32 bdLohTbbtnd.» Ze9dS °f CaCh" te" 9eSChe°fc 33 ging te Amsterdam dat zich zeer gelukkig ontwikkelde onder de redactie van en heer W. D. R Rosier, is een opmerkelijk grote plaats ingeruimd voor bronnenpublicatie (hv. C. Postma, „Copy poorterboek der stad Rotterdam", sedert 699). Als het eigene in dit tijdschrift mag men beschouwen de opqave van alie gesiachtsnamen, aangetroffen in bepaalde huwelijksafkondigings- egisters (Hendrik Ido- en oandelingenambacht, 1948, p. 28 ev- Vrouwen polder in Zeeland, 1949, p. 331). Veelvuldiger dan in andere bladen komen n Oens Nostra voor de berichten, in welke kerkelijke archieven nog doop trouw-, begraaf- of lidmatenregisters berusten, op welke rechterlijke en nota riële archieven en op welke kerkeboeken indices zijn vervaardigd en waar deze klappers zich bevinden. Uit dit blad spreekt een weldadig-aandoende geest van onderlinge welwillendheid in de Nederlandsche Genealogische Ver- eemgmg, wier ledental in Februari 1949 de 1000 begon te naderen: herhaal- Der-uedDChe 7iStrde ^and te ie9,gen op lezenswaardige bijdragen als rector W. Th. Riswicks Geschiedenis van het Augustijnenklooster Mariënhage te Eindhoven (1948 p. 1/5), C. Roodenburg's De benoeming van schoolmeester te Hilversum in het jaar 1767 (1949, p. 199), F. de Haan jr.'s Hr Ms „Fries land te bmeerenburg (over de voormalige Nederlandse begraafplaatsen, ook op Spitsbergen; 1949, p. 268), J. Schipper jr.'s Over een predikant-dichter- tabnkant uit de 18de eeuw. Johannes de Mol 1724-1782 (Loosdrechts por selein 1949, p. 408). Lichtvaardig echter klinkt de aanhef van „Het geslacht enckmck Tenkmg-Tenking„Hieronder volgen enige aantekeningen over het oorspronkelijk adellijk geslacht Ten(c)kin(c)k(g), dat zijn bakermat heeft op het Goed Tenking (1949 p. 404), terwijl niets in deze aantekeningen aan een adellijk geslacht doet denken. In een ander artikel verlaat de verraste lezer de aarde geheel en treedt hij het rijk der fabelen binnen: „Vaesclan Geslacht of volksstam? gevolgd door „Geslacht Vaessen II" van de hand van den eer N. J. Vaassen (1948, p. 150). Schr. houdt, conform de familielegende St. Servaas voor den stamvader van zijn clan. Een slechts voor hem begrijpe lijke aanduiding „doet een groot volk veronderstellen, zodat de taal wel Kel tisch moet zijn Het is wel verfrissend, in enkele alinea's van de praehistorie in den nieuwen tijd te worden gevoerd, maar Redacteur Rosier zal zich wel geen tweede maal tot een zijsprong buiten de gebaande paden der weten- scnappelijk-opgevatte genealogie laten verleiden. Kleine onvolmaaktheden in het uiterlijk van het blad worden gaarne ver geven (familienamen herhaaldelijk niet cursief; drukfouten). Antwoorden op de gepubliceerde vragen, worden niet opgenomen. Mededelingenblad van de „Vereniging ter bevordering van het stamboom onderzoek voor Rotterdam en Omstreken". Van dit blad, dat nog steeds ge stencild, maar met veel meer bladen dan in zijn beginstadium, verschijnt zagen in 1948 de nummers 10 tot en met 15 en in 1949 de nummers 16 tot en met 21 het licht. Als het eigene van dit tijdschrift mag worden beschouwd de opgave van den heer I. H. A. E. Harshagen van „Bronnen van belang bij het samenstellen van een familiegeschiedenis betreffende geslachten uit de Hoek- sche Waard en IJsselmonde" (voor het eerst in no. 13), een bibliographie van deze streek, met toelichting over den inhoud van de opgesomde uitgaven (welke niet zelden een veel groter gebied dan het genoemde blijken te bestrijken)Oor spronkelijk lijkt ook de gedachte van den heer J. van Eysden, die verscheidene polderarchieven heeft bestudeerd (Oostzomerland, het Oudeland van Moerker ken, St. Anthonie polder) en nu de persoonsnamen publiceert uit polderrekenin gen van vóór den tijd, waarin de doops- en trouwboeken beginnen; in verband met het vóórkomen van talloze patronymen is deze publicist zo verstandig, zijn personen op hun voornaam te indiceren. De genealogie Verzijl, welke in no. 11 begint en in no. 21 nog steeds „wordt vervolgdneemt een onevenredig grote plaatsruimte in, doordat bij elke persoon als „preuves" uittreksels uit kerkelijke, rechterlijke, notariële en weeskamerarchieven, afschriften van bidprentjes, van familie-aantekeningen enz. zijn opgenomen. Het volledig afdrukken van zulke bewijsplaatsen zou in een f a m i 1 i e-u i t g a v e alleszins op zijn plaats zijn; in een tijdschrift is het alleen verantwoord, wanneer de inhoud van deze akten nog in de middeleeuwen speelt. Hachelijk lijkt het onderstrepen van achternamen bij het uitgeven van een fragment-trouwboek van De Lier (in no. 10); op welk ogenblik zijn herkomst-aanduidingen als „van Poyeroyen", „van Sint Truyen" versteend tot familie-namen? Een bronnen-uitgave als de „Lijst van verkochte huizen te Leerdam", 1670—1720 (in no. 15 e.v.) vraagt op den duur een index op de persoonsnamen. Een index op de trouwboeken van Zuid-Holland (door de leden zelf vervaardigd?) omvatte in 1947 reeds 2500 fiches (nrs. 10, 13). Geregeld wordt vermeld, welke plaatsen zijn bewerkt. Jammer, dat de Redactie nog geen wapenkundige telt, die het blad vrij weet te houden van heraldische enormiteiten2) en waakt tegen monstrueuse wapenafbeeldingen3). Intussen, ook op dit punt zijn de ideeën aardig: het optekenen van een gebruik (vlag van Schiedam) in nrs 11 en 16, het ver zamelen van documentatiemateriaal over wapens van plattelandsgeslachten door onderzoek naar zegels in particuliere archieven (in no. 12). Al met al heeft het blad in vier jaargangen zijn levensvatbaarheid wel bewezen. Het aardige maandblad De Zaende, gewijd aan de historie, folklore en ge nealogie van de Zaanstreek, bevat ook in jaargang 3 (1948) en 4 (1949) weder enkele artikels, van belang voor genealoog en heraldicus: Een liefde bij het clavecimbel (over Helena van Assendelft); De Assendelver molens en hun eigenaars van 1711 tot 1812; De personele quotisatie te Oostzaandam, onderscheidenlijk te Oostzaan, te Wormerveer, Zaandijk en Koog aan de Zaan, zoals die in 1742 is vastgesteld; vervolg Het geslacht Van der Ley: Lambert Melisz. van Westzaan en zijn nageslacht te Hoorn; Jan Adriaansz Leeghwater, zijn gezin en zijn nakomelingen in de Zaanstreek; Rapport betref fende de restauratie der zes gebrandschilderde glazen uit de Oostzijderkerk te Zaandam, 1686 1701. Hoewel in deze bespreking 1950 nog niet aan de orde is, moge hier worden vermeld het Bontekoe-nummer van Drenthe, Provinciaal Drents Maandblad, 2) In No. 11: „Langzamerhand is dit wapenschild (van Schiedam) door een ander vervangen: een gouden schild met de zwarte Vlaamse Leeuw, waarover een geblokte schuinbalk van zes zilveren en vijf rode blokken. Een en ander als bewijs van waardering tegenover het Huis van Henegouwen." 3) In No. 11: Wapen Verzijl.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1951 | | pagina 20