NATION AAL-SOCIALISTISCHE PLANNEN MET HET
ARCHIEFWEZEN
77
76
Toen mr R. Bijlsma de pensioengerechtigde leeftijd begon te naderen, schreef
dr J. H. Carp, hoofd der Secretarie van Staat der Nationaal-Socialistische
Beweging der Nederlanden, op 14 October 1943 aan de z.g. Leider van het
Nederlandse volk, A. A. Mussert: Het is mij bekend, dat in het Neder-
landsch archiefwezen wantoestanden heerschen, zoowel wat de arbeidspres
taties van het personeel als wat de gezindheid (sterk anti-nationaal-socialis-
tisch) betreft Vooral op het Algemeen Rijksarchief heerschen ergerlijke
wantoestanden naar mij uit betrouwbare, deskundige bron is verzekerd. Als
voorbeeld worde vermeld, dat boden van het Algemeen Rijksarchief als neven-
verdienste genealogisch onderzoek beoefenen en daartoe origineele doop
boeken mee naar hun woonhuis nemen. Op het raadplegen van origineele akten
is geen behoorlijk toezicht, zoodat stukken zoek schijnen te zijn geraakt enz.
Een geheel nieuwe leiding is dan ook noodzakelijk.
Ik verneem, dat men in archiefkringen, welke een hecht aaneengesloten
geheel uitmaken, thans reeds pogingen in het werk stelt om als opvolger van
mr Bijlsma tot Algemeen Rijksarchivaris te doen benoemen den rijksarchivaris
mr Graswinckel, werkzaam bij het Algemeen Rijksarchief in Den Haag, een
uitgesproken felle tegenstander van het nationaal-socialisme. Met behulp van
het Departement van Opvoeding zou zonder tusschenkomst onzerzijds deze
benoeming vermoedelijk wel gelukken en zou alles in het archiefwezen bij
het oude blijven.
Dat het archiefwezen nu en in den komenden tijd van het allergrootste be
lang is, behoeft geen nader betoog. Ik moge u derhalve met aandrang in over-
weging geven aan deze aangelegenheid spoedig en bijtijds uw bijzondere aan
dacht te wijden. Dit zou in de eerste plaats hierin kunnen bestaan de benoe
ming van een nieuwen Algemeen Rijksarchivaris uit onzen kring uit te lokken.
Daarvoor zouden in aanmerking komen: kameraad mr Meerkamp van Embden
(thans burgemeester van Middelburg, maar Algemeen Rijksarchivaris is voor
ons veel belangrijker), die uiteraard als gewezen rijksarchivaris van Zeeland
geheel van den archiefdienst op de hoogte is, of kameraad Ouwerling".
Daar beide candidaten voor Mussert „acceptabel" waren, blijkens een
aantekening d.d. 29 Oct. 1943, moest Carp op 1 November 1943 de mening
vragen van F. H. M. Ouwerling te Tilburg, „gemachtigde van den Leider
voor het bibliotheekwezen", onder toevoeging: „Ook voor U zelf zou aan
de vervulling van bedoeld ambt te denken zijn". Deze antwoordde 12 Novem
ber in slechte stijl en zonderlinge interpunctie aldus: „De benoeming van ka
meraad Meerkamp zou een flinken stoot geven tegen het anti-bolwerk, dat
dan nog wel een hechte steun vindt in de secretarissen-generaal Frederiks en
Bij het samenstellen van het verslag over de Nederlandse archieven en de
oorlog (Ned. Archievenblad 1948/49 p. 101 vlg.) was t.a.v. de bemoeiingen van be
zetter en N.S.B. weinig of niets bekend. De opdracht aan dr Vollmer, de sibbe-
larij en een mislukte poging een n.s.b.ertje tot archivaris van Utrecht te bombar
deren dat was alles. Hetgeen de heer Steur uit de oorlogsarchieven hierover
bijeen heeft gebracht is een uit meer dan een opzicht interessante aanvulling er
van (N. v, d. R.).
