HET ARCHIEF VAN DE STAATSMIJNEN IN LIMBURG 68 verwijzing naar elders gedrukte litteratuur kan de beschrijving in de kaarten- lijst worden bekort. Uit het bovenstaande heeft de lezer wel begrepen, dat ik niet een voorstan der ben van een eenheidsmodel voor beschrijvingen van kaarten en dat ik er de voorkeur aan geef dat in elk geval afzonderlijk wordt beslist, hoe uitvoerig men de beschrijvingen in een kaartenlijst zal maken. Staat men dus voor de taak een collectie kaarten te moeten beschrijven, dan is het ge wenst uit de ter beschikking staande kaartenlijsten een voorbeeld als lei draad te kiezen. De meeste titels van bestaande kaartenbeschrijvingen in Nederland vindt men in mijn Overzicht van de litteratuur over de oude cartografie van Nederland" (Tijdschrift Kon. Ned. Aardrijksk. Gen., dl 63 (1946), blz, 315—339; zie aldaar blz. 321—323). Een aantal titels van be schrijvingen van stadsplattegronden, vaak onderdelen van catalogi van topo grafische atlassen11), wordt vermeld in mijn „Bijdrage tot de dateering van de oudere Nederlandsche stadsplattegronden" (Nfed. Archievenblad 49 (1941/43); zie aldaar bijlage 8, blz. 140 143). Over het beschrijven van kaarten (in het bijzonder in bibliotheken, maar mutatis mutandis toe te passen voor kaarten in archieven) raadplege men: G. de Jong, De titelbeschrijving en rangschikking van geografische kaar ten (Oudheidkundig Jaarboek, serie IV, dl 12 (1944), blz. 120—127) en de aldaar blz. 126—127 opgegeven litteratuur. Verder: A. de Smet, De kaarten in de bibliotheek, in: Archives, bibliothèques, musées de Belgique, t. 23 (1952), P- 134 150, met uitvoerige litteratuuropgave op p. 147 149. Over de kaartenverzamelingen in het algemeen en de materiële verzor ging in het bijzonder zie, behalve de op blz. 60 n. 2 reeds vermelde bespre king door dr Lasonder nog: R. D. Baart de la Faille, De behandeling van kaarten in onze archieven (Ned. Archievenblad 37 (1929/30), blz. 141—150); en G. de Jong, De kaartenverzameling (Bibliotheekleven 33 (1948), blz. 267—281, met uitvoerige litteratuuropgave). B. VAN 't HOFF 14) Het is mi. beter kaarten afzonderlijk te beschrijven en niet als onder deel van een topografisch-historische atlas, waar prenten hoofdzaak zijn. 69 Het zal nog niet vaak gebeurd zijn dat Uw aandacht gevraagd werd voor een bedrijfsarchief. Aanleiding hiertoe gaf mij het artikel van dr Formsma in de vorige aflevering van het Archievenblad: „Naar een nieuwe Hand leiding". Er staan in dat artikel enkele passages die mijn aandacht trokken, vooral daar waar gesproken wordt over registratuur en bedrijfsarchieven. Dr Formsma legt er de nadruk op dat „wij (als Vereniging van Archivaris sen) ambtshalve niets te maken hebben met deze bedrijfsarchieven", hetgeen natuurlijk volkomen juist is. Verder betwijfelt hij of het terrein van de be drijfsarchieven nog wel braak ligt; hij weet het niet en acht zich volkomen leek op dit gebied. Ik ben het verder eens met de veronderstelling van dr Formsma dat de meeste leden van onze Vereniging op het gebied van de bedrijfsregistratuur onervaren zullen zijn. Daarom kan het wellicht zijn nut hebben dat iemand, die reeds vele jaren werkzaam is in een bedrijfsarchief, en, voordien de nodige ervaring opdeed in de bedrijfsregistratuur, iets mededeelt over een der groot ste bedrijfsarchieven in Nederland in de hoop, dat een en ander zal kunnen bijdragen tot verheldering en juist begrip op dit gebied. Teneinde U een goed beeld te kunnen geven omtrent deze materie is het noodzakelijk er de aandacht op te vestigen dat het bedrijfsleven tot voor kort geen behoefte gevoelde aan algemene richtlijnen op het gebied van Ar chief en Registratuur. Over het algemeen heeft men zijn toevlucht gezocht in de code, soms een universele, soms een eigen code. Men heeft hierin echter geen volledige bevrediging kunnen vinden, vooral ook in verband met het feit, dat er langzamerhand in het algemeen behoefte werd gevoeld aan de dossiers-gewijze ordening van de stukken. De berging op onderwerp vol deed niet meer, de code's waren vrij regelmatig in beweging, hetgeen voort durend aanleiding gaf tot wijzigingen die men meende te moeten aanbrengen in de reeds aanwezige ordening. Dit terugwerken ging ontzettend veel tijd kosten en het resultaat van dit alles was dat de archieven hoe langer hoe meer ontoegankelijk werden. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten bracht het systeem van dossiersgewijze ordening binnen de code. Dit laatste wordt thans toegepast bij vrijwel alle Nederlandse gemeenten, al is er dan ook in de praktijk nog wel verschil over de toepassing van de details. Voor de rijksregistratuur bestaat nog steeds het K. B. van 1823. Het „Besluit Post en Archiefzaken Rijksadministratie 1950" is wel verschenen, maar ik meen dat hieraan zelfs nog geen begin van uitvoering is gegeven.*) In ieder geval werden voor Rijk en Gemeenten richtlijnen gegeven. De bedrijven moesten zelf hun weg vinden. Dat men daar dan ook op de meest uiteenlopende wijzen aan het werk was behoeft niemand te verwonderen. Langzamerhand is het bedrijfsleven gaan beseffen welk een schat aan kennis er in de ar chieven geborgen is. Deze kennis behoort er echter ook uit te komen. Gedu rende de laatste jaren bestaat er ook voor personeel van de bedrijven ge- Dit lijkt wat te somber (N. v. d. R.).

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1953 | | pagina 9