heren Kuipers, Graswinckel, Bloemen, Van der Gouw en mij. Het bleek, dat
op het Departement veel belangstelling voor de archiefopleiding bestond. Zo
als aan de meesten Uwer bekend zal zijn hebben de heren Bloemen en Van
der Gouw thans hun cursussen uitgebreid, zodat nu behalve voor bedrijfs-
archivist ook wordt opgeleid voor wetenschappelijk archiefambtenaar der 2e
klasse. De opleiding tooit zich, zoals uit het prospectus blijkt, met volledige
instemming van het Departement en de Algemene Rijksarchivaris met de
naam van Archiefschool, wat haar stellig hoge verplichtingen oplegt. Zij ver
dient, meen ik, ons aller sympathie. Enkele onzer leden, behalve de initiatief
nemers, geven enige uren les aan de archiefschool, een afgevaardigde onzer
Vereniging woont als gecommitteerde het examen voor bedrijfsarchivist bij.
Het is bijzonder toe te juichen, dat er thans weer een regelmatige opleiding
voor het 2e klasse examen bestaat.
Ook de Gemeenschappelijke Opleidingscommissie van het N.I.D.E.R. en van
de Nederlandse Vereniging van Bibliothecarissen heeft weer een nieuwe cur
sus voor „speciale archivaris". Deze wordt naar onze mening niet door vol
doend deskundigen gegeven en wat een speciale archivaris is gaat boven
mijn en, naar ik zelfs moet vrezen, boven Uw aller bevattingsvermogen. Elke
archivaris is een specialist en een speciale archivaris is een onding, een pleo
nasme; de term heeft geen betekenis. Intussen is dit misschien een bijzaak
maar betreurenswaardig is, dat nog steeds voor dezelfde soort van lieden
twee naast elkaar staande cursussen worden gegeven. Ik heb in de loop van
het jaar met velen over dit onderwerp gesproken. Deze gesprekken waren
zonder uitzondering van aangename aard en op welwillende toon gevoerd.
Dit doet mij hopen, dat op den duur uit beide cursussen één enkele zal kunnen
groeien tot heil van de toekomstige archiefverzorgers en van het Nederlandse
archiefwezen in het algemeen.
Gij weet dat de medewerking van de Ned. Vereniging van Bibliothecarissen
aan laatstgenoemde cursus aanleiding is geweest tot een wisseling van brieven
tussen het bestuur van die Vereniging en het onze. Wij kunnen er ons niet
bij neerleggen, dat een z.g.n. archiefopleiding wordt gegeven door lieden
waarvan wij niet zeker zijn, dat zij zich geheel stellen op de basis van de
voorschriften van onze Handleiding, waaraan wij onvoorwaardelijk wensen
vast te houden. Het heeft ons teleurgesteld, dat de Bibliothecarissen voor die
cursus verantwoordelijkheid hebben aanvaard, terwijl het bij ons waarlijk niet
zou opkomen ons ongevraagd in enige bibliotheekopleiding te mengen. Toch
geloof ik, dat wij niet door het schrijven van lange en soms wat stekelige
brieven tot een oplossing moeten komen. Heel wat meer verwacht ik van
persoonlijk-mondeling contact en daarom heeft het mij zo zeer verheugd, dat
dr Kessen in zijn toespraak op ons jubileum heeft gezegd, dat zijn vereniging
ook in kwesties van opleiding gaarne met de onze zou willen samenwerken.
Ik heb, vertrouw ik, in Uw geest gesproken, toen ik hem heb geantwoord,
dat ook bij ons deze wens levendig was.
Op de vergadering te Breda is een voorstel gedaan om een z.g.n. glijdende
schaal voor de contributies onzer vereniging vast te stellen, zodat de leden
zouden betalen in evenredigheid met hun ambtelijke inkomsten. Het Bestuur
heeft zich hier ernstig over beraden en is tot de slotsom gekomen, dat de
9
maatregel onuitvoerbaar is. Ik hoop bij het vijfde punt der agenda de gelegen
heid te geven over het denkbeeld te discussiëren.