v. Dam maar in ieder geval werd in het bovengrondsche een bres gestooten,
die gemakkelijk vergroot kan worden",Wat betreft de heerschende wan
toestanden, als o.a. het verrichten van genealogische werkzaamheden door
concierges, boden en wat dies meer zij, ook onder kantooruren, dit is mij
reeds meer dan 25 jaar bekend, maar dat zij doopboeken mee naar huis nemen
overtreft zelfs mijn stoutste veronderstelling". Reclameren bij prof. Van Dam
zou hoogstens tot een ontkennend antwoord leiden. „Wat een benoeming van
mr Graswinckel tot Algemeen Rijksarchivaris betreft, dit ben ik met U eens
dat dit in geen geval mag. Maar ik geloof ook niet dat onze Leider daartoe
zijn instemming zou geven en dat zal toch in dit geval moeten".
Op voorstel van Carp verordineerde de Leider toen een bespreking tussen
hem (Mussert), Meerkamp, Ouwerling en Carp in het gebouw Plein 1813 nr
1 te 's-Gravenhage, welk onderhoud op het laatste nippertje wegens ziekte
van mr Meerkamp uitgesteld moest worden, doch tenslotte op 20 December
kon plaats vinden. Twee dagen later bevestigde Carp in een vertrouwelijk
schrijven aan Middelburgs burgemeester „dat U door den Leider bestemd
zijt tot opvolger van den Algemeen Rijksarchivaris Mr Bijlsma te 's-Graven
hage. Daarbij ligt het in de bedoeling, dat door U een reorganisatie van het
Nederlandsch archiefwezen, zoowel uit personeels- als uit zakelijk oogpunt
zal worden tot stand gebracht, aan welker voorbereiding LI thans reeds zoo
veel mogelijk LIw aandacht zult wijden, opdat, indien te zijner tijd tot Uw
benoeming als vorenbedoeld zou worden overgegaan, de gewenschte reorgani
satie zoo spoedig mogelijk naar van te voren vastgestelde richtlijnen haar
beslag zal kunnen krijgen".
Denzelfden dag, 22 December 1943, schreef Carp evenzo aan Jan Dekker
te Goes, gemachtigde van de „Leider" voor de provincie Zeeland (die reeds
geprotesteerd had dat de bij geruchte vernomen toekomstige benoeming buiten
hem om ging), dat mr Bijlsma wel is waar nog meer dan een jaar van de
pensioengerechtigde leeftijd verwijderd was, doch dat Dekker eerlang voor
Meerkamp een opvolger als burgemeester van Middelburg moest zoeken.
Tenslotte deelde Carp mee „dat dezerzijdsch met instemming van den Leider
een benoeming van kameraadske Felix tot Rijksarchivaris te Middelburg zoo
veel mogelijk zal worden bevorderd".
Intussen bleven Meerkamps voorstellen tot hervorming van het archiefwezen
lang uit: nadat hij er in Maart opnieuw toe aangemaand was, stuurde hij op
10 Mei 1944 aan Carp zijn nota van veertien getypte bladzijden. In een
begeleidend briefje schreef hij: „Zooals U zult zien is het archiefwezen hier
te lande goed geregeld. Dringende misstanden zijn er niet. Wijzigingen be-
hooren m.i. slechts te worden aangebracht voor zoover de behoefte daaraan
zich eventueel doet gevoelen. Wel zal het corps archiefambtenaren geleidelijk
moeten worden vervangen door personeel, dat een open oog heeft voor de
behoeften van den nieuwen tijd".
Meerkamps „Nota betreffende het Nederlandsch archiefwezen" behandelt
deze tak van staatsdienst sinds 1798 onder verwijzing naar het door hem
geschrevene in Nederlandsch administratief recht (1919j. De Archiefwet-1918
is „zeer deskundig en zorgvuldig behandeld. Ook de uitvoeringsbepalingen,
ontworpen door den Algemeenen Rijksarchivaris Prof. Mr R. Fruin, vormen
tezamen een meesterstuk van technisch wetswerk. Het lijkt dan ook niet ver-