8
dat de ontmoetingen met de verzorgers van bibliotheken, dynamische archie
ven en documentaties vele zijn geweest.
Thans terugkerend tot ons eigen archiefwezen kan hier toch ook positiefs
vermeld worden.
In de eerste plaats noem ik de interessante, fraaie en zozeer geslaagde
tentoonstelling ,,150 jaren Rijksarchief" te Delft. Het is goed geweest, dat
onze grootste en centrale archiefinstelling een passende gelegenheid heeft
aangegrepen om voor het voetlicht te treden. Natuurlijk zijn wij er allen
van overtuigd, dat archiefstukken geen museum-objecten mogen zijn, al is
deze opvatting helaas nog geen gemeen goed. Getuige het feit, dat stukken
uit het huisarchief van de buitenplaats De Burch te Rijswijk zijn geschonken
aan het Oudheidkundig Museum ter plaatse en, wat te betreuren is, door
dat Museum zijn aanvaard. Maar er is niets tegen af en toe aan een groter
publiek voor ogen te stellen, hoe belangrijke schatten onze archiefbewaar
plaatsen bergen. Met voldoening hebben wij gezien, dat zulks in de laatste
jaren herhaaldelijk is geschied, in Den Haag, Delft, Breda en nog wel meer
plaatsen. Maar toch nooit op zo grote schaal als dit jaar in het onvolprezen
Prinsenhof. Deze tentoonstelling was bijzonder fraai van inrichting, waar
voor wij den heer Graswinckel dank moeten weten. Zij is een groot succes
geworden; 16000 bezoekers zijn Moor zulk een expositie opmerkelijk veel
en wij kunnen aannemen, dat het begrip voor de belangrijkheid van het, ge
woonlijk binnenskamers en in bescheiden stilte werkend, archiefwezen er in
brede kring door zal zijn toegenomen.
In het plaatsgebrek, waarmede vrijwel alle archieven in ons land te kam
pen hebben, is maar weinig verbetering gekomen. Over de plannen voor een
nieuw archiefgebouw te Zutphen hebben wij dit jaar niets vernomen, maar
des te meer over die te Delft. Onze Delftse ambtgenoot heeft niet geschroomd
in zijn archiefverslag met zeer zwaar geschut te werken. En inderdaad is de
behuizing van de belangrijke archieven van deze oude stad hoogst onbevre
digend. Aanvankelijk heeft de Investeringscommissie geen reden gezien de
bouw van een nieuw archief depót toe te staan. Maar gelukkig heeft zij, naar
de dagbladen hebben bericht, haar beslissing herzien. Wij kunnen onze ambt
genoot van Delft dus gelukwensen met het grote voorrecht, zo zeldzaam
in deze tijd, dat hem te beurt zal vallen, n.l. om een geheel nieuw en modern
archiefdepót te kunnen ontwerpen en verzorgen.
Het tweede archief waarvoor het ruimtegebrek spoedig tot het verleden
zal behoren is het Algemeen Rijksarchief. Door de vriendelijke gastvrijheid
van de Algemene Rijksarchivaris zijn wij op 30 Mei allen in de gelegenheid
geweest de sombere, maar zo prachtig gelegen bewaarplaats in de voormalige
radar-bunker te Schaarsbergen te bezoeken. Sedert zijn daar nog vele ar
chieven ondergebracht, de ene verdieping is nagenoeg vol. Toch is het Alge
meen Rijksarchief er, dunkt mij, grotelijks bij gebaat. Tijdens ons bezoek aan
Schaarsbergen heeft de heer Graswinckel ons de verblijdende mededeling ge
daan, dat aan de Fluwelen Burgwal te 's-Gravenhage een ruim archiefdepöt
in aanbouw is, zodat voor ons centrale archief een einde van het nijpende
plaatsgebrek in 't zicht komt.
