2 Afgevaardigden in de „Centrale": F. H. C. Weytens en (plv.) dr A. J. van de Ven. Afdeling van gemeente- en waterschapsarchiefambtenaren N.B. Het jaartal achter de namen geeft het jaar aan, waarin de aftredenden niet herkiesbaar zijn. Mej. dr G. H. Kurtz, voorzitster (1956). C. D. Goudappel, secretaris (1955). W. J. van Hoboken, wnd. penningmeester (1957). Vertegenwoordiger uit het hoofdbestuur: mr H. L. Hommes. Afgevaardigde in de „Centrale": dr S. Hart. VERSLAG DER ACHTENZESTIGSTE ALGEMENE VERGADERING De vergadering werd gehouden op 18 September 1954 in het Gulden Vlies te Alkmaar, waar het gezelschap voordien ten stadhuize door de burgemeester mr. M. Wytema was verwelkomd met een toespraak, die door dr. G. W. A. Panhuysen werd beantwoord met een rede, waarin hij herinneringen op haalde aan de merkwaardige figuur van Alkmaar's eerste archivaris C. W. Bruinvis. De voorzitter opent om 14.45 uur de vergadering, die blijkens de presentie lijst wordt bijgewoond door 78 leden. Bericht van verhindering is ingekomen van de heren Bsrrau, Bloemen, Van Buytenen, De Greef, Linssen, Mulder en Prinsen Geerligs. Vervolgens brengt hij het jaarverslag over 1953/4 uit, dat hierna (p. 6) is afgedrukt. De notulen van de 66e en 67e Algemene Vergadering, die in het Archieven blad zijn afgedrukt, geven niet tot opmerkingen aanleiding. Hierna brengt de penningmeesteresse haar jaarverslag uit. Zij deelt mede dat de kas dit jaar sluit met een batig saldo van f 145.72, terwijl de schuld aan het fonds voor de archief gids nog slechts f 100 bedraagt. Aan contributies is in totaal ontvangen f 1800; met de subsidie van f 200 van het Departement van O., K. en W. voor het Archievenblad vormt dit onze voornaamste bron van inkomsten. De grootste uitgave, die hier tegenover staat, is die voor de uitgave van het Archievenblad, nl. f 1378.23. Aan verenigingskosten is bijna f 300 uitgegeven. De beide afdelingen ontvingen hun jaarlijkse subsidies, te zamen f 60; aan lidmaatschappen van andere verenigingen werd betaald f 78.52. Het was mogelijk in het fonds voornoemd f 200 terug te storten, waardoor het bedrag, dat in de na-oorlogse jaren daaruit genomen is moeten worden, op f 100 na, thans weer is aangezuiverd. Wij kunnen dus spoedig weer beginnen dit fonds aan te vullen, iets wat met het oog op een nieuwe uitgave van de Handleiding zeer wenselijk is. Het is thans f 2154.10 groot. De penningmeesteresse verleende haar bemiddeling bij het overdragen van een bijdrage van f 500 aan het Tehuis voor Archiefambtenaren in Nederland. De kascommissie, bestaande uit de heren Groesbeek en Wortel, rapporteert bij monde van laatstgenoemde, dat de administratie van de penningmeesteresse in orde is bevonden en stelt voor haar décharge te verlenen. Hiertoe wordt onder dankzegging besloten. De voozitter stelt daarop de wijziging van art. 20 van het huishoudelijk reglement aan de orde, met de toelichting dat de bedoeling hiervan niet is aan het bestaan der twee afdelingen te tornen; het lidmaatschap daarvan blijft voor de betrokkenen verplicht. Mej. Maris vraagt, waarom niet de mogelijkheid wordt geopend meer afdelingen te vormen. De voorzitter antwoordt, dat het bestuur van de feitelijke toestand uitgaat: als het nodig is, kan het reglement gewijzigd worden. Dr Moll vraagt, waarom de wijziging wordt voorgesteld. Mej. Prins antwoordt, dat dit een gevolg is van de statutenwijziging van de afdeling Rijksarchiefambtenaren, waarbij gebleken is dat deze zichzelf niet kan opheffen. De voorzitter voegt hieraan toe. dat het dus alleen gaat om een formele wijziging teneinde de mogelijkheid van een conflict tussen de vereni ging en de afdeling op te heffen. Hierna wordt het bestuursvoorstel met op één na algemene stemmen aangenomen. Art. 20 van het H. R. komt daardoor als volgt te luiden: „In de vereniging kunnen twee afdelingen bestaan, een tot het behartigen van de materiële belangen dar archiefambtenaren in dienst van Rijk en Pro vincie, en een tot het behartigen van de materiële belangen van de archief ambtenaren in dienst van gemeente, waterschap, veenschap en veenpolder". De voorzitter maakt vervolgens de namen bekend dergenen, die door het bestuur bereid zijn gevonden zitting te nemen in de commissie voor de moderne archieven; het zijn de heren Mensonides als voorzitter en mej. Jurriaanse, met als plaatsvervangster mej. Ruys, en de heren Formsma, Van Loo en Schaap als leden. De heer Brouwer spreekt er zijn verwondering over uit, dat het bestuur niet dr Groeneveld candidaat stelt voor het voorzitterschap. De voorzitter antwoordt, dat de kwestie der moderne archieven reeds lang voor het op treden van dr Groeneveld aan de orde was. Het bestuur had tegen de door hem voorgestane oprichting van een afzonderlijke sectie grote bezwaren, die door het grootste deel der leden werden gedeeld. Bijgevolg was hij voor het bestuur onaanvaardbaar als voorzitter van de door het bestuur voor gestelde commissie. Wel is hij bij herhaling als lid aangezocht, maar hij heeft steeds geweigerd. De heer Brouwer hoopt, dat hij zijn bezwaren tegen het lidmaatschap wil laten vallen. Dr Groeneveld verduidelijkt dan zijn houding: na de verwerping van zijn voorstel tot oprichting van een sectie was hij van mening, dat een commissie beter was dan in het geheel niets. Hij was ook bereid tot samenwerking in een commissie, mits onder bepaalde gargnties dat deze op korte termijn tot resultaten zou komen. Aangezien die garanties vrnl. te vinden zouden zijn in de samenstelling van die commissie en hij daarvan thans geen grote verwachtingen heeft, zou hij van de voorgestelde commissie zelfs geen voorzitter willen zijn. Hoewel hij de problematiek der moderne archieven het liefst had aangevat via het traditionele orgaan, de Vereniging van Archivarissen, ziet hij wel andere wegen om daartoe te komen, bv. door aansluiting bij de Vereniging van Bedrijfsarchivarissen. De voorzitter meent, dat dr Groeneveld ook in een commissie van deze samenstelling nuttig werk kan doen. De heer Brouwer vraagt of er geen andere candidaten te vinden zijn onder de leden, die zich met moderne archieven bezig houden. De voorzitter zegt, dat de daarmede samenhangende problemen niet alleen benaderd moeten worden vanuit het standpunt der be heerders van moderne archieven, maar ook van dat van de beheerders der

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1955 | | pagina 5