10
met vreugde zien terug keren. De namen der overige nieuwe leden zijn reeds
in het Archievenblad vermeld; wij heten hen allen van harte welkom.
Over de wisselingen in het archiefwezen: benoemingen, bevorderingen, ver
plaatsingen heeft ons Archievenblad U volledig ingelicht. Ik zal dus niet in
herhaling vervallen. Slechts moet ik er aan herinneren, dat twee onzer leden
wegens het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd het archiefwezen
hebben moeten verlaten. In de eerste plaats dr H. P. Coster, gemeente-archi
varis van Groningen en oud-voorzitter onzer Vereniging. Hij is op 31 Mei
hartelijk en naar verdienste gehuldigd; ik heb daar uit Uw aller naam gaarne
aan deelgenomen. Ook mej. dr S. W. A. Drossaers is afgetreden als hoofd
chartermeester aan het Algemeen Rijksarchief, waar zij in een lange loopbaan
zo voortreffelijk werk heeft gedaan. Wij wensen beiden afgetreden collega s
vele jaren van werkzame rust toe.
Opmerkelijk schijnt mij ook, dat vier onzer leden, die volop hun dagwerk
verrichten, een universitair diploma hebben verworven. De nieuw benoemde
archivaris der gemeente Groningen, mr A. T. Schuitema Meyer, promoveerde
aan de Universiteit van de stad zijner inwoning na verdediging van een proef
schrift, dat in het Archievenblad van uiterst deskundige zijde is geprezen. De
archivaris van Deventer, de heer A. C. F. Koch, verwierf te Gent de doctors
titel, mej. Versprille die van mr in de rechten, terwijl mej. M. A. P. Roelofsz
voor het doctoraal-examen in de geschiedenis slaagde met verwerving van
het praedicaat cum laude, voorwaar een uitzonderlijke prestatie. Al deze
feiten bewijzen, dat het aan bekwame en werkkrachtige archivisten in ons
midden gelukkig niet ontbreekt.
Dr Goster werd op de verjaardag van de Koningin benoemd tot officier
in de Orde van Oranje Nassau, terwijl mij op 16 Juni eenzelfde onderschei
ding werd verleend, die ik gaarne heb aanvaard in het volledig besef, dat zij
meer nog der Vereniging dan mijn persoon gold. De heer Graswinckel ver
kreeg tot onze voldoening de Officierskruizen van de Orde van het Legioen
van Eer van Frankrijk en van de Orde van de Eikenkroon van Luxemburg.
Ziehier dan, dames en heren, een overzicht van wat in het verstreken jaar
in onze kring is voorgevallen. Het geeft naar mijn oordeel blijk zowel van
goede prestaties van onze organisatie alsook van verscheidene onzer leden
persoonlijk. Het archiefwezen leeft, zijn dienaren eveneens. Vele vraag
stukken vragen om een oplossing; wij staan, wij weten het allen, als Hercules
aan een tweesprong. Maar ik heb het volle vertrouwen dat wij, door samen
werking in het verband onzer thans 60-jarige Vereniging en door liefde voor
ons vak bezield, in staat zullen blijken in de komende jaren de gewenste op
lossingen te vinden.
AFDELING VAN RIJKSARCHIEFAMBTENAREN.
Verslag van de drie en dertigste afdelingsvergadering op 22 September
1951 te Zwolle.
Te 11.30 opent de voorzitter, mr H. Hardenberg, de vergadering, die door
25 leden werd bezocht. Hij begint zijn verslag met de verklaring, dat dit
uiteraard niet anders dan teleurstellend kan zijn; lichtpunten zijn ditmaal niet
te verwachten. Op zijn hoogst kunnen wij tevreden zijn dat de positie der
11
rijksarchiefambtenaren in haar geheel op het moeizaam verworven peil ge
handhaafd bleef en t.o.v. andere groepen van ambtenaren niet slechter is ge
worden, al deelde zij het lot van alle hogere rijksambtenaren, die zich door
de nivellering meer en meer bedreigd zien.
Het op de vorige jaarvergadering geuite protest tegen de steeds verder
doorgevoerde nivellering der salarissen, met name tegen het stellen van een
maximum-grens voor de nieuwe salarisverhoging van 5 werd doorgegeven
aan de Centrale van Hogere Rijksambtenaren, maar helaas bleek deze on
machtig de regering van haar standpunt af te brengen. Met ons voorstel tot
wijziging van het Bezoldigingsbesluit-1948 door invoeging van de rang van
hoofdarchivist le klasse zijn wij evenmin veel verder gekomen, ondanks het
feit dat dit voorstel de steun van de Algemene Rijksarchivaris had; ook moch
ten wij van de heer Kuipers vernemen, dat het departement zich in beginsel
met deze invoeging verenigd had. In April 1951 heeft dit voorstel met andere
tot wijziging van het bezoldigingsbesluit het departement verlaten. Onze po
gingen via de Centrale te achterhalen in hoeverre de regering voornemens is
het voorstel over te nemen, zijn tot den dag van heden zonder gevolg ge
bleven; ook heeft het Bureau Personeelszaken, dat in deze een beslissende
stem heeft, hierover niets los willen laten. Wel is er bij de Centrale op aan
gedrongen onze wensen krachtig te steunen, hetgeen leidde tot een onder
houd met de energieke nieuwe vertegenwoordiger der Centrale in de Salaris
commissie, de heer Burggraaff, aan wie uitvoerige schriftelijke inlichtingen
werden verstrekt over de positie en de wensen der wetenschappelijke archief
ambtenaren in 's Rijks dienst. Het afgelopen verenigingsjaar heeft dus wel
hoop, maar geen enkele tastbare zekerheid gebracht omtrent een mogelijke
positieverbetering van de meest verdienstelijke archiefambtenaren der 2e klasse.
Ook het protest der Centrale tegen het uitsluiten der hoger bezoldigden van
de vacantietoeslag heeft in 1951 niet het minste succes gehad.
Op de vraag, in de najaarsvergadering der Centrale in discussie gebracht,
wat men eigenlijk onder hoge ambtenaren diende te verstaan, kan men niet
tot een bevredigende oplossing komen. Ons bestuur heeft als zijn mening te
kennen gegeven dat alleen rekening diende te worden gehouden met de aard
der werkzaamheden, die de ambtenaar verricht, en niet met zijn rang of
bezoldiging.
Hoewel hij zijn verslag moest beginnen met het bericht, dat in het afgelopen
jaar weinig of niets was bereikt, eindigde de voorzitter met de mededeling
dat het bestuur, de ongunst der tijden ten spijt, de toekomst toch niet zonder
hoop tegemoet durft zien.
De rekening en verantwoording van de penningmeester wordt vervolgens
goedgekeurd. Het is noodzakelijk gebleken de bijdragen van de bij de Cen
trale aangesloten verenigingen te verhogen, hetgeen neerkomt op een contri
butieverhoging voor de leden onzer afdeling met f 1.— jaarlijks. De vergade
ring verklaart zich met deze verhoging accoord, zodat in den vervolge van
de leden onzer afdeling een contributie van f 4.50 zal worden geheven.
Wegens het aftreden van mr Hardenberg, die niet herkiesbaar is, wordt
als voorzitter benoemd dr G. W. A. Panhuysen, terwijl mejuffrouw mr E. C.
M. Prins als lid wordt gekozen. De heren mr G. J. ter Kuile en B. H. J. M.
van Son worden als plaatsvervangende leden gecontinueerd. Het bestuur wordt