32 33 DE NOTARIËLE ARCHIEVEN VAN AMSTERDAM. bedoelt te zeggen, dat de uitgaande stukken buiten het archief gesloten zijn, dan is er geen discussie over het tijdstip der bestemming mogelijk. Het doelt niet op een willekeurige beschikking, waarbij een bepaald persoon op een bepaald tijdstip een stuk tot archiefstuk verklaart, maar op een automati sche uitsluiting van de wel is waar door de administratie opgemaakte, maar verzonden stukken. Hij kent m.a.w. ook in het licht der tweede opvatting aan dit lid een nega tieve waarde toe en weder ben ik van mening, dat een dergelijke negatieve getuigenis niet in de definitie thuis behoort. Zodoende blijft ons van de andere kant de uitspraak onthouden, wanneer een stuk uit de administratie in het archief overgaat en kan mijn conclusie in dat geval slechts zijn, dat de definitie in dit opzicht herzien dient te worden. Om nu de draad van mijn betoog, dat over deze bestemming gediscussieerd dient te worden, hetgeen, naar het bovenstaande te oordelen, hoogst nodig schijnt te zien, weder op te vatten, diene, dat prof. Fruin in vele van zijn verslagen de eerste mening voorgestaan en daaraan o.a. het gevolg verbon den heeft, dat de provinciale inspecteur zich ook met de gemeente- en water schapsadministratie bezig .moet houden. Naar mijn mening begeeft de inspec teur zich zodoende op vreemd terrein. Ik stel mij de loop van zaken zo voor, dat het een bevoegdheid der administratie is sommige van hare bescheiden tot archivalia te bestemmen en in deze bescheiden een orde te scheppen. De verhouding van secretaris tot archivaris is, om de zaak zuiver te stellen, dat de tweede de bescheiden als zodanig van de eerste overneemt en zorg draagt, dus bevoegd is in zake de bewaring en het gebruik dier archieven. Behalve deze bevoegdheid heeft de archivaris nog een eigenschap, dat hij nl. een deskundige inzake de schrifteli|ke administratie is, omdat hij de geschie denis er van kent en ook omtrent de practische behandeling en in het bij zonder de bewaring en raadpleging van bescheiden ervaring heeft. Er is dus in het algemeen een vruchtbare samenwerking tussen secretaris en archivaris mogelijk, mits zij formeel niet op elkanders terrein komen, en zij slechts ad viserend blijft. Een dergelijke adviserende taak heeft het ontwerp-Archiefwet, waarin het vraagstuk van het terrein der provinciale inspectie zowel naar het admini stratie- als naar het archiefwezen in het algemeen is overgebracht, echter den archivaris niet toegedacht. Integendeel kent het ontwerp hem de inspectie der administratie toe, van dat deel van het archief namelijk, dat, m.i. ten on rechte, als dynamisch deel wordt aangeduid. Vroeger volgde de taak van dc archivaris uit die van de administrateur, maar thans wil men de omgekeerde weg gaan en verliest m.i. zodoende de wet van oorzaak en gevolg uit het oog. P. W. A. SMIT. Ter gelegenheid van de opening der bibliotheek van de Stichting tot be vordering der notariële wetenschap, gevestigd aan de Herengracht 278 te Amsterdam, op 8 November 1.1. heeft de voorzitter van het bestuur der Stichting, de Amsterdamse hoogleraar mr A. Pitlo, een persconferentie belegd waarin hij blijkens de vrijwel gelijkluidende verslagen daarvan in verschillende dagbladen van ons land, welke mij o.a. door de redacteur werden toegezonden, enige onvriendelijke en onjuiste dingen heeft gezegd over bewaring en ordening der notariële protocollen ten gemeente-archieve door mijn ambtsvoorgangers, zodat een woord van tegenspraak in ons blad niet achterwege mag blijven, temeer omdat ondanks een telefonisch protest mijnerzijds bij mr Pitlo elke openbare rectificatie zijnerzijds achterwege is gebleven. Ontdaan van kennelijke onjuistheden, op rekening van de ondeskundigheid der verslaggevers te stellen, heeft de hoogleraar ongeveer dit gezegd: ,,In het gemeente-archief liggen twee zolders vol met notariële archieven volkomen ondoorzocht: een schat van gegevens, materiaal dat omdat het niet geordend is volkomen onbruikbaar is. Dit uitgebreide materiaal te catalogiseren en zo voor wetenschapsmensen toegankelijk te maken is één van de voornemens van de nieuwe stichting". De waarheid is echter dat de 22000 notariële protocollen sinds 1914 ge nummerd in stalen rekken staan welke vier verdiepingen van de brandvrije gemeentelijke archiefbewaarplaats vullen. Dat sedert 1920 een getypte inven taris daarvan op de studiezaal ter beschikking van de bezoekers staat. Dat er sedert dien talloze werken van binnen- en buitenlandse schrijvers zijn verschenen waarin vele duizenden akten uit deze notariële protocollen zijn verwerkt. Ik wijs slechts op de werken van prof. van Dillen, dr Höweler, dr Leuven, dr Simon Thomas, dr IJzerman, prof. Christensen, prof. Schreiner, dr Wilson, miss Barbour, miss Cousins, miss Jörgensen, en van talloze anderen; alleen prof. Pitlo zelf heeft helaas nooit enig onderzoek in de notariële protocollen ten gemeente-archieve ingesteld. Deze rectificatie geeft mij een ongezochte gelegenheid voor de heugelijke mededeling dat ik zelf sedert mijn optreden in Januari 1950 met Rector en Assessoren der gemeente-universiteit enerzijds en met de Wethouder van Onderwijs anderzijds langdurige onderhandelingen heb gevoerd, welke hebben geleid tot een regeling waardoor het klapperen van de notariële protocollen onder mijn verantwoordelijkheid door een 20-tal werkstudenten mogelijk zal worden. Op de gemeentebegroting voor 1953 is thans een voorlopig bedrag van f 14000 voor dit doel uitgetrokken zodat, indien deze begroting door de bevoegde instanties wordt goedgekeurd, per 1 Januari a.s. voorlopig met vier of vijf studenten kan worden begonnen. Het vele organisatorische werk dat aan een dergelijke onderneming vastzit is door mijn medewerkers reeds goeddeels verricht. Merkwaardigerwijze bleek de hoogleraar nog nooit iets van mijn activiteit in deze richting te hebben gehoord. Het voornemen van de nieuwe stichting om dit klapperen zelf aan te vatten bleek dan ook het stadium van de wensdromen van een halve eeuw geleden nog niet te zijn te boven gekomen en kan derhalve als volkomen waardeloos worden afge schreven. W. F. H. OLDEWELT.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1952 | | pagina 21