140
vergunning daartoe meende niet te kunnen wachten1). Een nieuwe uitgave,
verzorgd door mr S. J. Fockema Andreae, die de rechtsgeschiedenis van
Rijnland kent zoals niemand die vóór hem gekend heeft of na hem kennen
zal, was dus geen overbodige luxe geweest, maar hoe dit zij, het valt noch
tans te billijken, dat ten slotte aan het andere zoëven genoemde alternatief
de voorkeur is gegeven. De zo enorm gestegen drukkosten zouden natuur
lijk hebben verhinderd, dat voor de andere Zuidhollandse hoofdwaterschap
pen binnen afzienbare tijd hetzelfde als voor Rijnland kon worden gedaan,
en zo viel ook veel te zeggen voor een uitgave, die, al moest zij dan nood
wendig een enigszins heterogeen karakter krijgen, toch de kennis van de
rechtsbronnen dier waterschappen, voor zover benoorden de grote rivieren
gelegen, belangrijk heeft uitgebreid. Met haar 600 b!z. zou zij toch nog
financieel niet mogelijk zijn geweest, als niet de besturen door subsidiëring
van hun belangstelling hadden getuigd, een belangstelling, die te meer te
waarderen is, omdat er voor hen geen practisch nut van te verwachten is,
zoals in Van Leeuwen's tijd, toen een dichter van diens bovengenoemde
uitgave verklaarde, dat zij het bestuur steunt „en 't vlies van Boeren-oog
kan rucken", om daarop te vervolgen:
O vruchtbaar werk vol kracht en licht!
Die blind was krijgt hier scherp gesicht,
En siet door Leeuwens verre-kijker,
Wat 't Land-volck wijs maeckt, en 't Land rijker.
Het gekozen systeem heeft meegebracht, dat Rijnland de kleinste plaats
in dit verzamelwerk inneemt (blz. 350). De aanvulling van het reeds vroe
ger gedrukte betreft o.a., zoals Fockema Andreae in de inleiding op dit ge
deelte vermeldt, de stukken over de tijdelijke bestuursvoorzieningen gedurende
de crisis in Rijnland 1510 1520), toen de grondslag gelegd werd voor de
latere vergadering van hoofdingelanden, alsmede stukken betreffende de ge
woonterechtelijke bevoegdheden van het hoogheemraadschap in de 16e eeuw.
Voorts enkele stukken, die betrekking hebben op waterschappen, welke tijde
lijk binnen Rijnland hebben bestaan, zoals het 19 Maart 15092) door keizer
Maximiliaan ingestelde heemraadschap van den (hogen) Rijndijk, en een
„sobere keus uit stukken aangaande objecten, waarover de bestuursbevoegd
heid betwist was.
Het aan Delfland gewijde gedeelte (blz. 53—196), ingeleid door mr Th.
F. J. A. Dol k, is aanmerkelijk uitgebreider, maar, nu Meylink in zijn werk
is blijven steken, was hier dan ook veel minder reeds gedrukt materiaal,
eigenlijk niet veel meer dan een „Recueil van Sententiën en Resolutiën" uit
1754, dat met tendentieuse bedoelingen werd bijeengebracht. Men vindt nu
hier de stukken betreffende de bestuurs- en rechtsgeschiedenis van het hoog-
x) Toen hij na het afdrukken van zijn kopy de vergunning alsnog kreeg, heeft
hij de stukken nog ,,in ogenschouw genomen" en zijn bevinding dienaangaande
medegedeeld op de blz. 315328, hetgeen ook weer pleit voor zijn nauwgezet
heid, doch de overzichtelijkheid niet bevordert.
2) Vgl. blz. XVI. In zijn „Het Hoogheemraadschap van Rijnland, zijn recht en
zijn bestuur van den vroegsten tijd tot 1857" (1934), blz. 146, .358, heeft Fockema
Andreae dit stuk gedateerd 19 Maart 1510, blijkbaar omdat hij kon vaststellen
dat de Paasstijl was gevolgd.
