77
BOEKBESPREKING
76
Uit t. CX (1952) van de Bibliothèque de l'Ecole des Chartes noemen wij
het artikel van Ch. Samaran, Le plus ancien cartulaire de Saint-Mont, het
in 1050 gestichte klooster der Cluniacensers in Gascogne. Dit cartularium
uit de lle-13e eeuw, ,,en forme de rouleau" en niet, als gebruikelijk, ,,en
forme de registre", wordt gepubliceerd. Over de waarde van Froissart
als historicus wordt veschillend geoordeeld. André Artonne, „Froissart his
toriën", weegt hem opnieuw t.a.v. zijn verhaal over het beleg van het kasteel
van Roche-Vendeix in Auvergne in 1390, getoetst aan contemporaine archief
stukken. Het oordeel is niet ongunstig. Archivistisch van belang is de
Etat sommaire des documents, entrés aux Archives Nationales par des voies
extraordinaires (dons, achats, échanges, dépots) van 1 Jan. 1942 tot 31 Aug.
1952, vervolg van dergellijke overzichten uit 1917, 1922, 1942; deze is bewerkt
door Michel Francois. Voor Nederland noteren wij daaruit; proces-verbaal
van houtverkoping te Katwijk, 14 Jan. 1812 (p. 170), copie d'actes divers
intéressant des Hollandais, enregistrée a Amsterdam, 27 Oct. 1813 (p. 186).
DE GESCHIEDENIS VAN EEN ARCHIEFDIENST
„Schiedamse miniaturen" doopte de verleden jaar afgetreden archivaris der
Maasstad een ontworpen reeks, op initiatief van het gemeentebestuur tot
stand gebracht door de Stichting ,,De Schiedamse Gemeenschap en bij deze
uitgegeven. Daarin zullen van de hand van collega Clement en zijn opvolger,
drs. Kuyer, een reeks bijdragen worden gepubliceerd, gewijd aan diverse
facetten van Schiedams historie. De oud-archivaris opent deze reeks, zinvol
met een schets van 40 blz. van de Stedelijke archief zorg en stadsgeschied-
schrijving. Hij handelt daarin over de zorg voor de archieven, waarover de
eerste, negatieve, berichten van 1604 dateren; pas in 1771 wordt van een
charterkamer melding gemaakt. De Gemeentewet stipuleerde in 1851 de archief-
zorg als overheidstaak, en in 1861 stelde dr. med. A. Maas, auteur van een
compilatie over de geschiedenis der stad, die, anders dan de werken van de
pensionaris W. Nieuwpoort uit de 17e eeuw en van diens nakomelingen
Vinck uit de 18e, in druk verscheen, voor een gemeente-archivaris te be
noemen. Merkwaardig is de motivering: niet om de archieven slechts te be
waren; thans is het wenselijk „dat zij worden bearbeid, en dat er geest en
leven in de archieven heersche". Maar ten slotte werd de zaak „aangehouden",
hetgeen zou duren tot het einde der 19e eeuw. In 1897 eerst werd de eerste
archivaris, jhr. mr. Humalda van Eysinga, „nebenamtlich" hij was commies
ter secretarie benoemd op een jaarwedde van f. 200, en ook voor dr. Hee-
ringa (1899-1911) en diens opvolgers Dresch (1911-1923) en dr. C. R.
Vermaas (1923-1938) was het archivariaat een bijbetrekking. Niettemin heb
ben beide eersten kans gezien de inventarisatie van het oud-archief te vol
tooien, dr. H. bovendien ook de rechtsbronnen en een Beschrijving van
Schiedam 1 te publiceren. Eerst onder de onlangs afgetreden titularis werd het
Schiedamse archivariaat een dagelijks functionnerende dienst en werd ook,
voor het eerst, lager personeel aangesteld. De inventarisatie van vrijwel alle
archiefbestanddelen werd voltooid: de indicering, o.a. van alle Schiedamse
kranten van 1847 af, is in vergevorderd stadium, en een enquête naar de aan
wezigheid van alle ter stede aanwezige archieven van verenigingen en bedrijven
is ondernomen. Ook hierdoor zal dit gemeente-archief zijn taak van plaatselijk
studiecentrum beter dan te voren kunnen vervullen.
