34 KRONIEK 35 TIEN JAAR OPLEIDING EN DIPLOMA ARCHIEFVERZORGING In deze zomer was het voor de tiende maal, dat de examens archiefver zorging, in het leven geroepen door het Registratuurbureau der Vereniging van Nederlandse Gemeenten, werden afgenomen. Het tijdschrift Overheids documentatie wijdt daaraan zijn Augustus-nummer. In 1939 werd de directeur van dit bureau, de heer P. Noordenbos, verzocht cursussen voor archiefver zorging c.a. te organiseren ten einde hen, die bij de archiefverzorging van een gemeentelijke instelling of daarmee gelijk te stellen instantie werkzaam waren en in het bezit van een akte gemeente-administratie, de gelegenheid te bieden zich voor te bereiden voor het in 1940 voor het eerst af te nemen examen. Een en ander geschiedde in overleg en met medewerking van onze vereniging. Als leider trad op de heer Noordenbos; als medewerker voor wat betreft de oudere archieven trad op dr W. Moll, terwijl mr Mommers, destijds aan de Brabantse inspectie verbonden, deel uitmaakte van de eerste examencom missie. De grote belangstelling ook bij andere overheidslichamen dan de gemeente-secretarieën en de grote vraag van ambtenaren, werkzaam bij deze instanties, vooral bij de departementen van algemeen bestuur, die niet in het bezit waren van een akte gemeente-administratie, deed het bestuur besluiten de stof van de bestaande opleiding en examen uit te breiden en het examen voortaan te noemen diploma B, terwijl daarnaast werden ingesteld een op leiding en examen voor een nieuw diploma A, waarbij het bezit der akte G.A. I niet verplicht is gesteld, terwijl de omvang der te behandelen „vakken" in enkele opzichten, in vergelijking tot diploma B, is beperkt tot de meer elemen taire stof. In 1948 werd voor het eerst examen voor diploma A afgenomen; in de commissie nam nu ook zitting onze ambtgenoot mr H. L. Hommes. En zeer onlangs leidde het contact met een subcommissie der zgn. commissie-Mey tot overeenstemming inzake de formulering der eisen, waaraan het examen A in verband met het archiefbeheer t.b.v. ministeriets enz. moet voldoen. Dat de Sjtudiekring voor) O (verheids) D(ocumentatie)zoals de husdige naam der dit ondernemende organisatie luidt, met gevoelens van dankbaarheid op deze tien jaar mag terugzien, spreekt van zelf, en gaarne brengen wij den heer Noordenbos en de zijnen de gelukwensen van onze kring. Niet minder dian 791 personen hebben in deze jaren het examen 1945 verviel zich aan de examens onderworpen, waarvan 477 het diploma verwierven, 252 B, 225 A. Gezien de toenemende betekenis die het ambt van registrator archi varis van morgen -bij de moderne overheidsadministratie gaat innemen, is dat aantal stellig voor uitbreiding vatbaar. Moge de verwachting der organi satoren, dat de deelneming aan opleiding en examen sterk zal toenemen, dan ook in vervulling gaan. ARCHIEVEN EN BIBLIOTHEKEN De rede van onzen oud-collega, de huidige leider der Leidse Universiteits bibliotheek dr Kessen over de grenzen tussen archieven en bibliotheken, waar- naar in onze kring met belangstelling werd uitgezien, is in de Aug. aflevering van Bibliotheekleven gepubliceerd. Een beknopt overzicht ervan mag hier niet ontbreken; het moge tevens dienen tot opwekking op bezinning ook in onze kring over een onderwerp, door dr K. terecht „geenszins eenvoudig" genoemd. Hoewel de kwestie meer aspecten heeft, bepaalde dr K. zich tot de volgen de vragen; lo. wat is het materiaal, dat thuis hoort in de archieven van Rijk, provincie en gemeente en wat in de grotere wetenschappelijke bibliotheken; 2o. volgens welke maatstaven moet de splitsing van archief- en bibliotheek materiaal geschieden. De beslissende factor voor de afbakening van het bezit ligt voor dr K. in de historie, met name in de middeleeuwse bibliotheekge schiedenis, voor de langste periode der Middeleeuwen de geschiedenis van kerk- en kloosterbibliotheken. Hun oorsprong ligt in de 6e eeuw; hun mss. bezit, in den aanvang dienstig voor de kerkelijke diensten, later van meer algemeen nut, werd als onderdeel van de kerkschat beschouwd. In Fulda werd echter reeds op het eind der 8e eeuw een scheiding doorgevoerd; lang zamerhand ontstond een afzonderlijke boekenverzameling, het domus scriptu- rarum, die zich afscheidde van het scriptorium, dat handschriftelijke beschei den maakte voor liturgisch gebruik, onderwijs en materiaal voor de monniken op hun missiereizen. Eveneens scheidde deze boekenkamer zich af van het domus cartarum; met de zorg voor de eerste werd belast de armarius of biblio- thecarius, wiens functie werd losgemaakt van die van den leider der koor diensten, de cantor, evenzeer als die van den custos cartarum of archivarius. De tegenstelling bibliotheek archief was geboren; in de 9e—12e eeuw kreeg deze splitsing haar beslag. De handschriften-verzamelingen dezer bibliotheken bestonden uit hss. of codices, bestemd voor de eredienst evangiliaria, missalen, sacramentaria, bre viaria e.d. theologische hss.) en de hss., die betrekking hadden op de profane wetenschappen. De domus cartarum bewaarden de oorkonden, de synodale en andere resoluties, schenkingsakten, administratieve bescheiden en correspon dentie; evenzo de cartularia. Deze alle konden dienen als bewijsstuk; de kro nieken daarentegen werden in de kloosterbibliotheek bewaard. Na Reformatie en Revolutie is dit tweeërlei soort materiaal, elk met eigen functie, doel en inhoud, dooreengeraakt en her- en derwaarts verspreid in musea, bibliotheken en archieven. De oude indeling zij echter de basis voor verdeling over biblio theken waar de codices thuis horen en archieven, die het klooster archief moeten bewaren voorzover Rijk, provincie of gemeente in de rechten der kloosters zijn getreden.1) Na zijn bibliothecarisch gehoor de geest onzer Handleiding duidelijk te hebben gemaakt, releveert dr K. de 65 en 66, waaruit volgens hem zou kunnen worden afgeleid dat hss., die op enigerlei wijze bestemd waren om te dienen als hulpmiddel bij het uitoefenen van een bestuurstaak of die af komstig waren van personen, die deel uitmaakten van een dergelijk bestuur, 1) Schuilt hier wellicht een adder onder het gras en zou dr K. de archieven van kloosters, die niét onder deze restrictie vallen, van bewaring in archiefdepöts willen uitsluiten? M.i. zijn ook deze beter in een archief bewaard; wij brengen deze dan overigens tot een ander „fonds" dan de eerstgenoemde.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1950 | | pagina 21