132 van een gemeente-secretaris (van Coventry) en van een provinciaal archiva ris (van Surrey). Het vernietigingsvraagstuk speelde hierbij een grote rol; de suggestie: vereenvoudig de hoeveelheden door mikrofilmering, deed sir Hilary Jenkinson waarschuwen voor de betrekkelijkheid van de houdbaar heid daarvan, welke mening zowel door de Records Association als het Public Record Office wordt gedeeld. De beschrijving der locale archieven in Engeland voortzettend is nu het depot in Lancashire aan de beurt, beschreven door R. Sharpe France. In afl. 8 (Sept. 1952) wordt de overleden Mastor of the Rolls zoals men weet formeel het hoofd van het Engelse archiefwezen Lord Greene herdacht door sir Hilary Jenkinson, de feitelijke chef. Onder de titel- Archivist and Architect, an ideal design for a LIMBO Record Repositary! brengen Roger en James Ellis het schema voor een archiefbewaarplaats, wel is waar geen deel der officiële plannen voor een bewaarplaats onder toe zicht van het P.R.O. voor de afgelegde archiefstukken van alle departe menten, doch „prepared privately, as an exercise in collaboration between Archivist and Architect upon an interesting problem which was new to them both". Een plan om van te watertanden: twee vleugels van beton lood recht op elkaar, met op de scheiding het dienstgebouw; daarvóór op een ruim veld cantine en recreatie-ruimte, er achter werkplaatsen voor foto grafen en binders. Het geheel misschien niet mooi zeker niet in de tra ditionele zin van dit woord maar imponerend door zijn afmetingen. En van de uiterste doelmatigheid. Albert Hollaender bespreekt de archieven der „Worshipful Company of Gunmakers of the City of London", wier charter dateert van 1638. Van dit jaar af lopen de minuutboeken (1704—1716 lacune), van 1663 af de rekeningboeken, beide uitnemende bron voor de kennis van het bedrijf en deszelfs organisatie, evenals toelatingsboeken sinds 1720,, quarterage- books" (kwartaalsbetaling der contributies) sinds 1738, e.a. Oorspronkelijk bewaard in het Proofhouse en in de oorlogsjaren geëvacueerd, zijn zij thans ondergebracht in de Guildhall Library, en daardoor algemeen toegankelijk. James Fergusson begint een mededeling over de archieven van Schotland. Het Schotse staatsarchief dateert van de unie-regeling van 1707. Maar ook lang daarvoor had het toen onafhankelijke koninkrijk eigen archieven be waard; het oudste tractaat dateert van 1312, doch ook uit de 13e eeuw zijn er stukken. Gebrek aan personeel echter heeft de inventarisering en mdicering vertraagd. Miss G. Carmichael, ,ten slotte, publiceert een rap port over de archieven van Trinidad en Tobago, de laatste eens een Vlis- singse kolonie. De daarvan bewaarde archieven echter dateren eerst van 1793; van Trinidad is ook uit de tijd der Spaanse occupatie wat bewaard, doch nog niet bewerkt. In The American Archivist van Jan. 1952 beschrijft Hermine M. Baum- bofer onder de titel „Motion pictures become federal records" de geschie denis van filmopnamen als historisch document; de ontdekking der cinemato grafie is van 1895, doch daarvóór had al bijna een halve eeuw de foto grafie visuele documentatie verschaft: fotografen der Amerikaanse marine 133 vergezelden Perry naar Japan in 1853. Thans is de overvloed ook hiervan een probleem. De April-afl. brengt een artikel over de archieven der Ford Motor Com pany van H. E. Edmunds. Ter gelegenheid van het 50-jarig bestaan der onderneming is er een „archivesdepartment" in wording, waarvan E. de leiding heeft. Het archief is gevestigd in Ford's huis te Dearborn; 7500 voet bergruimte is disponibel. De stukken zijn van tweeërlei aard: deels betr. Ford als particulier de Fairlane Collection en als hoofd van het bedrijf, deels van het laatste als industriële onderneming. Opvallend is daarbij de Oral History Section, bestemd ter bewaring der mondelinge mede delingen van hen, die in het bedrijf werkzaam waren, aan academisch ge trainde interviewers! Men hoopt 4 a 500 dergelijke interviews te verzamelen en hierdoor de „blank spot" in de archivistische documentatie op te vullen. Mabel Deutrich rapporteert over archivistische ontwikkeling in de Luther se kerken in de States, onoverzichtelijk daar deze kerken er een uniforme organisatie missen. De archieven zijn overigens vrij recent; hoewel reeds in 1623 Nederlandse Lutheranen in New-York kwamen, dateren de oudste archieven eerst uit het begin der 18e eeuw. Groeiende eenheid der kerken kan betere verzorging der archieven ten gevolge hebben. In de Juli afl. doet mej. J. L. Harper merkwaardige mededeling over Lyman C. Draper, secretaris der Historische Commissie van Wisconsin, en de oudste archieven: hoe hij reeds als jonge man (1833) gegevens over bekende tijdgenoten begon te verzamelen, wat hij later uitbreidde tot het bijeen bren gen van copieën en authentieke stukken van en over de mannen van de Onafhankelijkheidsstrijd, verzameling, die een belangrijke bron is voor de oudste geschiedenis der States. Lester K. Born, secretaris-generaal van de International Council on Archives, bepleit internationale coöperatie om historisch bronnenmateriaal te bewaren. Met name behandelt hij een plan van de UNESCO voor de bewaring der films in vier landen: Australië, Polen, Engeland en de Ver. Staten. R. W. Lovett geeft een beschouwing over de oudere bedrijfsarchieven; meest van textielzaken, in het bezit ge komen van de Baker Library der Harvard Graduate School of Business Administration, waaruit reeds belangrijke studies zijn getrokken. Voor bij zonderheden mogen wij naar het artikel verwijzen. Van het artikel over het Griekse archiefwezen is reeds eerder (hiervóór p. 37) melding gemaakt. De Oct.-aflevering brengt een levendig beeld van de diplomatieke archie ven van België van de hand van Daniel H. Thomas, die met Lynn M. Case een Manual on diplomatic archives voorbereidt. De archiefdienst van het Belgische ministerie van Buitenlandse Zaken dateert eerst van 1863; de geschiedenis dezer archieven „has a significance out of proportion to their age and numbers and in addition has all the elements of a dramatic biogra phy". In het handboek bovengenoemd kan hierop niet uitvoerig (worden ingegaan: daarom brengt Schr. hier gedetailleerde beschouwingen, met name over de oorlogsjaren, waarnaar wij belangstellenden mogen verwijzen. De overige bijdragen zijn, met uitzondering van het tiende jaarlijkse bibliogra fisch overzicht der internationale archiefpublicaties van Lester W. Smith, van specifiek Amerikaans belang en kunnen dus buiten beschouwing blijven.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1953 | | pagina 19