10
Als voorzitter van onze Vereniging nam ik deel aan de congresdag, welke
door de „Studiekring voor Documentatie en administratieve organisatie bij de
Overheid (de S.O.D.) op 15 en 16 October 1953 te Arnhem werd gehouden,
en waar o.a. ons medelid mr K. Schaap, archivaris van Arnhem, sprak over
het „Beheer van het oud-archief der gemeente in zijn verhouding tot de mo
derne archiefverzorging."
Van het Bestuur van de „Nederlandse Documentalistenkring" ontvingen wij
het bericht, dat in de ledenvergadering van deze kring van 11 November 1953
de naam van deze organisatie is gewijzigd in „Nederlandse Vereniging van
Bedrijfsarchivarissen". Op uitnodiging van het Bestuur woonde ik de Alge
mene Ledenvergadering bij, welke deze vereniging op 24 Februari 1954 te
Amsterdam gehouden heeft en waarop onze collega dr S. Hart gesproken
heeft over „De bedrijfsarchivaris en het publiek archiefwezen"
Op 7 September 1.1. nam ik als Uw voorzitter deel aan een vergadering
van het zogenaamde „Contactcentrum voor het archief-, bibliotheek-, docu
mentatie-en reprografiewezen" („Contactcentrum A.B.D.R.") waarin de voor
zitters van de organisaties, welke op deze terreinen werkzaam zijn, een ge
legenheid vinden tot incidenteel contact ter bespreking van gemeenschappelijke
belangen.
Ik meen, dat het zeer nuttig zal zijn en in het werkelijk belang van het
gehele Nederlandse archiefwezen, wanneer deze vriendschappelijke contacten
niet alleen gehandhaafd blijven, maar steeds sterker zullen worden en tot steeds
nauwere samenwerking zullen leiden.
Verblijdend ;s de belangstelling, welke in deze kringen voor onze principes
over het beheer der oude archieven blijkt te bestaan, zoals het evenzeer ver
blijdend is, dat in onze eigen kring de belangstelling voor de problemen van
het beheer der moderne lopende archieven voortdurend groeit. Door een onder
ling, nauw en vriendschappelijk contact kan wederzijds deze gunstige groei
slechts bevorderd worden.
Een bijzonder verblijdend feit, dat eigenlijk reeds in het vorige verslagjaar
heeft plaats gevonden, maar dat toch eerst in de laatste maanden van 1953
zijn formele voltooiing vond, is de ruil van archiefstukken tussen België en
Nederland. Hiermee zijn dan eindelijk de langdurige onderhandelingen met
succes bekroond en het is zeer verheugend, dat ook ditmaal weer, evenals
in 1926 bij de ruil met Pruisen, de ruil heeft plaats gevonden op grond van
het beginsel van herkomst en dat in de overeenkomst de bepaling is opge
nomen, dat in de ruil ook begrepen zijn stukken, welke later nog door een
der partijen gevonden zullen worden, wanneer deze voldoen aan de overige
bepalingen van het contract. In Nederland hebben vooral de Rijksarchieven
in Limburg en Gelderland door deze ruil zeer belangrijke aanwinsten ver
worven. Het moet een grote voldoening voor de heer Graswinckel zijn ge
weest dat hij, die in 1926 een zo groot aandeel had aan de voorbereiding van
de ruil met Pruisen, vóór het einde van zijn ambtsperiode ook nog deze ruil
met België tot stand wist te brengen. Met voldoening hebben wij vernomen,
dat hij door Z.M. de Koning der Belgen tot groot-officier in de orde van de
Kroon van België is benoemd1).
In Ned. Archievenblad 1953/54 p. 144 was abusievelijk vermeld: toekenning
van het grootkruis (N. v. d. R.).
