116 II GELIJKNAMIGE KINDEREN UIT ÉÊN HUWELIJK Op pag. 74 van de vorige aflevering van dit orgaan deelt mr J. J. Beyerman mede, dat, indien uit één echtpaar kinderen worden gevonden met dezelfde voornaam, in 99 van de 100 gevallen kan worden aangenomen, dat alleen het laatste kind in leven is gebleven, en de andere vroeg zijn overleden. Over genoemd percentage kan men van mening verschillen, en dit alleen zou mij nog niet tot schriftelijke reactie hebben aangezet. Mijn bezwaar richt zich echter vrnl. tegen de consequentie, die in de praktijk door mr B. uit bo vengenoemde veronderstelling wordt getrokken: op de fiches, vermeldende de oudere kinderen met dezelfde voornaam, wordt nl. het teken f geplaatst, ge volgd door de doopdatum van het volgende kind met dezelfde voornaam. Een dergelijke aanduiding acht ik een gevaar voor de opbouw van ver antwoorde genealogieën. Het lijkt mij toch niet wetenschappelijk, een waar schijnlijkheid (welke m.i. nog voor betwisting vatbaar is) aan te geven door een positief schijnende aanduiding. Indien men het fichessysteem wil verbeteren, waarom dan niet een blote verwijzing naar de andere gelijknamige kinderen, zodat de onderzoeker gewaarschuwd wordt en zelf zijn conclusies kan trek ken, mede uit andere bescheiden, die veelal vollediger en betrouwbaarder zijn dan de retroacta van de B. S.? Aangezien een archievenblad geen genealogisch tijdschrift is, meen ik met de bovenstaande opmerking te moeten volstaan, maar tenslotte nog dit: in mijn bezit zijn een aantal aantekeningen betreffende enige tientallen paren van gelijknamige kinderen (meestal onderscheiden door het achtervoegsel ,,de oude en ,,de jonge verzameld uit een zeer beperkte hoeveelheid meest sche- penbanks-archivalia. Vele daarvan zijn bewijsbaar uit één huwelijk. Mogelijk bestaat er gelegenheid deze kwestie uitvoeriger te behandelen in „De Bra bantse Leeuw", genealogisch (etc.) maandblad van het Prov. Genootschap voor Kunsten en Wetenschappen in Noord-Brabant. H. J. BERNSEN III DEZELFDE VOORNAAM (VOORNAMEN) BIJ BROERS OF ZUSTERS Enerzijds verheugt het mij, anderzijds verbaast het mij, dat men zoveel aan dacht heeft willen besteden aan de inhoud van mijn laatste bijdrage in het Archievenblad. Wat betreft de reactie van mijn waarde ambtgenote te Haar lem kan ik heel kort zijn. Wat de door haar gesignaleerde verbastering van familienamen betreft bemerk ik met genoegen, dat Haarlem in dezen Dordrecht naar de kroon steekt: ook te Dordrecht komen de sterkste staaltjes van „op de klank af schrijven van familienamen voor, waarbij, merkwaardigerwijze, vooral de vrouwsnamen het moeten ontgelden. Wat betreft haar opmerking, dat het minder verantwoord zou zijn een werkloze met min of meer beperkte verstandelijke vermogens aan het maken van de bewuste concordantie te zet ten zij tot haar geruststelling medegedeeld, dat de tot nu toe in de vorm van steekproeven op zijn werk uitgeoefende controle geen noemenswaardige fouten aan het licht heeft gebracht, terwijl anderzijds zijn werkzaamheden zich voor- 117 opia bepalen tot het vervaardigen ener concordantie op de doop- en trouw boeken uit de 18e en het begin der 19e eeuw, dus uit een tijd, waarin de verschrijvingen veel minder in aantal en veel minder omvangrijk zijn dan in de 17e en het einde der 16e eeuw. Wat betreft de aandacht, die mr H. Bernsen aan mijn arakei heeft willen wijden moet ik iets uitvoeriger zijn. Hij toch verschilt met mij van mening over de door mij geponeerde stelling1) dat, wanneer er twee of meer kinderen met dezelfde voornaam of voornamen uit hetzelfde huwelijk geboren en/of gedoopt worden, dit er bijna steeds op wijst, dat he. eerste of de eerste kinderen met die voorna(a)tn(en) jong overleden zijn en wel vóór de datum van geboorte of doop van het volgende kind met die zelfde voornaam of voornamen. Hij grondt zijn stelling, dat dit lang met altij het geval is, op de door hem opgedane ervaring, evenals ik de mijne op de door mij opgedane. Deze tegengestelde ervaring is een feit waarover uiter aard niet te discuteren valt. Wij hebben hier misschien met locale verschillen te doen of misschien ook met een verschillende houding tegenover dit soort naamgeving van Katholieken en Protestanten. Ook ik ben wel eens een enke qeval tegen gekomen waarin twee volle of halve broers of zusters mderdaa volkomen identieke voornamen droegen (gevallen als Hendrik Jan en jan Hendrik behoren hier natuurlijk niet toe), maar te Dordrecht wijst het voor komen van dezelfde voornaam (voornamen) bij kinderen uit hetzelfde hu welijk zo goed als zeker op het jong overlijden van het eerste of de eerste kinderen met die voorna(a)m(en)gelijk controle met behulp der begraai- boeken uitwijst. Meestal noemen deze laatste de voornaam van het overleden kin niet, maar de datum der begraafinschrijving, nl. tussen die van de doop van het eerste kind met de bewuste voornaam en die van die van de doop van het volgende kind met die voornaam maakt het in de hoogste mate waarschijnlijk, zij het niet volkomen zeker, dat mijn stelling in haar algemeenheid misschien niet volstrekt juist, maar toch wel grotendeels juist is. Gezien echter de tegengestelde ervaring van mr Bernsen ben ik gaarne ge negen in den vervolge minder positief te zijn en te volstaan met b.v. een (rode) waarschuwingsstreep voor de argeloze onderzoeker, die anders e eerste de beste voornaam zou beschouwen als de door hem gezochte. Wat de door mr Bernsen (en dr linger) gevonden aanduidingen „de oude en „de jonge" betreft2), ook ik ben die uiteraard herhaaldelijk tegengekomen, maar zij duiden volgens mij steeds op een vader en een zoon of (vaker) een grootvader en een kleinzoon met dezelfde voornaam'5). a J. J. BEYERMAN. 1) Op p. 74, regel 3 v'.o. aldaar worde achter het teken t ingevoegd: „en het woordje „vóór". 2) Bij de vermaarde zeeheldenfamilie Evertsen kwamen op eenzelfde ogenbiiK zelfs drie Cornelissen voor, onderscheiden als „de oude", ,,de jonge" en „de jongste 3) Niet aldus bij voornoemden. Cornelis E., geb. 1610. wordt (later) „de °ude genoemd; de in 1628 geboren zoon van zijn broer Jan „de jonge", zijn m 1642 geboren zoon „de jongste" (alsvoren bij de correctie).

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1954 | | pagina 13