36 37 tot „archivgut" zouden kunnen, worden gerekend. Zodoende zou men annalen, kronieken, calendaria, anniversaria e.a. klooster-mss., die door hun bijzondere geaardheid inderdaad het archief toelichten door de velerlei toevallig daarin te vinden of vermelde gegevens, voor het alrchief kunnen vindiceren. Zelfs zou men, doorredenerende, alle liturgische hss. hiertoe kunnen rekenen, omdat de beoefening van het liturgisch koorgebed een dar belangrijkste verplichtingen en werkzaamheden was der middeleeuwse kloosters. Wij kunnen een derge lijke mogelijkheid in deze niet lezen, maar terecht o.i. in ieder geval ver werpt dr K. deze consequentie; de bovengenoemde bibliotheek-historische ar gumenten acht hij ten deze beslissend. Met mr Smit en Ivo Striedinger het element rechtshandeling naar voren brengend, meent dr K. ook archivistisch deze revindicatie der hss. voor de archieven te mogen afwijzen. Ook de grote massa handschriftelijke bescheiden, die onder de naam brief wisseling kunnen worden aangeduid, zijn eveneens tot bibliotheekbezit te verklaren, natuurlijk voorzover het geen stukken betreft, ex officio ingekomen bij of uitgegaan van de schrijvers als lid van een bestuurscollege of -instelling. Voorzover een brievencollectie deel uitmaakt van een familie- of huisarchief dient zij in het kader van of in verband met zulk een archief te worden be schouwd; deze moeten bovendien wegens het grote verschil in geaardheid en de heterogeniteit hunner samenstelling van geval tot geval worden bezien. Wat kaarten enz. betreft, het vormen van een zgn. historisch-topografische atlas is geenszins het prerogatief van een archief: men zal hierbij rekening moeten houden met reeds gevormde collecties hetzij in een archief, hetzij in een bibliotheejk van eenzelfde plaats of eenzelfde streek. Tenslotte dient de overdracht van bibliotheekmateriaal aan archieven en omgekeerd in voorkomende gevallen te geschieden volgens de hier zeer sum mier aangegeven richtlijnen. Daarbij zal elk geval op zichzelf moeten worden getoetst en is volgens dr K. rekening te houden met de vraag, of het be treffende archiefmateriaal reeds lang geleden in de betrokken bibliotheek terecht is gekomen. Zo mogelijk dient overdracht bij reciprociteit te geschie den en wel vrijwillig, niet van hogerhand opgelegd. Ook zal meer dan tot. nu toe is geschied onderling overleg noodzakelijk zijn en bij mogelijke ver werving de vraag dienen te worden beantwoord, of de betreffende bescheiden öf archief- öf bibliotheekmateriaal zijn. Tot zover de even belangrijke en deskundige als bezonnen beschouwingen van dr Kessen, waarvoor wij niet anders dan dankbaar kunnen zijn. Er zal wellicht nog wel eens aanleiding zijn, nader hierop terug te komen. HET ARCHIEFWEZEN IN ZWITSERLAND Over de van die in andere landen zozeer afwijkende organisatie van het archiefwezen in Zwitserland geeft prof. A. Largiadèr, directeur van het Staats archief te Zürich, een uiterst leerzaam overzicht in het ..Festschrift der Feier dies 200-jahrigen Bestandes des Haus-, Hof- und Staatsarchivs" van Oosten rijk (I p. 23-53), Sinds in 1848 Zwitserland als bondsstaat werd geconstitueerd, samenge steld uit 22 kantons, is nooit een bondsbesluit over het archiefwezen genomen; bewust wenste men dat overeenkomstig de algemene opvatting over de ver houding van geheel en onderdelen aan de laatste over te laten, en zo is het gebleven tot den huidigen dag. De openbare archieven beginnen ook hier met die van geestelijke corpo raties: bisdommen, abdijen (beroemde Stiftsarchief te St.-Gallen, met een schat van Merovingische en Karolingische privaat-oorkonden!). Dan volgen de archieven der dynastieke geslachten, die op Zwitserse bodem hebben ge regeerd: da graven van Kyburg en van Habsburg, de graven/hertogen van Savoye, wier archief- en kanselarijgeschiedenis slechts ten dele is opgehelderd. Het jongste deel vormen de archieven der oude Eedgenootschap. Uit de bond der drie woudkantons ontwikkelde deze zich door toetreding van vijf andere. In 1353 staat het voltooide staatsgebouw voor ons; rond 1600 werden nog 5 jongere plaatsen opgenomen. De bond was geen staat, de bondsdag een gezantencongres. Ongetwijfeld is de taak daarvan in den loop des tijds sterk uitgebreid, doch vóór 1798 is het niet tot vorming van een bonds-kanselarij gekomen. Als personeel gebruikte men eenvoudig dat van de conferentie plaats; het slotprotokol werd in zoveel exemplaren verveelvoudigd als bonds leden ter conferentie aanwezig waren geweest. De belangrijkste archivalia zijn dan ook in de kantonale archieven te zoeken. Reeds vroeg, constateren wij, zijn de niet zeer talrijke bonds-documenten aan een enkel kanton over gedragen; de medegeïnteresseerde andere kregen afschriften. Daar een bonds- hoofdstad ontbrak hadden vier steden beurtelings zeker overwicht ten deze, met voorkeur voor Zürich, waar vooral de diplomatieke correspondentie be land is. Als de staat is dus het Zwitserse archiefwezen sterk gedecentraliseerd. Later werd Solothurn het „depót" voor de tractaten, gesloten met Frankrijk. Zekere centrale bewaring is echter daarnaast te constateren. Te Baden in Aargau, wegens zijn ligging als vergaderplaats zeer gezocht, vooral voor het afleggen der jaarrekening, ontstond een soort gemeenschappelijk depót. Voor deze steeds terugkerende handelingen waren een registratuur en een archief nodig. De eerste vond men ten huize van den landsschrijver, het archief in een gewelf in het slot van den landvoogd; in 1668 werd daarvoor een gemeen schappelijk gebouw gekocht. Maar Zürich en Bern, die de hunne beter onder hielden, waren geduchte concurrenten; voortdurend hoort men te Baden klachten, dat men de stukken niet kon vinden. Met de ondergang der voog dij Baden en de aansluiting van dit gebied aan het nieuwe kanton Aargau is dit eedgenootschappelijk archief in het staatsarchief Aargau beland. Een ander gemeenschappelijk archief was dat van de steden Bern en Frei burg in het slot te Murten; bij de hernieuwing der eedgenootschap in de 19e eeuw werd dit viervoogdijenarchief opgedeeld tussen drie staatsarchieven. De omwenteling van 1798 vorming der een- en ondeelbare Helvetische Republiek naar Frans voorbeeld bracht belangrijke verandering in het ar chiefwezen. Er kwam een Nationaal archief, waarin de archieven dier cen trale instanties werden opgenomen, die van toen af fungeerden. Maar daar de voorgenomen opheffing der kloosters nog niet werd doorgevoerd, behield het Zwitserse archiefwezen zijn gedecentraliseerd karakter. Stukken uit de kantonsarchieven, door de centrale instellingen overgenomen, werden later weer aan de kantons teruggegeven; daardoor vindt men nog in de kantonale

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1950 | | pagina 22