreven. Was het Romeinse cijfer op de rugzijde van dit charter bovendien voorzien geweest van de bewuste aantekening: ,,ge- boect", dan had het geboortejaar van Cart. X naar 1439 moeten worden ver schoven. Deze onregelmatigheden konden dus tijdens de werkzaamheden van Per soon A worden geconstateerd. Zij namen toe tijdens Persoon B (1458-1485) en kregen toen een ernstiger karakter, waardoor de geografische ordening 61 werd verstoord. Een groep charters betreffende Leiden CXIX, CXIXa, CXIXb en CXIXd (inv. nrs. 549, 585, 510, 491), waarop het handschrift van Persoon B voorkomt, werd achter de groep Wassenaar ingeschreven, om. dat er achter de groep Leiden geen plaats meer was, maar men zag daarbij over het hoofd, dat tijdens Persoon A op fol. CLXXIX een nieuwe groep Leiden was geopend. Hetzelfde doet zich voor bij de groep Oegstgeest. De charters op fol. CLI (in 1463) en op fol. CL (in 1485) werden niet op of na fol. CLI1I opgenomen, hetgeen logisch geweest zou zijn. Eenzelfde geval deed zich voor bij de groep Zoeterwoude, waarin nog ruimte werd gevonden op fol. CXXXVIL (in 1460), alsmede op fol. CXII1 (eveneens in 14"60) bij de groep Leiden. Uit een en ander kan men afleiden dat de ordening, zoals deze aanvankelijk was opgezet, langzamerhand wegens ruimtegebrek werd verlaten. Waaruit de conclusie volgt( vgl. blz. 58), dat het register in 1485 het jaar, waarin het jongst ingeschreven charter is gedateerd een eind op weg was om volgeschreven en tenslotte afgedankt te worden. Het aantal bladzijden van Cart. X is uiteraard moeilijk te bepalen. Neemt men de groep Noordwijk inderdaad als laatste, dan blijkt dit cartularium uit ongeveer 216 bladen of bladzijden te hebben bestaan. Uit de reconstructie bleek niet of hier van bladen of bladzijden sprake is. Indien echter in aan merking genomen wordt, dat in Cart. X voor het eerst een geografische or dening van de charters werd toegepast en ook moest worden rekening ge houden met het bijschrijven van nieuwe charters, kan hieruit de conclusie volgen dat dit cartularium veel dikker is uitgevallen dan Cart. A, waarin de charters in chronologische volgorde waren gecopieerd. Bovendien wordt deze opvatting gesteund door de aantekeningen van notaris Van Bouckhorst in Cart. B. Hij vergeleek de copieën der charters in Cart. B met die in een „zeer groot register" (vgl. blz. 57). Cart. X telde, indien men dit aanneemt, c. 216 bladen of c. 432 bladzijden. Mijn onderzoek in het archief van het Sinte Katrinen Gasthuyse te Leiden nam een andere wending, dan oorspronkelijk werd gedacht. Het bracht niet alleen aan het licht, dat er verband tussen Cartularium B en de daarbij be horende charters bestond, maar ook het feit, dat er een voorloper van dit cartularium geweest moet zijn. Indien alle kenmerken, die werden opgespoord, met elkaar in verband worden gebracht, blijkt dit cartularium getiteld te zijn geweest „Caterine in Leyden". Het was een „zeer groot register", gebonden in een „hoorn caparkel", terwijl de bladen van parkament waren. Het aantal bladzijden kon op ongeveer 432 worden geschat. Zij werden beschreven „met een oude eenparige hant", die de charters op geografische wijze naar de ligging der eigendommen van het Gasthuis in Leiden en omliggende plaatsen had ingedeeld. De aantekeningen en nummers op de rugzijden der charters wezen er op, dat het in ongeveer 1434 is samengesteld. Verantwoordelijk voor deze kentekens zijn twee onbekend gebleven personen, die echter door hun geringe schriftelijke nalatenschap de weg hebben gewezen naar een verloren gegaan cartularium, dat in dit artikel Cart. X werd gedoopt. N. M. JAPIKSE.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1955 | | pagina 9