94 belangstelling zullen krijgen voor de verzorging hunner archieven. Daarna schorst hij voor enkele ogenblikken de vergadering. Na de heropening wenst de voorzitter de rijksarchivaris in Gelderland, mr A. P. van Schilfgaarde, geluk met zijn benoeming tot officier in de Orde van Oranje-Nassau. Daarna deelt hij mede dat bericht van verhindering is inge komen van de heren Ter Kuile, Linssen, Loeff, Naudin ten Cate, Prinsen Geerligs, Puland en Wortel. Op het verzoek van de heer L. J. Nordt, in het bezit van het diploma van bedrijfsarchivist, als lid te worden toegelaten wordt m.a.s. gunstig beschikt. De voorzitter stelt dan aan de orde het prae-advies van het bestuur inzake het instellen van een commissie voor moderne archieven en zet uiteen, dat het bestuur zich in dezen stelt achter de meerderheid van de commissie- Formsma. De heer Brouwer informeert naar de samenstelling van de te vormen commissie. De voorzitter antwoordt, dat deze benoemd zal worden door de algemene vergadering; het bestuur is nog niet in staat een voordracht op te maken, maar de leden kunnen wensen naar voren brengen. De heer Don vraagt, of de instelling van een commissie kan leiden tot vorming van een sectie. De voorzitter antwoordt, dat dit in strijd is met de bedoeling van het voorstel. Mr Van t Hoff beveelt een zo groot mogelijke zelfstandigheid van de commissie aan. De voorzitter is het hiermede eens; hij verwijst voor een analoge vorm van werkzaamheid naar de commissie tot herziening van de Archiefwet. Bij de installatie der commissie kan haar taak omschreven worden. Op verzoek van de heer Ortmans leest de secretaris uit het rapport van de commissie-Formsma de alinea's voor, waarin het standpunt van de minderheid dezer commissie, bestaande uit de heer Groeneveld, is vervat. De voorzitter zegt, dat de grote opkomst op deze vergadering bewijst, dat de belangstelling der leden voor de moderne archieven groeiende is en dat op die grond het vormen van een sectie, die zich los van het geheel met dit vraagstuk zal bezig houden, dient te worden afgekeurd. De heer Van Giessel vraagt, of de commissie zich zal verdiepen in registra tuurproblemen. De voorzitter antwoordt, dat dit slechts één kant van de zaak is; de commissie zal zich evenzeer bezig moeten houden bv, met het vernieti gingsprobleem en met buitenlandse archieven. Dr Formsma meent, dat de commissie zich moet onthouden van zaken, die uitsluitend de registratuur be treffen, zoals de indeling in dossiers en de wijze van nummering. Men moet het vraagstuk in een algemene vorm zien: wat is de verhouding tussen archi varissen en registratoren in de toepassing van de beginselen van archivistiek en administratie; verstaat men eikaars taal wel voldoende; wat zijn de wensen van de administratie met betrekking tot de oude archieven en hoe staat men tegenover het omwerken van een gevormd archief volgens een nieuwer systeem: wat zijn de consequenties van het aanvullen van archieven met allerlei documen tatiemateriaal; wat voor gevolgen brengt splitsing van departementen voor de archieven mede? Het is gewenst dat de commissie, zo nodig, advies vraagt aan personen, die buiten het archiefwezen staan, en dat er archivarissen van de oude stempel in zitting hebben, die ook ervaring hebben met moderne archieven. Vorming van een afzonderlijke sectie zou tot gevolg hebben, dat al deze vraagstukken, waar ook de herziening van de Handleiding mee samen hangt, aan de andere leden der Vereniging ontgaan. De voorzitter dankt 95 dr Formsma voor deze uitvoerige toelichting en de door hem geleide commissie voor het belangrijke werk, door haar verricht. Op verzoek van de heer Ortmans zegt de voorzitter toe zich te zullen beraden op publicatie van het volledige rapport van de commissie-Formsma. Dr Groeneveld verdedigt het door hem in die commissie ingenomen stand punt. Hij wijst op de grote achterstand, die in de bestudering van dit probleem bestaat: wil men deze op soepele wijze wegwerken, dan kan dat het beste geschieden in een sectie, die meer energie kan opbrengen en vrijer in haar beweging is dan een commissie. Hij acht dit belangrijker dan de formele be zwaren, die tegen het vormen van een sectie zijn naar voren gebracht. De voorzitter meent, dat een studiecommissie sneller tot resultaten kan komen en zegt dat men de belangstelling niet tot een kleine kring moet beperken. Mr Obreen zegt, dat de algemene zaken het best op een ledenvergadering besproken kunnen worden, maar acht het niet uitgesloten, dat er bijzonder heden zijn, waarvoor een kring van direct belanghebbenden meer in aanmerking komt. Hij stelt voor, dat men, nadat de commissie een jaar gewerkt heèft, nog eens op de mogelijkheid van sectievorming terug zal komen. De voorzitter antwoordt, dat men de zaak altijd nog eens kan bezien; ook de studiecommissie kan tot de conclusie komen, dat tot vorming van een sectie moet worden overgegaan. De heer Ten Cate zou het een bezwaar vinden, wanneer de sectie op dezelfde tijd vergaderde als de afdeling Rijksarchiefambtenaren: hij heeft voor beide belangstelling. Dr Formsma zegt, dat ieder lid zijn moeilijkheden ter kennis van de commissie kan brengen, zodat de commissie die kan bestuderen. De heer Van Loo verklaart zich voorstander van een commissie, omdat een sectie zou uitgroeien tot een tweede vereniging. Het bestuursvoorstel wordt daarop met 47 tegen 10 stemmen aangenomen. De heer Brouwer is van oordeel, dat het element der nieuwe archieven in de commissie sterk vertegenwoordigd moet zijn en noemt in dat verband enige namen. De voorzitter zegt, dat ook oudere leden met ervaring zitting dienen te nemen. Mr van Schilfgaarde wil de benoeming aan het bestuur overlaten, maar de voorzitter wijst dit af. Op de vraag van mr Van 't Hoff of het dan niet aanbeveling verdient de commissie-Formsma tot de volgende ledenvergadering te continueren, antwoordt de voorzitter, dat deze reeds over vier maanden gehouden zal worden. Bij de rondvraag informeert mej. Kurtz naar ervaringen, opgedaan bij de toepassing van T.L.-buizen in archiefdepöts. De heer Van Loo antwoordt, dat deze bij de Staatsmijnen worden gebruikt en dat er tot nu toe van een schade lijke inwerking niet gebleken is; de toekomst moet evenwel zekerheid geven. De heer Ten Cate vraagt naar de werkzaamheid van de commissie voor de Handleiding. De voorzitter antwoordt, dat dit punt de aandacht van het bestuur heeft; het zal trachten op korte termijn de commissie te reactiveren, daar langer uitstel van de herziening hoogst ongewenst is. De heer Van Loo vraagt om inlichtingen over de Vereniging van Bedrijfs- archivarissen; hij krijgt de indruk dat twee verenigingen zich op hetzelfde terrein bewegen, ook wat de opleiding betreft, zodat een bedrijfsarchivaris voor een moeilijke keuze staat. De voorzitter antwoordt, dat opleiding en organisatie twee verschillende dingen zijn; voor beide is het gewenst, dat men over en weer tot samenwerking en afbakening van het eigen terrein komt.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1954 | | pagina 2