INVENTARISATIE VAN GECODIFICEERDE
ARCHIEFBESTANDDELEN
16
Door het Ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen werd een
inventaris uitgegeven, van de hand van de heer M. P. de Bruin, van de in
het Rijksarchief in Zeeland te Middelburg opgenomen Archieven van de
Rijkswaterstaat in Zeeland (1664) 1800 1849 1859":lVoor zover mij
bekend is werd nog nimmer tevoren een archiefinventaris gepubliceerd waar
in, zoals hier het geval is, „gecodificeerde'' archiefbestanddelen werden be
schreven.
De Handleiding voorziet niet in voorschriften, die voor de techniek van
inventarisatie van moderne archieftypen moeten worden gevolgd. De samen
stellers der Handleiding hadden de ordening en beschrijving van zeer oude
archieven voor ogen en zij waren nog niet toegekomen aan de problematiek
der moderne archieven.
Tegen deze achtergrond gezien is het als een uit archivistisch oogpunt
interessant experiment te beschouwen, dat bij het Rijksarchief in Zeeland
gepoogd is een oplossing te vinden voor de inventarisatie van „gecodificeerde"
archiefbestanddelen, zoals er twee voorkomen in het archief van de Rijks
waterstaat in Zeeland. In dit kader kan het vragen van belangstelling voor
een poging om de problemen meester te worden, die worden opgeroepen bij
het inventariseren van gecodificeerde archiefbestanddelen, gezien worden als
een bijdrage tot het verder ontwikkelen van de kennis der archiefzorg. Het
Zeeuwse experiment verdient op deze grond nadere aandacht, zij het ook
dit moge onmiddellijk daaraan worden toegevoegd dat uit de nadere
beschouwingen ervan een besef van volkomen onbevredigdheid resulteert. Naar
mijn mening toch is dit experiment niet geslaagd. De overweging van een
aantal details zal voldoende adstructie van dit oordeel opleveren.
Het archief van de Rijkswaterstaat in Zeeland valt in twee hoofdafdelingen
uiteen. De eerste, in de inventaris gemerkt met de letter A, omvat de archieven
van de Hoofdingenieurs van de Waterstaat in Zeeland en het archief van
het Amortisatie-Syndicaat (Agentschap domein te Sas van Gent). De tweede
hoofdafdeling, gemerkt B, omvat de archieven van de arrondissements
ingenieurs. De hoofdafdeling A bestaat uit een viertal afdelingen, die ge
merkt zijn I—IV, te weten:
I. „Archief Schraver" (1664) 1800—-1824.
II. Archief van de Hoofdingenieurs van de Waterstaat (18e eeuw) 1825-
1849 (1859).
III. Archief van het Amortisatie-Syndicaat (Agentschap domein Sas van
Gent) 1828—1841.
IV. Archief van de Hoofdingenieurs in het voormalig Staats-Vlaanderen
(1762) 1808-1824.
In de afdelingen II en IV komen gecodificeerde bestanddelen voor, die
beide door de inventarisator op dezelfde wijze zijn geïnventariseerd. Van
de afdeling II, die uit drie onderafdehngen bestaat, gemerkt 13, en die
x) Zie ook Ned. Archievenblad 1953/54 p. 124 (N. v. d. R.).
17
bovendien van een appendix is voorzien, omvat de onderafdeling 1 het „ge
codificeerde" archief.
De afdeling IV bestaat, op een tweetal inventarisnummers na, omvattende
stukken uit de jaren 1808-1814 in 2 pakken (inv.nrs 681, 682), uit de „Dos
siers Van Diggelen" -Van Diggelen was opvolger van de hoofdingenieur
Schraver, wiens archief in de afdeling I is vervat (ondergebracht in de in
ventarisnummers 683—731) en gevolgd door een aantal inventarisnummers
(732—760) betreffende buiten de „dossiers" voorkomende stukken van de
zelfde functionaris.
Voor een nadere ontleding van de inventarisatiearbeid bepaal ik me tot
het archiefbestanddeel, dat in de afdeling II van de inventaris is begrepen,
daarbij overwegende dat de te maken opmerkingen evenzo van toepassing
zijn op de afdeling IV van de inventaris, waarvan de bewerking in niets af
wijkt van die welke voor afdeling II werd toegepast.
Het overige deel van de inventaris blijft geheel buiten beschouwing, omdat
de aard daarvan buiten het onderwerp valt van deze overwegingen, die slechts
betrekking hebben op het probleem van de inventarisatie van gecodificeerde
archiefbestanddelen
Het archief van de Hoofdingenieurs van de Waterstaat, dat een periode
van 1825 1849 (1859) bestrijkt, valt uiteen in drie onderafdehngen, met
name in:
1. Het „gecodificeerde" archief,
2. Stukken van bijzondere aard,
3. Financiële stukken, vrnl. met betrekking tot de calamiteuse polders;
enige stukken zijn tenslotte gebracht onder het hoofd „Appendix".
Theoretisch gesproken zou men bij een onderwerpsordening van stukken
niet anders verwachten dan dat alle voorkomende stukken op hun onder
werp zijn gebracht. De bij de classificatie van onderwerpen gevormde ru
brieken zouden immers zodanig behoren te zijn verdeeld dat elk onderwerp,
waartoe de stukken gebracht kunnen worden, in de classificatie c.q. in de
code voorkomt. Wat dus insluit, dat buiten de rubrieken geen stukken voor
komen, althans behoeven voor te komen. Bij rubrieksvorming, dus bij ge
codificeerd archief, moet worden aangenomen dat alle voorkomende stukken
in de rubrieken kunnen worden opgedeeld.
Dit veronderstelt natuurlijk een goede classificatie. En een van de belang
rijkste voorwaarden daartoe is ongetwijfeld, dat althans bij de hoofdrubrieken
rekening is gehouden met het verschijnen van stukken van algemene aard,
die dus betrekking hebben op een hoofdrubriek, stukken van bijzondere aard,
die dus betrekking hebben op onderrubrieken, en tenslotte stukken van ver
schillende aard, die noch in de hoofdrubriek, noch in de onderrubrieken goed
geplaatst zouden zijn en die daarom onder de rubriek „diversen" of „varia"
vallen. Zo derhalve, dat bij het coderen van de classificatie voldoende reke
ning is gehouden met de generalia, de specialia en de miscellanea.
Een andere voorwaarde voor een goede classificatie is natuurlijk het
moet eigenlijk overbodig geacht worden daarop afzonderlijk de aandacht te
vestigen -dat de onderverdelingen zo ver zijn uitgewerkt, dat de gehele
variëteit van stukken in de rubrieken kan worden ondergebracht.
Daarbij dient verondersteld te worden dat tijdens de dynamische periode
de registratuur zo consequente behandeling vond dat niet allerlei stukken om