In het Haagse gemeente-archief hebben nu meer dan een jaar zeven ont-
vochtingsapparaten hun werk gedaan. Op normale dagen onttrekken zij ge-
9
middeld zeven, op vochtige meer dan twaalf liters water aan de lucht. De
indruk is dat het euvel der vochtigheid, helaas niet het enige euvel dat het
Haagse archief aankleeft, hierdoor is opgeheven. Ik vermeld dat hier omdat
misschien ook voor andere archieven de Haagse ervaring van belang kan zijn.
Verheugend is ook, dat de Algemene Rijksarchivaris is aangewezen als
voorzitter van de vaste commissie voor de post- en archiefzaken bij de
Rijksadministratie. Want hierdoor is zeker geworden, dat de archiefbelangen
bij de beraadslagingen en besluiten van het belangrijke college op hun volle
waarde zullen geschat worden.
Wat de fata onzer Vereniging betreft, hierover behoef ik U niet veel te
vertellen. Want ons voortreffelijk Archievenblad, met zoveel toewijding en
zorg door dr Unger geredigeerd, heeft er U volledig over ingelicht. Zo is
U allen bekend, dat het Bestuur naar aanleiding van de alarmerende mede
delingen van mej. Jurriaanse in onze vorige Algemene Vergadering een brief
over de verzorging der lopende rijksarchieven aan de Ministerraad heeft
gericht.
Tot zijn leedwezen is het Bestuur genoodzaakt geweest de abonnements
prijs van het Archievenblad voor niet-leden iets te verhogen.
Dr H. P. Coster heeft verzocht ontheven te worden van zijn taak als onze
vertegenwoordiger in het Bestuur Man het N.I.D.E.R. Wij zijn de heer Coster
dankbaar voor wat hij in deze functie heeft kunnen doen. Het Bestuur heeft
zijn medelid Hart bereid gevonden de vertegenwoordiging over te nemen.
Het heeft mij opnieuw aangewezen als zijn gecommitteerde bij de examina
van de Archiefschool aan het einde van de juist aangevangen cursus.
Thans kom ik tot de personalia, waarover het Archievenblad ons ook ge
trouwelijk heeft ingelicht. Ik herinner er slechts aan, dat de heer Bonder
op 1 Februari wegens het bereiken van de leeftijdsgrens het archiefwezen
heeft moeten verlaten en dat de heer Bloemen tot het Rijksarchiefwezen is
teruggekeerd. De heer Das verkreeg zijn aanstelling tot gemeente-archivaris
van Ede, terwijl de heer Lohmann ook de verzorging van de archieven van
Geertruidenberg en Teteringen op zich heeft genomen. Tijdens ons vorig
samenzijn heb ik de heer fdart reeds uit Uw aller naam gelukgewenst met
zijn eredoctoraat. Thans wens ik gaarne de heer H. Brouwer geluk, die in
alle stilte zijn veertigjarige werkzaamheid in 's Rijks dienst heeft herdacht,
en de heer W. D. de Bruine, gemeente-archivaris van Vlissingen, die de
meestertitel in de rechtswetenschap heeft behaald, wat ik voor iemand, die
een werkkring heeft, een opmerkelijke prestatie acht.
Van de 170 leden, die de Vereniging het vorige jaar telde, zijn drie ons
ontvallen. Op 8 Augustus 1.1. is op Huize Velhorst te Almen overleden Jhr
mr A. H. Martens van Sevenhoven, oud-rijksarchivaris in Gelderland en
sinds 1914 onafgebroken lid onzer Vereniging. Velen van de jongeren onder
U zullen de beminnelijke en bescheiden man, aristocraat in de beste zin van
het woord, niet hebben gekend. Maar de ouderen weten hoe uiterst belang
rijke plaats hij in ons midden heeft ingenomen. Hij was een uitermate bekwaam
archivaris en Fruin had hem zeer bepaald als zijn opvolger gewenst. Maar de
bescheiden Martens wilde zijn werkkring in zijn geliefd Gelderland, waar hij
alle gelegenheid vond met vrucht wetenschappelijk werkzaam te zijn, niet