10
verruilen voor de zoveel onrustiger plaats aan het hoofd van het Rijks
archiefwezen. Hij heeft de Vereniging jaren als bestuurslid gediend en hij is
gedurende één jaar haar voorzitter geweest. Hij heeft dit op zich genomen
om haar in een moeilijk ogenblik te helpen, maar met nadruk wenste hij
slechts één jaar aan te blijven. Toen trad hij weer naar de achtergrond terug.
Zijn doodsbericht heeft in de vacantieweken het Bestuur te laat bereikt om
een vertegenwoordiger naar zijn begrafenis te kunnen afvaardigen, waar wel
waarlijk reden voor zou zijn geweest. Wij moeten er dus mee volstaan van
deze plaats een eerbiedig saluut te brengen aan de nagedachtenis van de
man, die met ere een zo belangrijke plaats in het archiefwezen en in onze
Vereniging heeft ingenomen.
De heer H. Bonder heeft na het eindigen van zijn loopbaan voor het lid
maatschap bedankt, evenals de heer H. Th. Hendriks te Heerlen.
Hoewel niet behorend tot de kring onzer leden heeft de heer E. A. Kuipers
zoveel voor het archiefwezen gedaan, dat zijn heengaan van het departe
ment, waaronder het ressorteert, niet met stilzwijgen mag worden voorbij
gegaan. Hier zij openlijk uitgesproken, dat ook de Vereniging hem dankbaar
is voor wat hij met inzicht en ijver voor ons dienstvak heeft verricht. Wij
verheugen er ons over dat hij, doorkneed als hij in de materie is, zal blijven
medewerken aan de voorbereiding van de nieuwe Archiefwet, en wij wensen
hem in zijn nieuwe en rustige levensperiode van harte het allerbeste.
In het laatste jaar is overleden de heer M. P. M. Daniels, die van 1919
tot 1942 archivaris van Nijmegen is geweest. Hij is nimmer lid der Vereniging
geworden en de meesten onzer zullen hem nooit hebben ontmoet.
Wederom zijn sinds het vorige jaar niet minder dan dertien nieuwe leden
toegetreden, die wij gaarne verwelkomen: hun namen zijn reeds in het
Archievenblad (1951/52, p. 13, 50, 100) vermeld. Hierdoor is het aantal onzer
leden tot 180 gestegen en er zijn in ons dienstvak niet velen, die nog voor
het lidmaatschap in aanmerking zouden komen.
Zo is onze Vereniging wel waarlijk de plaats van samenwerking en samen
komst der Nederlandse archief ambtenaren en daardoor zal zij in staat moeten
en ook kunnen zijn, als in het verleden zo ook in de de toekomst, haar taak
ten bate van het Nederlandse archiefwezen ten volle te vervullen. Tot deze
taak zal in het komende jaar mede behoren het deelnemen aan het Internatio
nale Archiefcongres, dat van 16 tot 19 Juni 1953 te 's-Gravenhage zal
bijeenkomen. Bij het laatste congres te Parijs zijn onze Franse collega's
in grote getale opgekomen. Hier in Nederland moet hetzelfde geschieden;
wij moeten tonen, dat in het land van Muller, Fruin en Feith, klein
als het is, velen met liefde de archiefloopbaan hebben gekozen. Daarom
doe ik tot slot een dringend beroep op II allen en op de hier niet aanwezige
leden der Vereniging deel te nemen aan het congres, dat immers mede
als eerbetoon aan het Nederlands archiefwezen binnen onze landsgrenzen
wordt gehouden.
AFDELING VAN RIJKSARCHIFFAMBTENAREN.
Verslag van de vierendertigste afdelingsvergadering op 20 September 1952
te Leiden.
11
Daar de vacature van voorzitter, door het aftreden van mr H. Hardenberg
in de vorige jaarvergadering, nog niet was vervuld, werd door het bestuurs
lid mej. mr E. C. M. Prins de vergadering met een kort woord van welkom
geopend. Aanwezig waren 13 leden. De secretaris-penningmeester brengt daar
na het volgende verslag uit over het afgelopen verenigingsjaar:
„In de vorige te Zwolle gehouden jaarvergadering werd, na het aftreden van
mr H. Hardenberg, tot voorzitter aangewezen dr G. W. A. Panhuysen. Na
de heer P. enige malen te hebben gevraagd of hij de benoeming wenste te
aanvaarden, ontvingen de overblijvende bestuursleden in Februari 1952 be
richt, dat deze het voorzitterschap niet wenste aan te nemen. In afwachting
van de verkiezing van een nieuwe voorzitter hebben genoemde bestuursleden
toen de voorkomende zaken afgehandeld.
De gebeurtenissen in het achter ons liggende verenigingsjaar geven m.i.
aanleiding met enig optimisme de toekomst tegemoet te zien.
Nadat in November 1951 de saiariscommissie ad hoc was opgeheven, werd
een dag daarna de Centrale Commissie voor Georganiseerd Overleg in Amb
tenarenzaken geïnstalleerd. Sedert 9 April 1952 hebben voor de Centrale
van Hogere Rijksambtnaren in die commissie de heren Burggraaff en Tholen
zitting.
Door de Commissie van samenwerking inzake de regeling van de pensioe
nen voor het hoger overheidspersoneel is 15 April 1952 een request gericht
tot H.M. de Koningin waarin werd gewezen op de noodtoestand, waarin ho
gere ambtenaren en officieren en de weduwen van deze functionarissen ver
keren. Verzocht werd op korte termijn het maximum van eigen pensioen te
brengen op tenminste 70 van de pensioensgrondslag en het minimum van het
weduwenpensioen op 60 van het pensioen van de echtgenoot. In een motie
heeft de Verenigingsraad van de Centrale van Hogere Rijksambtenaren dit
request krachtig ondersteund.
Belangrijk is ook, dat de regering heeft ingezien dat tegemoet diende
te worden gekomen in de kosten van een ziekteverzekering. Over 1951 werd
deze tegemoetkoming bepaald op f 50 voor gehuwden en f 25 voor onge-
huwden; voor 1952 verhoogd tot resp. f 60 en f 30.
Het stemt tot voldoening, dat nu eindelijk bij de toekenning van de
vacantiebijslag de salarisgrenzen buiten beschouwing zijn gelaten, hoewel het
is te betreuren, dat de bedragen beperkt blijven tot f 75 voor gehuwden en
f 50 voor ongehuwden.
Wat betreft de wijziging en aanvulling van het Bezoldigingsbesluit-1948
diene dat, zoals bekend, het afdelingsbestuur pogingen in het werk heeft
gesteld om voor de wetenschappelijke archiefambtenaren der tweede klasse
een nieuwe rang ingevoerd te krijgen, n.l. die van hoofdarchivist le klasse,
in salaris gelijk te stellen met referendaris bij een der Departementen van
Algemeen Bestuur (schaal 127).
Van onze vertegenwoordiger in het Georganiseerd Overleg, de heer Burg
graaff, werd echter 23 Januari 1952 de mededeling ontvangen, dat er in de
Commissie een voorstel ter tafel was gebracht tot het invoeren van de
rang van hoofdarchivist A in schaal 121. N.a.v. dit voorstel verzocht de
heer B. te worden ingelicht, hoe de mening van de Algemene Rijksarchivaris
ten opzichte hiervan was. Na overleg met de A. R. kon worden geantwoord,