44 schap van den heer Baron van Spaen La Lecq, in leven President van den Hoogen Raad van Adel, welke in der tijd voor circa f 5000 uit het fonds van dien Raad werd aangekocht geeft de samensteller uitvoerige inlichtingen. Over de mogelijkheid van het raadplegen van deze collectie en van de andere bij de Raad berustende verzamelingen geeft Noordziek echter geen inlichtingen, en voor zover mij bekend zijn daaromtrent ook geen regelen vastgesteld. Uit ervaring zal velen onderzoekers gebleken zijn, dat de secre tarissen van dit Hoge College hun steeds met grote welwillendheid zijn tege- moetgetreden, terwijl ook uit de lijksarchiefverslagen van de laatste jaren kan blijken, dat wat betreft het afstaan van archiefstukken, die beter in de rijksarchieven geplaatst zijn, de Raad een zeer ruim standpunt heeft inge nomen. Dat dit vroeger wel eens anders geweest is, bewijst een passage in het Voorwoord tot het tweede deel van de Utrechtsche Ridderhofsteden. door jhr mr E. B. F. F. Wittert van Hoogland, waaruit af te leiden valt, dat door het aftreden van de Secretaris van de Raad het hem niet meer ver gund is geweest de verzamelingen te raadplegen. Het ligt in de lijn van het ruime inzicht van de Raad over de waarde van zijn verzamelingen, dat hij thans overgegaan is tot het uitgeven van een inventaris van een zijner belangrijkste collecties, nl. die van mr A. W. baron van Spaen La Lecq. Een goed gestelde en duidelijke inleiding geeft aan, hoe deze collectie tot stand is gekomen, iets wat ook na het inlichtende artikel van jhr mr W. A. Beelaerts van Blokland in de Nederlandsche Leeuw van 1917 aan velen nog duister was gebleven. Zoals in de Inleiding vermeld wordt, is de volgorde van de oude inven taris, die in handschrift bij de Raad berust en vanwege de vele ernaar ver wijzende litteratuur ongewijzigd is gelaten, vrij willekeurig. Een klapper op namen en plaatsen vergemakkelijkt de raadpleging, terwijl de vele thans toe gevoegde noten veel opheldering geven. Zoals boven reeds is medegedeeld, heeft de Raad een aantal tot de rijksarchieven behorende nummers uit deze collectie afgestaan. Dat deze nummers in de voor ons liggende inventaris niet opgenomen zijn, desnoods in andere lettersoort, en met vermelding waar deze stukken heen verhuisd zijn, is echter een bezwaar, aangezien ook deze nummers herhaaldelijk in de litteratuur vermeld worden. Wel is de verplaat sing medegedeeld, als deze betrekking heeft op een gedeelte van een der nummers, terwijl de overbrenging van enkele nummers naar het familiearchief Van Spaen, dat sedert 1940 ook bij de Raad berust, eveneens vermeld wordt. Ten slotte heeft het mij getroffen, dat de naam van de samensteller van deze inventaris niet vermeld wordt. Volgens mij verstrekte inlichtingen is dit mej. dra S. M. van Zanten Jut, referendaris 2de klasse bij het ministerie van Binnenlandse Zaken, gedetacheerd bij de Hoge Raad van Adel aan wie ik gaarne -waardering voor haar werk betuig en is het ontbreken van haar naam aan een betreurenswaardige omissie te wijten. VAN SCHILFGAARDE. Denise van Derveeghde et Cécile Lefèvre, Inventaire des archives du Con- seil d Etat de Régence, 17061716. Archives Générales du Royaume, Bruxel- les, 1950. 32 blz. 45 Deze inventaris vormt een welkome aanvulling op de in 1932 door J. en F. Lefèvre in dezelfde serie gepubliceerde inventarissen van de archieven van de Koninklijke Raad van Philips V (1702—'11) en van de Raad van State van Maximiliaan Emmanuel te Namen (1711—'14). De bewerksters hebben zich niet kunnen bepalen tot inventarisatie werk: zij hebben eerst het archief zelf, dat in verschillende fondsen verdwaald was geraakt, bij elkaar moeten zoeken. Bij de ordening hebben zij zich, daar zij op geen oude inven taris konden steunen, laten leiden door de bevoegdheden van de Raad van State zelf. Zo onderscheiden zij drie groepen van documenten, al naar ge lang de functies van de Raad behoorden tot de vroegere prerogatieven van de gouverneur-generaal, van de (adviserende) Raad van State, of van de Geheime Raad. In een voorafgaande afdeling „Généralités" vermelden zij de stukken, die betrekking hebben op de organisatie van de Raad, en op de betrekkingen met de Twee Mogendheden. In de inleiding wordt overbodig veel nadruk gelegd op het karakter van verovering en bezetting dat deze pe riode van de geschiedenis van België zou kenmerken. Koning Karei III heet aartshertog Karei, de Twee Mogendheden steeds ,,de bezettende mogend heden". Terwijl de acte van instelling van de Raad van State zegt, dat deze het bestuur zal hebben over de provincies, ,,die zich reeds (aan Karei III) onderworpen hebben, en over de provincies, die zich nog zullen onderwerpen", maken de schrijfsters daarvan: „de provincies, die reeds bezet zijn en die nog verder bezet zullen worden". De revolutie van 1706 in Brabant, Vlaan deren en Mechelen wordt genegeerd. De schrijfsters delen hier geheel het m.i. onhoudbare standpunt van Hubert van Houtte, die in deze periode slechts een bezetting door vreemde mogendheden ziet, in plaats van een regent schap van bevriende mogendheden voor een afwezige en vrijwillig aanvaarde vorst. Zo komen zij er blijkbaar ook toe te zeggen dat Limburg nooit werd bezet. (Het werd reeds in 1703 veroverd, maar voor wat het burgerlijk be stuur betrof overgedragen aan Karei III). Deze opmerking doet overigens geen afbreuk aan de waarde en de bruikbaarheid van de inventaris zelf, die zonder twijfel de Belgische bronnen voor de geschiedenis van het Anglo- Nederlands condominium meer toegankelijk maakt. A. J. VEENENDAAL. KORTE BOEKAANKONDIGINGEN De betreurde Tenhaeff, in dit blad (1923/24 p. 175 vlg.) Enklaar's disser tatie over het landsheerlijk bestuur in het Sticht gedurende de regering van bisschop David van Bourgondië besprekend, sprak daarbij de mening uit dat een historicus, gewapend met dit boek en Muller's regesten, zich nu wel ein delijk zetten kon aan het schrijven van bisschop David's lang verbeide bio grafie. Maar noch hij, noch de auteur van het besproken proefschrift zelf hebben hieraan gevolg gegeven. Thans echter heeft een van des laatsten leerlingen, dr S. B. J. Zilverberg, de uitdaging aanvaard en het leven van bisschop David beschreven in een academisch proefschrift: David van Bour gondië, bisschop van Terwaan en Utrecht 14271496), dat als dl. XXIV verscheen in de Bijdragen van het Instituut voor middeleeuwse geschiedenis

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1952 | | pagina 27