NAAR EEN NIEUWE HANDLEIDING. 24 I. DE DEFINITIE, HET BEGINSEL EN DE HERGROEPERING DER STOF*). Wanneer U van mij onthullingen verwacht over een spoedige verschij ning van een derde druk van de Handleiding, dan moet ik U al dadelijk teleurstellen, want zo ver is het nog niet. Ook zal ik hier geen overzicht geven van de stand der werkzaamheden van de herzieningscommissie. Mijn bedoeling is alleen en tevens die van het bestuur de herziening van de Handleiding eens ter sprake te brengen op een vergadering van onze Vereniging in de hoop, dat dit een vruchtbare discussie ten gevolge mag hebben. Ook wil ik even naar voren brengen, dat ik hier spreek voor mij zelf, niet namens de herzieningscornmissie. Het is merkwaardig, dat deze herziening op onze vergaderingen van de laatste jaren niet behandeld is. Wachten soms de leden in goed vertrouwen af wat de commissie ter tafel zal brengen, of zijn wij het allen zo met elkaar eens, dat er over de Handleiding niets meer te discussiëren valt? Het laatste geloof ik niet, al zouden wij dit af kunnen leiden uit het feit, dat er over een drietal artikelen in het Archievenblad in het geheel geen debat in onze kring gevolgd is, zoals ongetwijfeld de redacteur gehoopt had. De allernieuwste leden zullen misschien nauwelijks weten, dat ik de bij dragen tot een nieuwe Handleiding bedoel, welke in de jaargangen 1947/8 en 1948/9 zijn verschenen van de hand van de heren Fockema Andreae, Smit en Van der Gouw1). Deze drie artikelen staan los van elkaar en heb ben merkwaardigerwijs geen wederwoord uitgelokt. Toch zijn zij daarvoor belangrijk genoeg. Mr Smit komt zelfs met een nieuwe omschrijving van het begrip archief. Hij stelt n.l. de volgende definitie voor: „Het archief is het geheel der administratieve bescheiden, voor zoover de rechtszaken der administratie, op welke zaken de bescheiden betrekking hebben, zijn afgedaan en de bescheiden ter uitvoering dier afdoening door den beheerder der administratie tot handhaving van het door de afdoening verkregen recht van het gezag zijn opgelegd." Het is niet mijn bedoeling hier deze definitie te bespreken, noch de beide andere artikelen in hun geheel onder de loupe te nemen; ik wil ze slechts als uitgangspunt nemen voor mijn betoog Een van de opvallendste kanten dan van deze definitie is, dat zij het begrip „archief beperkt tot de afgedane zaken. Het „lopende archief" of, als men wil, het „dynamische" gedeelte van het archief valt er buiten. Enige steun vindt deze beperking in onze oude definitie, waar deze spreekt van bescheiden die bestemd waren om onder dat bestuur of die ambtenaar te blijven berusten, maar uit de toelichting van 1 blijkt, dat met deze verleden tijd iets anders bedoeld is: men wilde aangeven, dat verplaatsingen Voordracht, gehouden voor de Algemene vergadering der Vereniging van Archivarissen op 20 September 1952. D Zie Ned. Archievenblad 1947/48, blz. 133 vlg„ 1948/49, blz. 33 vlg., blz. 58 vlg. 25 van het stuk door latere archiefbeheerders daaraan het karakter van archief stuk niet kunnen ontnemen. In elk geval heeft de definitie va.n het begrip archief in het door onze Vereniging vastgestelde ontwerp van een nieuwe archiefwet2) aan deze eventuele twijfel een einde gemaakt door te spreken van „bestemd waren of zijn". Men zou het hierbij kunnen laten en kunnen constateren, dat onze Ver eniging door de vaststelling van het begrip archief in dit ontwerp indirect de zienswijze van mr Smit verworpen heeft om een scheiding te maken tus sen administratie en archief. Maar er is toch een aspect aan deze zaak, dat ik iets nader zou willen belichten. De beperking van het begrip archief tot de bescheiden dier afgedane zaken, zoals mr Smit voorstelde, zou n.l. ook de taak van de archivaris bepalen, n.l. beperken tot het z.g. statische ge deelte van het archief. Tot voor kort dacht ik, dat dit eigenlijk onze com munis opinio was. Immers eens is door onze Vereniging een registratuur commissie ingesteld geweest, welke als eerste punt van haar rapport, te vinden in het N.A.B. 1919/20 bl 50 vlg., bracht: „De commissie is van oordeel, dat het niet op den weg der vereeniging ligt, zich uit te spreken over de wenschelijkheid van invoering van een bepaald stelsel van ordening van het administratief archief". Dit rapport is door onze Vereniging goedgekeurd. Ik zei zoeven, dat ik tot voor kort dacht dat dit oordeel nog gold, maar ik ben onlangs gaan twijfelen. Ik weet n.l. niet precies waar de weg heen leidt, welke Hercules op de tweesprong koos. Jhr Graswinckel zegt n.l.3) dat het wenselijk zou zijn, dat hij (de archivaris) ook ten opzichte van de ordening der stukken in de registratuur een stem in het kapittel had. Nu sprak het bovengenoemde rapport van de registratuur-commissie ook al de wenselijkheid uit, dat bij overweging van de invoering van enig stelsel in overleg met de betrokken archivaris worde gehandeld. Maar, voegt de commissie er aan toe: „het zal toch in de praktijk der administratie moeten blijken, welk stelsel van ordening van het administratief archief de voor keur verdient; de administratie za! in deze zaak de leiding moeten behouden Ik meen, dat dit ook nu nog het geval moet zijn. Onderling overleg is gewenst, maar in de dynamische periode is de registrator primair, niet de archivaris. Ook al om practische redenen is dit noodzakelijk, immers bijna niemand van ons heeft in de administratie gewerkt en is dus competent ten dezen. Men zou ook kunnen zeggen: deze wens tot medezeggenschap is dan ook slechts een vrome wens, want in de rijksadministratie zijn thans bepaalde regels van ordening voorgeschreven bij het Besluit Post- en archiefzaken Rijksadministratie 1950. Weliswaar moeten er nog registratuurplannen worden ontworpen, maar het hoofdprincipe is toch al vastgesteld. Ook de Vereniging van Nederlandse Gemeenten met haar code werkt volgens vaste regels, waarop wij al heel weinig invloed kunnen uitoefenen. Maar toch ligt er misschien nog een terrein braak, dat wij zouden kun nen ontginnen. Ik bedoel het terrein der bedrijfsarchieven, waar wij echter ambtshalve niets mee te maken hebben. Of inderdaad dit terrein nog braak 2) Zie Ned. Archievenblad 1950/1, bl. 57. 3) Ned. Archievenblad 1950/1, bl. 111.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1952 | | pagina 17