141
heemraadschap afgedrukt, waarbij telkens verwezen wordt naar het in 1939
verschenen werk van de inleider Geschiedenis van het hoogheemraadschap
Delfland, en voorts nog een aantal stukken van uiteenlopende aard.
Schieland ligt binnen de sfeer, waarover de van Rotterdam uitgaande lo-
caal-historische belangstelling zich uitstrekt, en daardoor kon worden afge
zien van het drukken zijner rechtsbronnen tot 1425, daar deze reeds in regest-
vorm, deels ook in extenso, waren uitgegeven. Van een tiental latere geeft
d r E. W i e r s u m in zijn inleidend woord de korte inhoud. Onder hetgeen
wel werd afgedrukt (blz. 2C1 --256trekken de aandacht het accoord tussen
Schieland en Rotterdam van 1571 over de afbakening der wederzijdse rechts
macht, de in hetzelfde jaar aan Alva gedane opgave der costumen, een aantal
sententiën uit het laatst van de 15e en de 16e eeuw en een verzameling stuk
ken over het slagturven, voor de kennis van welk onderwerp Schieland als
voorbeeld gekozen is.
Aan het grootwaterschap van Woerden is meer dan de helft van de uit
gave (blz. 257599) gewijd, hetgeen zijn rechtvaardiging vindt in het feit,
dat van het rijke materiaal betreffende dit waterschap naar verhouding slechts
weinig was uitgegeven, terwijl men althans voor één der waterschappen naar
een zekere volledigheid in de uitgave van het middeleeuwse materiaal wilde
streven. De inleider drC. van Doorn vermeldt nauwkeurig wat achter
wege bleef, omdat het reeds bij Van Mieris of elders is te vinden. Uit de
periode van 1500 tot het begin der 17e eeuw werden de belangrijkste stukken
volledig, de overige in regestvorm opgenomen. Met uitzondering van één keur,
die verkort is weergegeven, werden alle keuren tot 1675 volledig afgedrukt,
en daar de keuren van 1675 1809 reeds gedrukt werden in een in 1811 ver
schenen boekje, is van de interne wetgeving in dit waterschap nu een com
pleet overzicht te verkrijgen. De sententies zijn opgenomen tot 1600 met uit
zondering van enkele reeds vroeger afgedrukte en met toevoeging van een
uitspraak van de Hoge Raad uit 1635.
Fockema Andreae heeft niet alleen het initiatief tot deze uitgave
genomen en voor het Rijnlandse gedeelte gezorgd, maar haar ook van een
algemene inleiding voorzien, waarin hij een beknopte schets geeft van de
eerste ontginning van Zuid-Hollands vasteland, van het omstreeks het jaar
1000 gestelde begin van de strijd tegen het water en van de vorming der
colleges, waarmede de eigenlijke geschiedenis van de drie hoogheemraad
schappen en het grootwaterschap aanvangt. Voor Rijnland is daarbij met
vrucht te vergelijken het eerste hoofdstuk van schrijvers hiervóór (p. 140 n. 2)
genoemde dissertatie. Achtte hij er daar het meest voor te zeggen om de de
finitieve instelling van het hoogheemraadschap en zijn bestuursorganen als een
daad van graaf Willem I te zien, thans noemt hij het wel mogelijk, dat dit
college onder grafelijke leiding al bestaan heeft vóór 1165, dus voordat keizer
Frederik Barbarossa de verwijdering van de door de graaf gelegde Zwaden
burger dam gelastte.
Opvallend is, dat Andreae de afsluiting van de Rijn door deze dam be
schouwt als oorspronkelijk teweeggebracht door en ten behoeve van Woer
den en wel op grond van het feit, dat het grootwaterschap Woerden nog
heden onderhoudsplichtig is aan de brug, die de dam heeft vervangen. Wij
kunnen ons niet indenken, zegt hij blz. XI, dat deze onderhoudsplicht zou