136
137
voorzitter der Commissie, prof. jhr dr P. J. van Winter, den aftredenden, direc
teur toe en schetste diens verdiensten voor het Bureau en voor de weten
schap. Als oud-medewerkers aan de uitgaven van het Bureau spraken prof.
dr A. W. Bijvanck en prof. dr C. Gerretson woorden van dank. Dr Smit's
opvolger sprak er zijn vreugde over uit dat de band met het Bureau niet
geheel wordt verbroken: dr S. blijft lid der Commissie en medewerker aan
een uitgave. Namens het personeel en mej. M. Hüffer, die verzocht had mede
te mogen doen, bood spr. een viertal historische boekwerken aan. De heer
A. Stok, directeur der Z. H. Boek- en Handelsdrukkerij, die bijna een halve
eeuw de uitgaven van het Bureau heeft gedrukt, schonk met een aardige
toespraak ,,Ons oude Wilhelmus". Tenslotte deed de heer E. A. Kuipers,
hoofd der afd. O.K.N. van het departement, met een geestig speechje mede
deling van het K. B., waarbij dr Smit benoemd was tot officier in de Orde
van Oranje-Nassau. Dr S. dankte de sprekers uitvoerig, waarna de aanwe
zigen leden der Commissie, medewerkers en oud-medewerkers aan de
uitgaven, personeel van het Bureau en het A. R. A. afscheid van hem namen.
The International Council on Archives. Wij ontvingen, als overdruk van
het „Bulletin of the Union of International organisations", een beschouwing
van Lester K. Born hierover. Doel, lidmaatschap, doelstellingen, eerste op
treden (congres te Parijs) en plannen (uitgave internationale archiefgids, inter
nationaal tijdschrift Archivum, congres in Den Haag in 1953), ons allen wei
bekend, worden hier bondig uiteengezet.
RIJKSARCHIEVEN
Algemeen Rijksarchief. Mej. M. A. P. Roelofsz, archivist, is m.i.v. 1 Jan.
1951 bevorderd tot hoofdarchivist. De heer J. Fox, adjunct-chartermeester,
is m.i.v. 16 Mei 1951 benoemd tot chartermeester in vaste dienst. De heer
F. C. H. Weytens, archivist, is m.i.v. 1 Juli 1951 benoemd in vaste dienst- De
heer W. H. Avelingh, adjunct-archivist, is m.i.v. 1 Jan. 1950 bevorderd tot
archivist. Mej. A. M. de Vogel, typiste, is m.i.v. 1 Jan. 1951 bevorderd tot
schrijfster A.
Het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd door de hoofdcharter
meester mej. dr S. W. A. Drossaers gaf de ambtenaren van het Alge
meen Rijksarchief, waar zij haar gehele loopbaan heeft doorgebracht, den
31 en Maart 1.1. gelegenheid mej. D. bij haar afscheid van hun waardering en
sympathie te doen blijken. De Algemene Rijksarchivaris Jhr dr Graswincke'l
maakte zich tot tolk van deze gevoelens door in het bizonder de weten
schappelijke verdienste van mej. Drossaers naar voren te brengen, haar in
ventarisatie van de kloosters in Delfland, van de Delftse Statenkloosters
en hetgeen haar levenswerk werd: de inventarisatie van het archief der Nas-
sause Domeinen. Na aanvankelijke tegenslag en stagnatie heeft zij de vol
doening gehad, dat nog voor haar aftreden de inventaris in druk kon ver
schijnen. Hiernaast liet Jhr Graswinckel niet onvermeld haar dissertatie over
de Spaans-Nederlandse betrekkingen 1678 1684 en enige verdere publicaties,
waartoe haar inventarisatie-arbeid aanleiding gaf. Als persoonlijke herinne-
ring getuigde Jhr Graswinckel nog van zijn grote waardering voor haar goede
wijze van het opleiden der volontairs, waarbij zij blijk gaf van een eindeloos
geduld, gesteund door een sterk gevoel voor humor. Het was hem een grote
voldoening, dat mej. D. het Algemeen Rijksarchief nog niet voor goed ver
laat, maar van plan is haar inventarisatie-arbeid te voltooien.
Mejuffrouw mr E. C. M. Prins richtte zich tot de aftredende uit naam
vap het vrouwelijke personeel in archiefdienst, daar mej. D., toen zij in 1915
werd benoemd, de eerste vrouw was, die een plaats in het rijksarchiefwezen
verkreeg. Mej. Prins achtte dit een nog groter overwinning dan de benoe
ming niet lang geleden van de eerste vrouw tot rijksarchivaris. Immers, in
1915 heerste nog in veel sterker mate dan nu de opvatting dat om een bepaald
ambt te krijgen een man gerust middelmatig mag wezen, maar een vrouw
eminent moet zijn. Ook van groot doorzettingsvermogen heeft mej. D. blijk
gegeven en mej. Prins bewonderde het, dat zij ondanks de voortdurende
stagnatie in het drukken van de inventaris, haar visie op het geheel niet verloor.
Met enige geestige woorden dankte mej. Drossaers, waarbij zij vooral
van haar grote erkentelijkheid tegenover prof. Fruin getuigde, die haar ge
durende haar gehele loopbaan tot voorbeeld is geweest.
Rijksarchief in Zeeland. Aan den chartermeester dr H. P. H. Camps is van
1 Nov. 1951—'30 Juni 1952 non-actief verleend, Dr C. gaat te Parijs een cursus
volgen aan de Ecole des chartes.
Rijksarchief in Utrecht. Met ingang van 1 Juni 1951 is benoemd tot hoofd
archivist de heer J. Steur, thans gedetacheerd aan dit archief.
De heer P h. J. C- G. van H i n s b e r g e n, wien na 48 jaren dienst eervol
ontslag is verleend als hoofdarchivist, nam 31 Mei 1.1. afscheid van het ar
chief. Hij werd toegesproken door den rijksarchivaris dr Van de Ven, die zeide
dat de ambtenaren het zeer op prijs zouden stellen af en toe nog eens bij den
heer Van Hinsbergen te mogen komen, „want Uw kennis van 't archief
vormt voor ons wel een zeer voorname bron van informatie". De toespraak
van dr Van de Ven ging vergezeld van twee boekwerken, het afscheidsge
schenk van de ambtenaren, die met hem samen hebben gewerkt.
Dat men ook in bredere kring grote waardering heeft voor de arbeid van
cjen heer Van Hinsbergen bleek wel uit de aanwezigheid van wethouder dr
J. de Nooy, prof. dr D. Th. Enklaar en de gemeente-archivarissen van Utrecht
en Maastricht. De oud-rijksarchivaris jhr dr B. M. de Jonge van Ellemeet
betuigde evenals 's Rijks muntmeester dr J. W. A. van Hengel in een
korte speech zijn erkentelijkheid voor de grote mate van belangstelling, die
de scheidende functionaris steeds voor het archiefwezen heeft betoond.
GEMEENTE- EN WATERSCHAPSARCHIEVEN
Breda. Het verslag over 1949 vermeld o.a. als aanwinst het archief van
den stadsarchitekt, 1827—1904, van de aalmoezenierskamer en opvolgende
colleges 1538 1942; als verlies wordt aangemerkt het archief van de classis
Breda der N. H. Kerk, in de oorlogsjaren gedeponeerd doch teruggenomen
door het Classicaal bestuur daar omtrent de deponering geen overeenkomst
mogelijk bleek. De verzameling kaarten en afbeeldingen werd uitgebreid en
gereorganiseerd en de berging gemoderniseerd.