BOEKBESPREKING
134
De Bibliothèque de l'Ecole des Chactes CIX2 brengt o.a. een belangrijke
bijdrage tot de geschiedenis der heraldiek, nl. een artikel van P. Gras, Aux
origines de l'héraldique. La decoration des boucliers au debut du Xlle siècle,
d après la Bible de Citeaux. Deze bijbel, vermoedelijk geschreven en ge-
illumineerd vóór 1109, berust in de bibliotheek te Dijon. Verder enige bij
dragen tot de economische geschiedenis, vooreerst aantekeningen over de
handel in wapens te Avignon in de 14e eeuw, uit het archief van een daar
gevestigd Italiaans koopmanshuis, gepubliceerd door R. Brun, een merkwaar
dige bijdrage tot de bewapening in de Middeleeuwen. Dan van de hand van
Bautier een artikel: Line explication économique de lhistoire de Sicile
au moyen age, n.a.v. een boek van de staatsarchivaris C. Trasselli over Mes
sina en Trapani, dat hij met eigen vondsten aanvult en bevestigt. Onder de
boekbesprekingen troffen wij er een aan, gewijd aan het archief der heeren
en graven van Culemborg door mr Van Schilfgaarde, en van dat der com
manderij van St.-Jan te Arnhem door J. Loeff.
U.
ANALYSE TEN DIENSTE VAN Mr A. M. R. MOMMERS
De heer Mommers heeft gemeend zich te moeten mengen in een voor
intern gebruik bestemde discussie*) tussen de heer Bloemen en mij. Ieder
heeft zo zijn eigen manier van debateren: ik heb het altijd gedaan door de
dingen wat extra-scherp te stellen. Mr Mommers staan andere hulpmiddelen
ten dienste:
1°. het belachelijk maken van een ernstige zaak;
2 het buiten het verband plaatsen van enige zinnen uit een verhaal, dat
vrijwel geen van zijn lezers ter beschikking heeft;
3 het insinueren, dat een Nederlands archiefambtenaar het recht van vrije
meningsuiting t.o.v. hiërarchisch boven hem staanden zou missen;
4 het voorstellen van bezwaren tegen de uitwassen van een zaak, i.e. een
registratuurstelsel, als algehele discriminatie daarvan;
5°. het veronderstellen van een zodanig gebrek aan inzicht bij zijn lezers,
dat zij niet zouden kunnen inzien, dat in de grootste tegenstrijdigheden
ook de grootste waarheden verscholen liggen.
Het komt mij voor, dat de heer Mommers in de keuze van het opschrift
voor de blauwe plek aan zijn zó gevoelige schenen wel een qelukkiqe qreeo
heeft gedaan. aan
J. L. VAN DER GOUW
?,e" blacj, dat voor het publiek ter inzage ligt in de leeszaal van het Alge
meen Rijksarchiet, is o.i. openbaar. Overigens: discussie gesloten. (N. v, d. R.)
135
Mr W. F. H. Oldewelt. Archief der gemeente Amsterdam. Inventaris
van de rechterlijke archieven van 1811 1838. (Amsterdam, 48 blz.).
,,In de ogen der meeste archivisten is het bewerken der nieuwere archie
ven vervelend en minderwaardig werk", schreef iemand indertijd in dit
blad1). Is deze mening juist en ik wil die niet tegenspreken -dan moet
het gevolg wel zijn, dat men bij de inventarisering haastig en slordig te werk
gaat, vooral wanneer de betreffende archieven van enige omvang zijn. Het
komt mij voor, dat zulks ook hier het geval is. Reeds de titel van deze
inventaris roept bedenkingen op, daar hij meer doet verwachten, dan wat de
inventaris in werkelijkheid biedt. Is dit een inventaris van de archieven
dier rechterlijke instellingen, die in Amsterdam haar standplaats hebben ge
had? Neen, want het Hof van Assisen ontbreekt, terecht overigens, omdat
zijn bevoegdheid zich over het gehele departement uitstrekte en volgens het
K.B. van 28 Augustus 1919, S. no. 547, zijn archief niet aan de gemeente
in bewaring kan worden gegeven. Maar ook de archieven der zes Amster
damse vredegerechten zijn niet opgenomen, want in de Inleiding van deze
inventaris lezen wij de ontstellende mededeling, dat deze archieven, die in
1917 nog aanwezig waren, sindsdien spoorloos zijn verdwenen! Het ware
daarom ongetwijfeld juister geweest, indien de titel had geluid: inventaris
van de archieven der rechtbank van eerste aanleg en van de rechtbank van
koophandel, gevestigd te Amsterdam, 1811.1838.
Dat de inventaris haastig en slordig is bewerkt, blijkt ook uit de Inlei
ding, waar men in de eerste alinea vermeld vindt, dat bij Keizerlijk Decreet
van 21 October 1811 het arrondissement Amsterdam in 6 kantons werd ver
deeld. Dit Decreet2) noemt echter, behalve de 6 in Amsterdam gelegene,
nog 8 andere kantons: Nieuwer-Amstel, Ouder-Amstel, Baambrugge, Naar-
den, Loosdrecht, Loenen, Weesp en Aalsmeer. Inv. no. 1009 had de attentie
van de bewerker reeds daarop kunnen vestigen, ook zonder vooraf het De
creet va,n 21 October 1811 te raadplegen. Bovendien deelt hij zelf in een
noot bij inv. no. 943 ons mede, dat een aantal van deze kantons bij K.B.
van 27 April 1824 bij het arrondissement Utrecht zijn gevoegd.
In de Inleiding motiveert de bewerker tevens zijn indeling van de recht
spraak in zaken van contentieuse rechtspraak (A II) en voluntaire recht
spraak (A III), waarbij de contentieuse wordt onderverdeeld in zaken van
criminele (A II aen zaken van civiele rechtspraak (A II b), en hij beroept
zich daarbij op de onderscheiding tussen contentieuse en voluntaire recht
spraak, zoals die door Prof. van Boneval Faure is aangegeven3). Hij ziet
daarbij echter over het hoofd, dat Van Boneval Faure het alleen heeft over
het burgerlijk procesrecht en het strafproces van zijn verdere beschouwin
gen uitsluit4). Zijn definitie van contentieuse rechtspraak is dan ook niet
toepasselijk op het strafproces. De indeling had m.i. moeten zijn: A II, zaken
1) Ned. Archievenblad, 53e jaarg., blz. 136.
2) Fortuyn, Verzameling van wetten en besluiten, etc. III, 361.
3) Mr R. van Boneval Faure, Het Nederl. Burgerlijk Procesrecht, deel I 2e
druk (1879), blz. 66, 67 en 77—80.
Alsvoren, blz. 2.