4
5
zijds is het ietwat teleurstellend, dat de grote problemen, waarvoor wij staan,
nog niet zijn opgelost, maar nog steeds in een stadium van voorbereiding
verkeren.
Dit geldt allereerst voor het ruimtegebrek, dat bij het Rijk en vele ge
meenten een gezonde ontwikkeling van het archiefwezen in de weg staat.
In de toekomst zullen het vervangen door microkaarten en filmen en het op
grote schaal, vernietigen van stukken, waarvan de bewaring niet nodig is,
deze problemen minder nijpend maken. Het staat echter wel vast, dat voor
de eerste decennia het beschikbaar stellen van een flinke ruimte voor de
rijksarchieven en voor de gemeenten geldt hetzelfde dringend nodig
is. Leek het een jaar geleden dat de bunker in Schaarsbergen binnen korte
tijd ter beschikking zou komen, nu wordt daarover weinig meer vernomen,
terwijl het gebouw Bleyenburg 38 ons definitief is ontgaan. Gelukkig wordt
er over andere en wie weet betere! oplossingen onderhandeld. Wij
moeten de moed niet verliezen en vertrouwen, dat in het volgende jaarverslag
medegedeeld kan worden, dat ruime, doelmatige archiefruimten ter beschikking
zijn gekomen. Dan zullen op veel groter schaal dan nu mogelijk is archieven
van departementen en rijksdiensten kunnen worden overgenomen en dan zal
een einde komen aan de nu bestaande misstand, dat n.l. veel langer dan die
departementen en rijksdiensten en ook ons! lief is de nieuwe archieven,
die niet meer voor de lopende dienst nodig zijn, onder beheer blijven van
genoemde departementen en bedrijven, een toestand, die, daar mag wel de
nadruk op worden gelegd, bedenkelijk is voor het behoud van die archieven
en die bovendien aan de schatkist veel meer kost, dan door een centrale
archiefdienst beheerde archiefbewaarplaatsen.
Evenmin heb ik iets vernomen van uitgewerkte maatregelen, die in het
belang van de archieven moeten worden genomen in geval van oorlogstijd.
Hoezeer iedereen hoopt, dat wij na de verschrikkingen van de jaren 1940.
1945 een langer tijd van vrede en opbouw tegemoet zouden gaan, wij kunnen
de ogen niet sluiten voor de kans van herhaling van de rampen, die, met
andere cultuurschatten, onze archieven bedreigen, indien de vrede niet ge
handhaafd wordt. En evenals vóór 1940 kunnen wij met meer rust ons aan
onze normale dagtaak wijden, indien wij weten, dat, voorzover dit mogelijk
is, evacuatie naar veiliger oorden is voorbereid. Helaas is hiervan weinig
te bespeuren. Weliswaar zijn, wat de rijksarchieven betreft, lijsten gemaakt,
waarin de stukken in drie categorieën zijn verdeeld, te weten, de allerbelang
rijkste, die zeker, de minder belangrijke, die voor zover dat mogelijk is, en
de andere stukken, die niet voor beschermingsmaatregelen in aanmerking ko
men. Maar, terwijl voor de musea reeds nu bepaalde plaatsen ais vluchtoord
zijn aangewezen, geldt dit niet voor onze archieven en moet dus eventueel
onder ongunstige omstandigheden hierover nog onderhandeld worden. Het is
te hopen, dat aan deze zeer onbevredigende toestand spoedig een einde komt.
Van het belangrijke rapport van de Staatscommissie-Mey, zijnde een ont
werp van een Koninklijk Besluit tot regeling van de post- en archiefzaken
bij de rijksadministratie, is de tekst langzamerhand in ruimer kring bekend
geworden. Bepaald is o.a., dat de indeling van elk archief vastgelegd zal
worden in een decimaal ingericht registratuur-systeem, opgesteld hetzij vol-
gens het systeem der universele decimale classificatie, dan wel in gevallen,
waarin die systematiek minder bruikbaar is, volgens een ander. Een compro
mis dus tussen de mening van hen, die een registratuurplan, zoals dat van
de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, overal willen toepassen, en van
hen, die aan een andere wijze van ordening liefst de bestaande! willen
vasthouden.
Voorts bepaalt art. 26, dat, onder de nodige waarborgen voor de beveili
ging van geheimen, de hoofden der departementen aan de Algemene Rijks
archivaris, zomede ,aan de rijksarchivarissen in de provinciën op hun ver
zoek gelegenheid doen geven zich op de hoogte te stellen van de uiterlijke
staat der archiefstukken bij hun ministeries en de daaronder ressorterende
instellingen, diensten en bedrijven en van de wijze, waarop tegen beschadiging
en verlies van die stukken wordt gewaakt. Alweer een compromis tussen
de wens van ons, archivarissen, om die archieven ten allen tijde te kunnen
inspecteren en aldus te kunnen waken, dat deze, die toch vroeger of later
als oude archieven onder ons beheer komen, niet vóór dat ogenblik verloren
gaan of in wanorde geraken, en de wens van de huidige beheerders niet lastig
gevallen te worden door dwarskijkers. Ondertussen heeft het ontwerp-Mey,
hoezeer het reeds geruimte tijd geleden een kwestie van enkele dagen leek.
dat het officieel zou worden aangenomen en vastgesteld, nu nog steeds niet
het Staatsblad bereikt. Hetgeen wij betreuren, omdat hier een belangrijke stap
gedaan wordt op de weg om moderne overheidsarchieven, die niet meer voor
de lopende dienst nodig zijn, in de sfeer van het archiefwezen te brengen.
Wij willen ons immers niet beperken tot de oude archieven, waar het histo
risch onderzoek op de voorgrond staat, maar onze taak strekt zich in principe
evenzeer uit over de nieuwe archieven, die dagelijks geraadpleegd moeten
worden.
Op ander gebied komt onze wens, ja behoefte, ons met de nieuwe
archieven te bemoeien, evenzeer tot uiting. Ik denk aan de bedrijfsarchieven,
in het bijzonder aan de archieven van de grote moderne bedrijven. Niet alleen
in Nederland, maar overal elders hebben de archivarissen zich aanvankelijk
weinig met deze. archieven bemoeid. Zij hadden in de vorige eeuw de handen
vol met de organisatie van de oude archieven, en de bedrijfsarchieven, die
toen trouwens beperkt van omvang en eenvoudig van structuur waren, wer
den op huiselijke wijze beheerd door mensen van het bedrijf zelve. Het is
uitzondering, dat die bedrijven van de aanvang af het belang van goede
archiefzorg inzagen. Dit blijkt ons telkens als een later groot geworden be
drijf zijn vijftig- of honderdjarig bestaan wil vieren en dan de oudere stukken
onvindbaar zijn. De uitgave van menig gedenkboek bewijst echter het groeiende
historisch besef in kringen van handel en industrie. Van veel groter waarde
is een goed geordend archief bij een bedrijf echter voor de dagelijkse eisen
van het bedrijf zelf. Het duurde lang voordat bedrijven er over gingen af
zonderlijke personen aan te stellen, belast met het beheer van archief en
bibliotheek. En toen dit geschiedde stond het geschikt maken van de voor
handen gegevens, het geven van een spoedig antwoord op vragen uit het
bedrijf op de voorgrond. Het beheer van archief en bibliotheek en het geven
van inlichtingen uit boek en archiefstuk werd aan één persoon opgedragen.