Onverwezenlijkbaar leek ons ook het plan een soort gemeenschappelijke kas
voor de reiskosten naar onze vergaderingen te vormen. Ook daarover kunnen
wij straks spreken evenals over de al of niet wenselijkheid het Bestuur
meent het laatste van de mogelijkheid om te stemmen bij volmacht en van
het vormen van een derde afdeling in de Vereniging.
Van de het vorige jaar afgetreden voorzitter heb ik overgenomen zijn
lidmaatschap van de z.g.n. Definitie-commissie. In een groot aantal vergade
ringen zijn ontwerp-definities vastgesteld voor tal van termen verband hou
dende met archieven, bibliotheken, documentaties, classificaties e.d. Zij zijn
stellig nog niet geheel bevredigend, maar er zijn aanzienlijke vorderingen
gemaakt en er is, meen ik, veel begrip voor de wederzijdse denkbeelden van
de beheerders van oude en nieuwe archieven ontstaan. Dit contact is onver
deeld toe te juichen. Met groot genoegen heb ik dan ook als gast de Documen-
tatie-dag, uitgaande van het N.I.D.E.R., in Utrecht als Uw vertegenwoor
diger meegemaakt.
Aan het in het vorige jaarverslag besproken ruimtegebrek in bijna alle
archiefdepots is, zover mij bekend, in dit jaar niet veel verbetering gekomen.
Maar binnenkort zal, naar men verneemt, de befaamde bunker te Schaars-
bergen in gebruik genomen kunnen worden, terwijl zowel te Zutfen als te Delft
plannen voor nieuwe archiefgebouwen bestaan. Te Zutfen is ook, merkwaar
dig jubileum in een gemeente, op 8 October het honderdjarig bestaan her
dacht van het archief als een gemeentelijke dienst.
Nadat ik er U tenslotte aan heb herinnerd, dat op 2 October eindelijk
het K. B. tot regeling van de post- en archiefzaken bij de rijksadministraties
is afgekomen en thans practisch, zij het niet wettelijk, voor de candidaten van
het tweede klasse diploma een behoorlijke middelbare vooropleiding wordt
geëist, waarlijk een zeer toe te juichen maatregel, kan ik overgaan tot de
personalia.
Door de dood is in het afgelopen jaar een onzer leden weggenomen, n.l.
de heer S. Schoppen. Hij was assistent aan het Hoogheemraadschap Rijnland
en speciaal belast met het inventariseren van polderarchieven. Mij is gezegd,
dat hij een goede, stille werker was. Hij is slechts één jaar lid der Vereniging
geweest en heeft zich, meen ik, nimmer in ons midden vertoond. Ook zijn over
leden mr dr H. S. Veldman, die van 1896 tot 1901 archivaris te Delft is ge
weest, en de heer G. J. Pot, die van 1921 tot 1932 in Gouda hetzelfde
ambt heeft bekleed. Veldman was al een halve eeuw geen lid der Vereniging
meer en vrijwel niemand onzer zal hem ambtelijk gekend hebben; Pot is nooit
lid geweest, aan hem hebben de ouderen onder ons goede herinneringen als
aan een gemeente-secretaris want dat was hij in de eerste plaats die
grote belangstelling voor het archiefwezen had.
Wij hebben slechts één lid door bedanken verloren n.l. ds A. Mulder, die
tijdelijk het archivariaat van Dordrecht heeft waargenomen. Daartegenover
zijn niet minder dan dertien archivisten tot de Vereniging toegetreden, zodat
het aantal onzer leden thans tot 170 is gestegen. Onder hen waren twee, die
reeds vroeger lid waren geweest, n.l. dr P. A. Meilink, oud-rijksarchivaris
en oud-bestuurslid, en mej. mr A. J. Versprille te Leiden. Wij hebben hen