A. Pathuis en E. Werkman, hist, drs., Beschrijving van de doop-, trouw
en begraafboeken enz. in de provincies Groningen en Drente, dagtekenende
van vóór de invoering van de Burgerlijke Stand, Ministerie van O., K. en W„
's-Gravenhage, 1953. 126 blz.
M. van de Venne, Beschrijving van de doop-, trouw- en begraafboeken
(overlijdensregisters) in de provincie Limburg, dagtekenende van vóór de
invoering van de Burgerlijke Stand, Ministerie van O., K. en W„ s-Gravenr
hage, 1953. 150 blz.
Als ik mij niet vergis, voltooien de hierboven aangekondigde boeken de rij
der beschrijvingen van de Retroacta van de Burgerlijke Stand in de rijksarchief
depots.*) Die voltooiing heeft wel lang op zich laten wachten. De eerste be
schrijving (Zeeland) verscheen 6 jaar na de Kon. Besluiten van 1919, waarbij
de overbrenging van de doop-, trouw- en begraafboeken, de lijsten van aan
gegeven lijken enz. van de gemeentehuizen naar de rijksarchiefdepots iri de
provincies werd gelast. Deze beide verschenen 34 jaar na die besluiten. Een
tijdsverschil van 28 jaar, dat met geen enkel woord in de inleidingen wordt
verontschuldigd. Uiteraard wil dit niet zeggen, dat de beschrijvingen niet eerder
klaar waren. Maar de oorlog en de armoede nadien zullen belet hebben de
gereedliggende kopij ter perse te leggen. Dat mogen wij althans zeker conclu
deren uit de mededeling in de Groningse inleiding, dat de overbrenging in die
provincie in 1928 was voltooid. Het is om vele redenen heel jammer, dat de
Regering in de jaren dertig gemeend heeft de werkloosheid, ook van typografen,
te moeten vergroten. En dat terwijl op de uitgave der beschrijvingen van de
Retroacta door velen met verlangen werd gewacht. Ook vóór de „sibbekunde
en de geëiste verklaringen inzake „arische afstamming behoorden de doop- en
trouwboeken tot de meest geraadpleegde stukken.
De drie bewerkers zeggen niet waarom zij de titel Retroacta van de. Burger
lijke Stand niet hebben overgenomen van de eersteling. Wel prijkt deze in
beide boeken boven de linker pagina's, en in de Limburgse inleiding wordt
gezegd, dat al deze boeken kortweg Retroacta van de Burgerlijke Stand ge
noemd worden. Maar dit „kortweg" is geenszins de bedoeling geweest van
de samensteller der Zeeuwse beschrijving. Hij, als orthodox leerling van de
kleine, grote Fruin, had zich terdege rekenschap gegeven van de vraag in welke
qualiteit deze van huis uit zeer uiteenlopende archivalia waren verenigd. Zij
zijn daar ten rijksarchieve ex officio geen kerkelijke doop-, trouw- en begraaf
boeken meer zomin als zij dit nog waren in de mairieën en gemeentehuizen
maar, zoals dat bij vele archieven voorkomt, bescheiden uit een tijdvak
voorafgaand aan het tijdstip, waarop het eigenlijke archief een aanvang neemt.
„Zonder de moderne Burgerlijke Stand waren deze uit archivalies oogpunt
wonderlijke samenraapselen niet samen geraapt" (Retroacta Zeeland, pag. III).
De heer Pathuis, die de Groningse verzameling met consequente eenvormig
heid, het sieraad van een goede inventaris, beschreef, heeft de retroacta niet
beschreven „per burgerlijke gemeente De indeling naar de kerkelijke ge
zindten over de gehele provincie verdedigt hij m.i. voor zijn gewest afdoende.
Nog niet! Die van Noord-Brabant zijn in bewerking. (N. v. d. R.).