11
Bij K B. van 17 Augustus 1.1, is bepaald dat de registers van de Burgerlijke
Stand van 1 Januari 1843 tot 31 December 1882 van de griffies der arrondis
sementsrechtbanken, waarin zij berusten, naar de rijksarchiefbewaarplaatsen
zullen worden overgebracht. Hoezeer dit ook is in de geest der Archiefwet
en hoezeer wij dazurom dit besluit waarderen, de uitvoering hiervan zal door
gebrek aan ruimte in verschillende van onze rijksachiefbewaarplaatsen belem
merd worden; zo wordt de voorziening in de behoefte aan bergruimte in deze
bewaarplaatsen steeds meer noodzakelijk en tot een onvermijdelijke conse
quentie van het genomen besluit. Dit klemt te meer omdat, tengevolge van
ditzelfde gebrek aan ruimte, zelfs het K. B. van 23 April 1929, dat de over
dracht van de registers van de Burgerlijke Stand van 1811 1842 voorschrijft,
nog niet in alle provincies kon worden uitgevoerd.
in het Archievenblad, dat ons op zo uitstekende wijze op de hoogte houdt
van al wat er aan belangrijks voor het Nederlandse archiefwezen te melden
valt, hebben wij met voldoening kunnen lezen, dat in het nieuwe stadhuis van
Eindhoven een aan alle eisen voldoende archiefbewaarplaats met moderne
outillage zal worden ingericht, dat in 's-Hertogenbosch plannen in bewerking
zijn om het gemeente-archief onder te brengen in het z.g. Refugiehuis van Sint-
Geertrui in de St-Jansstraat, en dat in Schiedam een nieuw stadhuis zal wor
den gebouwd, waarin ook een nieuwe gemeentelijke archiefbewaarplaats zal
worden gehuisvest.
Het Nederlands Economisch Historisch Archief te s-Gravenhage, dat sinds
zijn oprichting in 1914 een rijke hoeveelheid oudere bedrijfsarchieven wist te
verwerven en dat zijn bewaarplaatsen had in het gebouw aan de Laan Copes
van Cattenburch en op de bovenverdieping van een schoolqebouw, raakte in
1952 in moeilijkheden doordat het gemeentebestuur van 's-Gravenhage aan de
vereniging het gebruik van deze laatste ruimte opzei, daar zij nodig was voor
het onderwijs. Het gemeentebestuur stelde een zolder in het Openbaar Slacht
huis beschikbaar, maar tegen een huurprijs, welke de vereniging niet kon dra
gen. Om deze huurprijs te reduceren werd slechts een gedeelte van deze zol
der geoccupeerd, waardoor noodgedwongen de archieven zo compact moesten
worden opgestapeld, dat zij voor raadpleging ontoegankelijk werden; van op
berging op rekken kon geen sprake zijn. In 1953 is aan deze ongewenste toe
stand gelukkig een einde gekomen doordat het gemeentebestuur van s-Gra
venhage, mede door bemiddeling van het departement van O., K. en W., aan
het Archief een subsidie verleende ten bedrage van de huursom, verschuldigd
voor het gebruik van de hele zolder. De vereniging heeft daarop dus deze
gehele zolderruimte tot archiefbewaarplaats kunnen inrichten, zodat deze be
langrijke archieven weer voor het wetenschappelijk onderzoek toegankelijk zijn
geworden. Met prof. Brugmans verheugen wij ons over deze gunstige gang
van zaken.
Van vérstrekkende betekenis lijkt het ons te zijn, dat de gemeenteraad vau
onze hoofdstad Amsterdam besloten heeft aan de gemeentelijke archivaris de
inspectie op te dragen van de archieven, welke bij de hoofden van de 24 af
delingen der gemeente-secretarie en bij de directeuren van de 34 diensten
en bedrijven in beheer zijn. met de verplichting daarvan jaarlijks aan B. en W
verslag uit te brengen. Voor zover wij weten was een dergelijke regeling voor
dien alleen in Heerlen en Maastricht getroffen. V/ij hopen van harte, dat het
voorbeeld van Amsterdam in alle grote steden van ons land spoedige navolging