62 Westerkerktoren.) 52° 22' 30" Noorderbreedte en 22° 32' 54" Oosterlengte van Greenwich af. Op oude kaarten, vooral in atlassen, zijn soms andere punten als nul-meridiaan genomen, b.v. de Azoren, Parijs, of de St. Paul in Londen. Het kan van belang zijn dit in de beschrijving van een kaart te vermelden. Wij 2ijn er aan gewend dat de kaarten het Noorden boven hebben. Oude kaarten hebben vaak een andere oriëntatie, die door een kompasroos kan zijn aangeduid. Anders zal men door vergelijking met een moderne kaart, b.v. een stafkaart, de oriëntatie van een kaart moeten vaststellen. Ook dit neme men in de omschrijving op. De schaal van een kaart is de verhouding van de afmetingen van het kaartbeeld met de afmetingen van het in kaart gebrachte terrein. Zo heeft men kadastrale kaarten van 1 1.000, een topografische kaart van 1 25000 en van 1 50.000, een toeristenkaart van de A.N.W.B. van 1 200.000, een internationale wereldkaart van 1 1.000.000. Een andere methode om de schaal weer te geven, vooral in Engeland gebruikelijk, is om te spreken van de ,,one inch map", waar 1 inch op de kaart overeenkomt met 1 mijl in de werkelijkheid. In Nederland zou men aldus een kaart van 1 100.000 de 1 c.m. kaart kunnen noemen. Op oude kaarten worden vaak een aantal voe ten of mijlen door een schaal afgebeeld. Het is dan eenvoudiger die oude schaal in de omschrijving weer te geven dan de schaal in de moderne vorm om te rekenen. Kaarten zijn getekend of gedrukt. In het laatste geval kan de kaart als afzonderlijke uitgave zijn gedrukt. Of zij kan tot een serie behoren of uit een atlas afkomstig zijn. Om een atlaskaart goed te beschrijven moet men thuis zijn in de bibliografie van de atlassen. De meest bekende atlassen, waarvan men kaarten in Nederlandse archieven kan aantreffen, zijn die van Ortelius (verschenen van 1570 tot 1612), die van Mercator, sinds 1606 voort gezet door Hondius (1585—1642), die van Blaeu en van Janssonius (ver schenen resp. sinds 1630 en 1642).7) Kaarten kunnen in verschillende groepen worden onderverdeeld. 1. Naar de aard van het afgebeelde deel van het aardoppervlak: zee kaarten, kustkaarten, rivierkaarten, landkaarten. 2. Naar de schaal: Men spreekt van technische kaarten (schaal 1 5.000 of groter), topografische kaarten (1 10.000—1 200.000) en geografische kaarten (schaal kleiner dan 1 200.000). 3. Naar het doel, waarvoor zij gemaakt is: staatkundige, geologische, 7) Om uit te maken uit welke atlas en uit welke uitgave van die atlas een kaart afkomstig is moet men weten, waar de verschillende uitgaven van die atlassen met de kaarten, die men er in aantreft, worden beschreven. Verwijzing geeft mijn op blz. 68 genoemd Overzicht van de litteratuur over de oude carto grafie van Nederland", zie aldaar blz. 327—330. Over de steden-atlassen en de daarin afgedrukte stadsplattegronden vindt men de gegevens in mijn hieronder op blz. 68 genoemde „Bijdrage tot de dateering van de oudere Nederlandsche stadsplattegronden". Zie verder G. de Jong, Regels voor een bibliografie van de oude Nederlandsche atlassen (Tijdschrift Kon. Ned. Aardrijksk. Gen. 62 (1945), blz. 7281), en J. Keuning's bibliografische beschrijvingen van de atlassen van Mercator-Hondius en Janssonius in Imago Mundi IV (1948), blz. 3762 en VIII (1951), blz. 71—98. 63 hoogte-, verkeers-, toeristen-, school-, historische-, vesting-, strategische kaarten enz. 4. Naar de vorm of het materiaal. Gedrukte en getekende kaarten. Kaar ten op perkament of papier. 5. „Archiefkaarten" en kaarten, die niet tot een archief behoren. Hoe moeten de kaarten in de kaartenlijsten worden beschreven? Tot nu toe heeft ieder met min of meer succes hier zijn eigen weg gezocht. Echter hier zijn, evenals voor de regesten, regels en gelijke terminologie en unifor miteit gewenst (Handleiding 69 en 84). Het kunnen niet regels zijn, die voor ieder en in elk geval bindend zijn, meer normen, waaraan men zich gewoonlijk houdt, maar waarvan men zo nodig kan afwijken, mits men daarvan dan rekenschap aflegt. Het beschrijven van kaarten roept problemen op, die niet zo gemakkelijk op te lossen zijn. Tot nu toe heeft men zich meer in de bibliotheken dan in onze archieven hierover het hoofd gebroken. De Universiteitsbibliotheken in Amsterdam en Leiden hebben elk een zeer grote kaartenverzameling8), die beschreven moest worden. Het is niet verwonderlijk dat men, alvorens dit grote werk te ondernemen, regels wilde vaststellen. Zo is hier enige litteratuur ontstaan, die voor ons aanwijzingen geeft over in acht te nemen regels. Echter moeten wij bedenken, dat het doel hierbij anders is, n.l. het geven van voorschriften voor een uniforme beschrijving van een grote kaar tenverzameling. De catalogus-titels van de kaarten in een Universiteits bibliotheek moeten zo geformuleerd zijn, dat zij voor alle soorten kaarten, daar aanwezig, toepasselijk zijn. Immers, het daar gestelde ideaal is: één catalogus voor alle kaarten van verscheiden soort. Of zelfs soms maar dit is een omstreden punt! invoeging van die titels in de algemene boeken- catalogus van de bibliotheek. Zo gaf dan veel moeilijkheid de bepaling van het hoofdwoord, waarop de titel in de alfabetische catalogus moet worden ingevoegd. De naam van de auteur, soms als hoofdwoord genomen in analogie met de auteursnaam van een boek, bleek hier onbruikbaar. Immers een kaart is niet het werk van één persoon. Bij het maken van een oude kaart kunnen betrokken zijn een landmeter, een geograaf, een tekenaar, een graveur, een drukker, een uit gever en een boekverkoper9). Wiens naam als hoofdwoord genomen moest worden was niet uit te maken. Evenmin bij moderne kaarten, die vaak de vrucht zijn van de collectieve arbeid van talrijke medewerkers en waar dus geen auteur genoemd wordt. Beter uitvoerbaar is de aardrijkskundige naam van het afgebeelde gebied als hoofdwoord te nemen. Maar ook hier liggen voetangels en klemmen. B.v. komt het veel voor, dat dezelfde naam in verschillende betekenis wordt 8) Over de kaartenverzamelingen in ons land zie S. J. Fockema Andreae, Geschiedenis der kartografie van Nederland ('s-Gravenhage 1947), blz. 35. Een aantal beschrijvingen van kaartenverzamelingen wordt vermeld in mijn hier onder op blz. 68 genoemd Overzicht van de litteratuur over de oude cartografie van Nederland. 9) Gewoonlijk zijn meerdere van deze functies in één persoon verenigd.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1953 | | pagina 6