WAT EEN ONDERZOEK ÏN HET ARCHIEF VAN
HET „SINTE KATRINEN GASTHUYSE" TE LEIDEN
AAN HET LICHT BRACHT
54
De aan alle archivarissen bekende Handleiding voor het ordenen en be
schrijven van archieven schrijft in het eerste gedeelte van par. 59 (p. 100)
voor, dat titels van aankomst van vaste goederen in geografische hoofdafde
lingen moeten worden gesplitst en verder alfabetisch gerangschikt volgens de
plaatsen, straten enz. waar die goederen zijn gelegen. Deze werkwijze mag
alleen worden toegepast, zegt de toelichting, indien geen regelingssysteem be
kend is, dat vroeger in gebruik was. Mocht dit echter wel het geval zijn, dan
dient het tweede gedeelte van dezelfde par. te worden gevolgd. Dit wil dus
ze99en' dat in zulk een geval het oude regelingssysteem hersteld moet worden.
De toelichting geeft hiervan een markant voorbeeld: mocht nl. het cartularium
van een klooster bewaard zijn gebleven, dan bestaat dikwijls de mogelijkheid
de charters (titels van aankomst) te kunnen rangschikken naar de volgorde,
die in dit cartularium is aangegeven, terwijl veelal uitwendige kentekens (letters
of nummers) op een rangschikking volgens het cartularium wijzen.
Wie de beschrijving van de Archieven van de Gasthuizen te Leiden, samen
gesteld door mr. dr. J. C. Overvoorde e.a., raadpleegt, zal gewaar worden,
dat bij de ordening van deze archieven geen aanduiding van een oud systeem
te vinden was, zodat de beschrijvers zich genoodzaakt zagen aansluiting bij
de Handleiding te zoeken.1) Deze opzet blijkt consequent te zijn uitgevoerd,
ook daar waar het de inventarisatie van de titels van aankomst der vaste
goederen van de gasthuizen betreft. Hierbij wordt het voorschrift van par. 59,
le gedeelte, trouw gevolgd. Deze indruk wordt versterkt door het feit, dat
bij de beschrijving der charters noch wordt gewag gemaakt van een oud
systeem, noch van kentekens (letters of nummers), welke erop zouden kunnen
voorkomen. Anderzijds werd deze mening weer verzwakt door de omstandig
heid, dat in de regestenlijsten herhaaldelijk wordt verwezen naar de registers
van eigendomsbewijzen (cartularia)welke bewaard zijn gebleven. Toen ook
enkele titels van aankomst (charters) wat nader werden bekeken, bleken deze
te zijn voorzien van dorsale kentekens, zodat het vermoeden rees dat deze
verwezen naar een regelingssysteem, dat vroeger bij de gasthuizen in gebruik
was geweest.
Teneinde deze dorsale kentekens te identificeren en daaruit eventueel een
oud regelingssysteem te kunnen reconstrueren, werd besloten een proef te
nemen, doch deze te beperken tot een tweetal cartularia van het Sint-Catha-
rinagasthuis en een aantal losse charters, welke ogenschijnlijk met deze re
gisters correspondeerden.
Nader gepreciseerd omvatte het materiaal, dat zich in het gemeente-archief
van Leiden bevindt, de volgende archivalia:
1. Cartularium A (inv. nr. 455), waarin is geschreven: „Dit is een register
van allen brieven die Sinte Katrinen Gasthuyse tot Leyden toebehoeren", is
een in perkament gebonden register van eigendomsbewijzen en omvat 88 folio
1) Inleiding tot de inventaris, p. XIV.
55
bladen perkament. Twee hiervan zijn niet beschreven. De registratie der be
zittingen in dit cartularium schijnt, volgens de inventaris, in 1397 aangevangen
te zijn en geschiedde vrijwel in chronologische volgorde. Het slot levert enige
copieën van charters uit het jaar 1413, terwijl het oudst opgenomen charter
uit 1311 stamt.
2. Cartularium B (inv. nr. 456) is een in leer gebonden register van eigen
domsbewijzen, dat volgens de eerder genoemde inventaris in het begin der
16e eeuw werd samengesteld, terwijl tot in het begin der 17e eeuw charters
werden bijgeschreven. Het omvat 532 folio bladzijden perkament, waarvan
enkele ongebruikt zijn gebleven en enkele andere werden uitgescheurd. De
ordening van de gecopieerde charters in dit cartularium geschiedde op geo
grafische grondslag, zodat een overzichtelijk beeld van de bezittingen van het
gasthuis binnen en buiten Leiden kan worden verkregen.
3. Een aantal charters, inhoudende overdrachten van eigendommen aan
het Sint-Catharinagasthuis en voorzien van dorsale kentekens, die op een
oud regelingssysteem konden wijzen. Als hulpmiddel bij het uitzoeken van deze
charters werd de regestenlijst van mr. Overvoorde geraadpleegd, omdat hier
in is aangegeven welke charters óf in Cart. A óf in Cart. B óf in beide tege
lijk waren gecopieerd. Het leek alsof die charters de meeste kansen tot een
oplossing van de dorsale kentekens boden, welke én in Cart. A èn in Cart. B
waren opgenomen. Hieruit volgde, dat zij moesten zijn gedateerd tussen 1311
en 1413, het begin- en het eindjaar van het bestaan van Cart. A. Doch er
bleek ook uit de regestenlijst, dat er charters tussen 1311 en 1413 voor
kwamen, waarbij alleen werd verwezen naar Cart. B, waarschijnlijk omdat
hun inboeking in Cart. A vergeten was. Ook het omgekeerde geval deed zich
voor. Er waren ook charters tussen 1311 en 1413, waarbij alleen werd ver
wezen naar Cart A, waarschijnlijk omdat de op deze charters betrekking
hebbende eigendommen vóór de samenstelling van Cart. B voor het Gasthuis
waren verloren gegaan.
Al deze charters bevinden zich onder de nrs 1 t/m 362 van de regestenlijst.
Zodoende moesten 78 charters worden onderzocht. Tijdens het onderzoek
bleek dat nog drie charters, gedateerd na 1413, moesten worden bezien (reg.
nrs 436, 453, 568). Het totaal der te onderzoeken charters steeg dus tot
81 stuks.
Allereerst vroeg het probleem om een oplossing in hoeverre de charters in
relatie tot de cartularia stonden. Behalve uit een enkele naam bleken de dor
sale kentekens van de charters over het algemeen uit Romeinse cijfers te be
staan, soms vergezeld van een opmerking als „geboect in....", ,,in... geboect"
of uitingen van een dergelijke strekking. Voor een deel waren de Romeinse
cijfers wel en voor een ander deel niet doorgestreept. De laatste bleken te
corresponderen met de folia van Cart. B, de doorgestreepte cijfers echter niet
met die van Cart. A.
Alhoewel hiermede reeds is aangetoond, dat er tussen Cart. B en de charters
verband bestond, rees toch de vraag wat de doorgestreepte Romeinse cijfers
te betekenen hadden. Het viel op, dat bij het stellen van deze cijfers op de
charters twee personen aan het werk waren geweest. Persoon A gebruikte
voor de honderdtallen een ,,C" van bescheiden formaat, terwijl Persoon B
een typische royale „C" produceerde. Ook het woord „geboect" kon aan
Persoon A worden toegeschreven