DE DREIGENDE ONDERGANG
VAN ONZE MODERNE ARCHIEVEN.
UIT DE HISTORIE VAN ZUTFENS ARCHIEF EN
BIBLIOTHEEK
14
In de laatste twee jaren besteedt onze Vereniging terecht aandacht aan
de moderne archieven. Wij spreken over de opleiding van het personeel, over
dossierssystemen, over het behoud en de vernietiging van stukken enz. De
aandacht is gevestigd op de treurige staat van veel moderne administraties
van de 19e en ook van het begin der 20e eeuw. Veel is gezegd, wat de archi
varis ter harte gaat en wij zijn nog lang niet toe aan de oplossing van de
problemen van de archieven van vóór de tweede wereldoorlog.
De archivaris echter bemoeit zich hoofdzakelijk met de archieven, die
zijn afgestoten; de lopende administraties vallen meestal niet onder zijn zorg.
Maar als U eens een blik kon slaan op het zgn. dynamische archief van een
modern ingericht departement van Algemeen Bestuur, dan zouden Uw haren
te berge rijzen, ja velen onder U zouden in één dag grijs worden. De dossiers
staan goed verzorgd in prachtige moderne Gispen kasten, zij rollen haast auto
matisch van afdeling naar afdeling, en de moderne verblijfsadministratie kan
a la minute de plaats van het stuk in het gebouw aangeven. Maar die stukken
zelf? Waaruit bestaat een dossier eigenlijk? Wel, veelal uit getypte originelen,
carboncopieën, fotocopieën, stencils. Het doorslagpapier van de carbondoor-
slagen is ver beneden het minimum dat aan qualiteit van papier moet worden
gesteld. Daarenboven vervaagt carbon zo, dat het na ongeveer 10 jaar on
leesbaar is.
In de moderne departementsadministratie wordt volop gebruik gemaakt van
het Retocé-proces of fotocopieëren met R. foelie of transparant. Deze foto
copieën gaan ongewassen in de dossiers, zodat alle chemicaliën erin blijven.
Bij proeven is gebleken, dat zo'n fotocopie, in het licht gehangen, in drie
maanden blank, of liever egaal geel is. In het departement waar ik werk wor
den per dag circa 3000 van deze fotocopieën vervaardigd. Practisch alle
geschreven stukken. Stencilafdrukken zijn niet langer houdbaar dan ongeveer
10 jaar. Het steeds dieper indringen van de mechanisatie bedreigt onze cultuur
hoe dikwijls is het niet gezegd! De curve is nog steeds rijzend. Nu doet de
sonofil weer zijn intrede. Sneller, steeds sneller moet men werken om het
tempo bij te houden. Niemand denkt of zorgt voor de toekomst niemand
heeft daarvoor enige belangstelling.
Wij met een kleine tweehonderd leden kunnen de klok niet terugzetten.
Maar dat de autodestructie gigantische vormen heeft aangenomen, is zeker.
Er blijft op deze wijze niets over en het is m.i. de taak van de Vereniging
van Archivarissen een waarschuwend woord te laten horen op de plaats waar
dit nodig is.
M. W. JURRIAANSE.
15
In October van het jaar 1950 herdacht de stad Zutfen het eeuwfeest van
haar archief en bibliotheek in hun gecombineerd bestaan als gemeentelijke
dienst. Met enig recht mag inderdaad gezegd worden, dat „Zutfen" dit deed.
Het gemeentebestuur ging voor in medewerking en belangstelling, de pers
schreef erover, en verblijdend groot was het aantal bezoekers van de bij deze
gelegenheid gehouden archieftentoonstelling, verblijdend niet het minst wegens
de vele groepen leerlingen der middelbare scholen die hier veelal voor het
eerst kennis kwamen nemen van de tastbare stadshistorie. Het zal begrijpe
lijk zijn. dat in de tentoonstellingsweek, en lang daarvóór, de geschiedenis
van archief en bibliotheek voor de archivaris het voornaamste onderwerp van
gesprek en gedachte heeft gevormd. Een samenvatting van die overwegingen
zij het uiteraard onvolledig moge hier volgen.
Het behoeft op deze plaats geen betoog, dat beide instellingen al een
lang leven achter zich hadden, toen op 8 October 1850 de gemeenteraad van
Zutfen mr R. W. Tadama tot eerste „archivist" en bibliothecaris benoemde.
Evenals elders zal het Zutfense stadsbestuur, sedert het ogenblik dat het
tegen het einde van de 12e eeuw begon te functioneren, angstvallig gewaakt
hebben voor de bewaring van de bewijsstukken der stedelijke rechten. Daar
van getuigt in de eerste plaats al de in originali bewaarde stadrechtbrief van
1190 (al is dan de echtheid van het stuk niet onaangevochten) en de reeks
charters betrekkelijk de aan de stad verleende privileges, die op deze oudste
brief volgen. Berichten over het archief en zijn samenstellende delen in de
eerste eeuwen van hun bestaan zijn overigens uiterst schaars. Het oudste zal
wellicht zijn de vermelding in de overrentmeestersrekening van 1419 betref
fende de aankoop van „francijn tot enen nyen boec dair men die ordele in
scriven sal";1) dergelijke posten keren in de rekeningen van de 15e eeuw
geregeld terug. De hier bedoelde registers van het overigens zo rijke rechter
lijk archief zijn verloren gegaan, maar wel is in verscheiden handschriften uit
de 14e en 15e eeuw bewaard het „Kondichboek", dat met andere stadsboeken
de belangrijke verzameling van rechtsgewoonten bevat, waarnaar Zutfen en
zijn grote stadsrechtfamilie zich richtten, en dat deze naam droeg, omdat het
jaarlijks werd afgekondigd.2)
De charters werden, zoals dat ook in andere steden gebruikelijk was, niet
in het raadhuis, maar in de gerfkamer van de St. Walburgskerk bewaard.
Mogelijk dateerde deze gewoonte uit de tijd vóórdat schepenen een eigen
gebouw voor hun vergaderingen bezaten (van het raadhuis vernemen wij pas
kort voor 1339), en zeker zal het ook gedaan zijn uit veiligheidsoogpunt. Af
en toe gingen schepenen, blijkens de stadsrekeningen, hun stukken in de kerk
controleren, en dronken dan na gedanen arbeid enige kwarten wijns. De vei
ligheid van hun kostbare bezit is trouwens ook in de kerk maar heel betrekke-
a) Hs. Kreynck, f. 49 r.
2) De Zutfense keurboeken zijn uitgegeven door mr C. Pijnacker Hordijk in
de Werken der Vereen, tot uitgave der bronnen v. h. Oude Vad. Recht: Rechts
bronnen der stad Zutphen van het begin der 14e tot de tweede helft der 16e eeuw.
('s-Gravenhage, 1881).