72 73 DE JAARSTIJL VAN WILLEM VAN DUVENVOORDE natuurlijk bewaard. De praktijk heeft intussen ook bewezen dat bij het uit dunnen van de archieven daar het gemakkelijkst en het vlugst gewerkt wordt waar „zakendossiers" worden aangetroffen. Ook in verband met het vormen van schaduw- en eventueel vervangingsarchieven op microfilm of -card is de dossiersgewijze ordening de meest wenselijke. In verband met deze ver filming is het jammer dat er nog steeds geen wet is die bewijskracht toekent aan de fotocopie, al moet ik direct toegeven, dat een en ander consequenties kan hebben, vooral in verband met de vele mogelijkheden tot vervalsing2). Dat in een modern bedrijfsarchief, waarin vaak zeer vele met moderne middelen vervaardigde en soms volledig gemechaniseerde bestanddelen van de administratie aanwezig zijn, andere eisen gesteld worden dan in een over heidsarchief zal U wel duidelijk zijn. Over de steeds verder voortschrijdende mechanisatie in de administratie en de gevolgen daarvan voor de archieven hoop ik een volgende keer iets meer te vertellen. Intussen staat wel vast dat, wil men in staat blijven óm de langs mechanische weg vervaardigde ge gevens te kunnen blijven lezen, oorsprong, doel, code's en gebruik van deze gegevens overzichtelijk en duidelijk dienen te worden vermeld. Dat wij niet het enige land zijn waar men ook uit de kringen van de ar chivarissen interesse gaat tonen voor de bedrijfsarchieven kunnen wij lezen in diverse archief-publicaties. Vooral Amerika is op dit gebied zeer voort varend, en de berichten uit Duitsland wijzen ook op groeiende belangstelling voor dit gebied, al is de zinsnede in „Der Archivar", Heft 3/4 van Novem ber 1952, pag. 106, ook niet erg hoopvol.3) Met collega's die belangstelling hebben voor de vraagstukken, die zich voordoen bij het beheer van een modern bedrijfsarchief, zullen wij gaarne nader van gedachten wisselen. E. L. VAN LOO 2) In dit verband zij vermeld hetgeen mr G. A. Lubbers hierover in de Nota riële Vereniging te Amsterdam heeft betoogd. Na te hebben opgemerkt dat onze wetgeving wel de bewijskracht van kerfstokken en derzelver dubbelen regelt, doch in alle talen zwijgt over de bewijskracht der fotocopie. die slechts aan de hand van volkomen verouderde voorschriften is te construeren, merkte spr. op dat deze slechts dan van kracht kan zijn indien zij is gecertificeerd hetzij door een notaris, hetzij door een betrokken partij, hetzij door een derde, maar ook als dat is ge beurd, zal het aan het vrije inzicht van de rechter blijven overgelaten of en in hoeverre hij aan het hem voorgelegde stuk enige bewijskracht wil toekennen. De oplossing zal kunnen zijn dat de wet. bewijskracht toekent aan fotocopieën, vervaardigd in onder overheidstoezicht staande inrichtingen, waaraan verbonden beëedigde eopiïsten. Medegedeeld kan worden dat voor de kantonrechter te Rot terdam onlangs voor de eerste maal hier te lande een dergelijke beëediging heeft plaats gehad. (N. v. d. R.l. Dr Vollmer sprekend tot de Verein Deutscher Archivare „hob ins- besondere das Versagen der Wirtschaft hinsichtlich der Errichtung von Wirt- schafts-archiven hervor". Het verkeerd interpreteren van de correspondentie, gevoerd tussen prof. Enklaar en mij over de jaarstijl van Willem van Duvenvoorde, heeft zijn leerlinge, mevrouw Verhaak.Akveld, tot de overtuiging gebracht als zou ik de mening zijn toegedaan „dat Willem van Duvenvoorde de Nieuwjaars stijl gebruikte aangezien vele Hollandse heren dit deden, zoals de heren van Mathenesse, van Egmond en die van Brederode 'MZij vergist zich hierin en om dit duidelijk te maken, moet ik op de genesis van haar artikel terug grijpen. Toen prof. Enklaar mij enigen tijd geleden vroeg, waarom ik Inv. Nass. Dom. reg. no. 417 (een oorkonde, uitgaande van Willem van Duvenvoorde) niet naar Paas- maar naar Nieuwjaarsstijl had berekend, was mijn antwoord, dat ik voor Hollandse stukken de data alleen dan naar Paasstijl berekende, wanneer zij van de grafelijke kanselarij uitgingen en dat ik in alle andere gevallen aannam, dat volgens Nieuwjaarsstijl was gedateerd zolang niet bleek dat een andere gebruikt was. Ik verwees verder naar Fruins Chronologie ter illustratie van de chaotische toestanden op het gebied van datering, waar bij evenwel het gebruik van de Nieuwjaarsstijl, immers de stilus communis (die ook door de genoemde heren werd gevolgd), overwoog. Prof. E. vond deze opvatting gemotiveerd en gefundeerd en was het er mede eens, dat buiten de grafelijke kanselarij de Nieuwjaarsstijl regel geweest zal zijn en men die dus moet volgen als geen andere stijl blijkt. Evenwel vond hij, dat voor Duvenvoorde het geval anders lag en dat deze, die zo nauw aan de grafelijke regering was verbonden, hoogstwaarschijnlijk in zijn datering de usance van de kanselarij zal gevolgd hebben Zijn conclusie was, dat wij het dus niet eens waren en allebei gelijk konden hebben. Slechts een systema tisch onderzoek zou uitsluitsel kunnen geven en hij hoopte dat aan een pientere leerling op te dragen.2) Het resultaat is de vondst van mevrouw Verhaak, waarvoor ik alle waardering heb. Het staat vast, dat eenzelfde persoon niet zelden in verschillende omstan digheden verschillend dateerde. Een van de redenen om af te wijken van een gewoonte was b.v. de beleefdheid. Om bij de Nass. Dom. te blijven, de abt van St. Bernard op de Schelde gebruikt 5 Jan. 1475/6 volgens zijn ge woonte de stijl van Kamerijk, op 7 Maart 1476, uit beleefdheid tegenover Engelbrecht van Nassau, de Luikse. De secretaris van Karei de Stoute doet hetzelfde op 26 Januari 1471. Ook mag men de persoon van de klerk niet uit het oog verliezen en onze onbekendheid met zijn herkomst maakt con clusies over het stijlgebruik nog onzekerder. Namen middeleeuwse heren hun klerk mee op hun veelvuldige reizen (want waren zij eigenlijk wel ooit thuis?) of kregen zij ter plaatse een klerk te leen? Gaarne wil ook ik geloven, dat Duvenvoorde veelal Paasstijl heeft ge bruikt, maar ik stel mij op het standpunt van de bewerker van een regesten- lijst. 1) Ned. Archievenblad 1951/52, p. 111. 2) Uit een brief aan mij; zie ook D. Th. Enklaar, De burggraaf van Geertrui- denberg, in; Oranjeboom, 1951.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1953 | | pagina 11