77
SAMENWERKING TUSSEN DORDTSE NOTARISSEN
IN DE 17c EEUW
76
de juristen, inzonderheid de rechtshistorici, zullen dit wel niet als een on
overkomelijk bezwaar beschouwen en zich van dit nieuwe en goede middel
tot kennisneming der Nijmeegse rechterlijke archieven gaarne en met dank
baarheid bedienen.
S. J. FOCKEMA ANDREAE
II
Het zij mij vergund in aansluiting aan het bovenstaande, een enkele op
merking te maken met betrekking tot de archiefvorming door de Nijmeegse
schepenen als beroepsinstantie en als criminele bank voor het Rijk van Nij
megen. De heer Delahaye is zo gelukkig geweest twee banden, die mr Van
de Poll destijds niet gekend schijnt te hebben, te kunnen beschrijven, waar
in processtukken met daarop aangetekende minuut-sententiën in zaken, welke
in eerste instantie voor de banken in het Rijk van Nijmegen of een der in
het Rijk gelegen heerlijkheden hadden gediend. Blijkbaar werden deze stuk
ken oudtijds los bewaard. Voorts heeft er een „Appellations Prothocoll der
Stad Nymegen beginnende metten jaere 1621" (lopende tot 1696) bestaan,
dat zich nog onder berusting van schepenen bevond, toen J. In de Betouw
zijn Handvesten.... behoorende tot de.... Chtonijk van Nijmegen samenstelde
(zie aid. blz. 283, n. 2, en blz. 285, voortzetting n. 3 van de vorige blz.).
In een door dr Valenus Swaen aangelegde rechtskundige verzameling ten
rijksarchieve in Gelderland vindt men een weergave, in naar het mij voor
komt verkorte vorm, van het genoemde protocol (Rijksarchief Gelder
land, hs nr 129, aanw. 1910 nr 19, „Tomus Primus 2°, Stad-recht van
Nijmegen, tweede Deel", fol. 439445). Voorts vindt men in het judicieel
schepen-protocol over 157681 (inv. Delahaye, nr 1072) een (losgeraakt)
katern, getiteld: ,,Ab inferioribus judicibus appellationum terminum ad su-
periorem judicem sc. Novimagensem", lopende over 28 Februari. 15788
Januari 1579. Voorts bevatten verschillende Nijmeegse rechtsverzamelingen
afschriften van in appèl gewezen sententiën, echter voorzover mij be
kend alleen uit de 16de eeuw. De rechtspraak van burggraaf en Nijmeegse
schepenen in hoger beroep van de banken der zeven dorpen in het Rijk van
Nijmegen, alsmede van de heerlijkheden, reikt evenwel bewijsbaar terug tot
in de 14de eeuw.
Wat de archiefvorming in criminele zaken, het Rijk van Nijmegen aan
gaande, betreft: het criminele protocol, hetwelk met 1657 aanvangt, berust
in het rijksarchief te Arnhem, eveneens de kondschappen en informatiën
Het criminele protocol werd gehouden door de Nijmeegse secretaris, die als
gerechtsschrijver van de schepenen dienst deed; de kondschappen en infor
matiën hebben voor een niet onbelangrijk deel oudtijds berust onder de land-
schrijver van het Rijk van Nijmegen.
Het is misschien te betreuren, dathet door de Nijmeegse schepenstoel
gevormde archief niet in één inventaris in zijn geheel, beschreven kon wor
den. Het ware m.i. echter wel mogelijk geweest een meer aannemelijke ver
deling tussen de in Nijmegen en Arnhem bewaarde gedeelten te weeg te
brengen. Als crimineel gerecht in het Rijk en als appèlgerecht zaten de Nij
meegse schepenen, die dan ook wel eens „Rijks-schepenen" genoemd wer-
den, onder voorzitterschap van de burggraaf als richter in het Rijk op het
Valkhof, terwijl zij als stedelijk gerecht binnen de oude stad zetelden onder
leiding van de richter van Nijmegen. Dit laatste richterambt is in de 16de
eeuw een zelfstandige landsheerlijke functie geworden; tevoren was de „on
derrichter" van Nijmegen een plaatsvervanger van de burggraaf geweest
Men kan dus het schepen-archief zodanig scheiden, dat het gedeelte, dat
betrekking heeft op de door burggraaf en schepenen uitgeoefende jurisdictie
bij de te Arnhem bewaarde rechterlijke archieven worde ingedeeld, terwijl
het gedeelte, dat de rechtspraak van de richter van Nijmegen en de sche
penen aangaat, het zuiver stedelijke gedeelte van het schepen-archief der
halve, te Nijmegen in bewaring gelaten worde. Uiteraard zal het bovenge
noemde katern (Delahaye nr 1072) ter plaatse moeten blijven. De archi
valia met betrekking tot de rechtspraak van de Nijmeegse raad en van de
burgemeesters laat ik hier buiten beschouwing. Elders hoop ik nader in te
gaan op de geschiedenis van de rechtsbedeling in het Rijk van Nijmegèn.
A. Johanna MARIS
Volgens de inventaris der in de archiefbewaarplaats der gemeente Dor
drecht bewaarde oude notariële archieven zou deel 132 dier archieven be
vatten de minuutacten van de op 7 December 1650 geadmitteerde notaris
Johan Muys van Holy van Februari 1651 tot November 1655 en van 1658
tot September 1662.
Bij het indiceren van genoemd deel kwamen twee dingen aan het licht.
Ten eerste bleek het jaartal 1658 te moeten worden vervangen door 1659,
en ten tweede bleken de minuutacten van 1659 tot September 1662 op één
na uitsluitend afkomstig te zijn van de op 1 November 1645 geadmitteerde
notaris Arent Muys van Holy. De minuutacten van beide notarissen blijken
van ouds samen in één band gebonden te zijn geweest. Die van notaris Arent
Muys van Holy zijn thans, in een afzonderlijke band gebonden, als nr 113a
gevoegd bij het verdere protocol van die notaris, dat juist met 1658 eindigde.
Ten einde de samenwerking, die ongetwijfeld tussen beide notarissen heeft
bestaan, nader vast te stellen heb ik mij de moeite gegeven de twaalf delen
met acten van Arent en het ene deel met acten van Johan Muys van Holy
alle geheel door te werken. Daarbij bleek mij het volgende betreffende hun
samenwerking.
De in het protocol van notaris Arent Muys van Holy voorkomende acten
van 11 Juni en 1 Juli 1651, die van 12 en 18 September en 24 October 1655.
benevens die van 1/ October 1655, 20 Januari 16o6 en 3 h/ïaart 1657 zijn
alle niet door hem, maar door notaris Johan Muys van Holy verleden.
Daarentegen is de acte van 28 Februari 1651, voorkomend in het protocol
van Johan Muys van Holy, niet door dezen, maar door Arent Muys van
Holy verleden. Wat betreft de eveneens daarin voorkomende acte van 13