58
burgemeesterskamer, bewaard sinds 1584, heten „registers van de notulen,
gehouden up de policiedaghe der stede van der Vere". Het volgend deel
echter (1605 vlg.) heet op het plat „Resolutiebouck van Burgemeesters ende
Schepenen", maar ook dit heeft in dorso: Notulen enz. Bij de volgende is de
situatie door vernieuwing der banden niet duidelijk, maar het laatste (1768
vlg.) voert als titel: Notulboek van Burgemeesterskamer.
Te Goes komen eveneens notulen voor; t.a.v. Zieriksee is de zaak wat
onoverzichtelijk, terwijl voor Vlissingen niet voldoende gegevens aanwezig zijn.
Wat is, uit al deze gegevens, te concluderen?
Vooreerst m.i. dat de Handleiding de zaak toch wel wat te simplistisch
heeft gesteld; er zit kennelijk heel wat meer aan vast. Maar hoe verschillen,
disharmonieën, tautologieën zelfs te verklaren? Duidelijk is dat in den loop
der tijden het woord notulen het van resolutiën gaat winnen, al schijnt dan
de verklaring daarvan in ons evangelie niet volkomen bevredigend. Een
ogenblik was ik geneigd aan hiërarchisch verschil in de colleges te denken,
maar dat hield geen stand. Een specifiek Zeeuws verschijnsel misschien?
Boven zinspeelde ik er reeds op; ook zagen wij dat hier beide begrippen
werden vereenzelvigd. Maar bovengenoemde aanwijzing omtrent de W. I. C.
en haar Kamer Zeeland doet toch weer twijfelen. Vermoedelijk zal nog veel
meer materiaal moeten worden aangevoerd om tot een bevredigende conclusie
in die richting te kunnen komen, al blijkt nu reeds ook buiten Zeeland van
onderlinge tegenspraak. Doch opmerkelijk is het vroege voorkomen en de fre
quentie van het woord notulen in dit gewest, waar anderen -terecht -van
resolutiën plachten te spreken, toch zeker wel.
Het bovenstaande leidt echter ook nog tot een andere conclusie, niet zo
zeer voor een nieuwe handleiding, als wel voor de hantering der oude, n.l.
tot het wijzen op de wenselijkheid, 48 meer dan tot dusver het geval is ge
weest te volgen.7)
W. S. UNGER
II
REGELS VOOR HET BESCHRIJVEN VAN KAARTEN IN ARCHIEVEN
Nu de samenstelling van een nieuwe uitgave der Handleiding wordt voor
bereid en het bestuur reeds meermalen tot mededeling van opmerkingen en
verlangens hiervoor heeft opgewekt is er voor mij aanleiding enige regels
over het beschrijven van kaarten voor te stellen.
Wat de Handleiding over kaarten zegt is niet zo erg veel. De toelichting
op 1 (2e druk, blz. 2) constateert uitdrukkelijk, dat „kaarten, die veel
vuldig voorkomen in dossiers, op last van besturen of ambtenaren vervaar
digd of bij hen ingezonden ter toelichting van aanhangige quaestiën", deel
T) Ook voor gans andere doeleinden zou dat nuttig zijn. Toevallig viel het
oog op het opschrift. Register van dingtaalen" op het plat van de gerechtsrol
van Krabbendijke 18031810, een merkwaardig late vermelding van dit begrip.
In de inventaris der rechterlijke archieven van Lasonder (no. 3205) wordt daar
van met geen woord melding gemaakt.
59
van het archief uitmaken en dat er niet de minste reden is om dergelijke
kaarten uit het archief te verbannen". De definitie van een archief „ge
schrevene, geteekende en gedrukte bescheiden houdt, blijkens het hier
gecursiveerde woord en de toelichting bij de paragraaf, uitdrukkelijk met
kaarten rekening.
In 58 (blz. 102—10.3) is wederom van kaarten sprake. Gezegd wordt
dat „deelen, losse stukken, charters en kaarten in ééne orde, niet in afzon
derlijke af deelingen (van den inventaris) volgens hun uiterlijken vorm moeten
worden geplaatst". De toelichting maakt duidelijk, dat op dit punt bepaal
delijk van de oude orde moet worden afgeweken. De uiterlijke vorm van
de stukken en dit geldt in het bijzonder voor kaarten, die van de plaatsen,
waar zij in een dossier behoorden, zijn verwijderd, opdat zij niet beschadigd
zouden worden is natuurlijk wel van invloed op hun berging, maar voor
de gebruiker van de inventaris is dit niet van het minste belang. Het zou
dus verkeerd zijn terwille van een verschillende uiterlijke vorm stukken in
een verschillende afdeling van een inventaris te plaatsen. Daarin moeten
de stukken de plaatsen hernemen, waar zij volgens hun bestemming thuis
behoren. Aldus de Handleiding.
65 (blz. 109—110) drukt ons op het hart scherp onderscheid te maken
tussen archiefstukken en handschriften. Tot de handschriften behoren o.a.
de kaarten, die aan particulieren hebben behoord.
Tenslotte wijzen 67 en 68 (blz. 113,114) er nog eens nadrukkelijk
op, dat de berging van archiefstukken geheel onafhankelijk is van de inde
ling van de inventaris. Terwijl bij de indeling van de inventaris de oude
organisatie behoort te worden gevolgd beslist bij de berging de zorg voor
het behoud van de archiefstukken. Oorkonden en kaarten in een dossier
aanwezig mogen ter betere bewaring daaruit gelicht en afzonderlijk bewaard
worden, mits in de plaats daarvan een verklaring worde gelegd, dat het
origineel is gelicht en elders geborgen. De archivaris behoort b.v. een kaart,
die terwille van haar plaatsing in een dossier meer dan nodig is gevouwen,
uit dit dossier te verwijderen en elders op te bergen.1)
Dit is alles, wat de Handleiding over kaarten geeft. Over de beschrijving
van kaarten geen woord. Wel geven 73 en volgende regels over het maken
van regesten van charters en andere stukken, die van bijzonder historisch
belang worden geacht, maar de samenstellers der Handleiding vonden blijk
baar geen aanleiding afzonderlijke regels te geven voor het beschrijven van
kaarten.
Op dit punt dient de Handleiding aangevuld te worden en naast de re-
gestenlijst een „kaartenlijst" in te voeren, waarin de tot een archief beho
rende kaarten verder „archiefkaarten" te noemen afzonderlijk worden
beschreven, omdat kaarten bijzondere waarde hebben voor de historisch-
geografische documentatie. Niet in de inventaris zelve, waar de kaarten, even
als de charters en andere stukken, volgens het herkomstbeginsel beschreven
Worden. In het inventarisnummer verwijze men naar de kaartenlijst op de-
r) Hieraan moet worden toegevoegd het voorschrift, dat op de kaart zelve
om dit stuk niet te beschadigen met potlood! wordt aangetekend onder
welk inventarisnummer van welk archief de kaart thuis hoort.