114
115
voorstelde om hem met de inventarisatie te belasten, is de Domeinadministra
tie op dit aanbod verder niet ingegaan. Intussen had de Administrateur der
Domeinen een nieuw plan bedacht: aan één der verificateurs bij de Directie
te Amsterdam zou het werk gevoegelijk opgedragen kunnen worden. Dit in
onze ogen toch vrij fantastische plan vond genade bij de Directeur-Generaal,
want deze overwoog, dat de werkzaamheden der verificateurs zich niet alleen
behoorden te bepalen tot het controleren van de kantoren der ontvangers,
maar zich ook moesten uitstrekken tot alles, wat door de belangen der ad
ministratie en orde van de dienst wordt gevorderd'13). Zo ging de verificateur
Van Erckelens in het begin van October 1821 naar Utrecht om de kapittel-
archieven te bezien en ontgoocheld terug te keren41), gelijk wel blijkt uit
de volgende bewoordingen van zijn rapport: „Dan de eerste oppervlakkige
beschouwing van dat van één kapittel deed reeds zwarigheden van eenen
dusdanigen aard bij mij ontstaan, dat ik het ongeraden oordeelde, mij in den
blinde aan een werk te begeven, hetwelk ik mogelijk nimmer ten einde zoude
kunnen brengen, waarvan het resultaat derhalve tijdspilling zoude zijn en
niet anders als tot mijne schande zoude dienen". Volgens zijn zeggen had
reeds Touriet bemerkt, dat deze inventarisatie „maar zoo geen gering iets"
was. Van het deel, dat niet naar Frankrijk verzonden moest worden, is des
tijds een inventaris gemaakt, zegt hij; daaraan hebben vier menschen vijftien
maanden besteed en dit deel omvatte omstreeks 10.000 nummers. De archieven
zelf en hij is vermoedelijk niet alleen in het kapittelhuis van St. Pieter,
maar ook in de Dom en de Janskerk geweest lagen op de vloeren, in ge
bouwen, waarin geen tafel, bank noch plank aanwezig was om ze te kun
nen uitzoeken. Verder begrootte Erckelens na een oppervlakkig onderzoek,
dat de helft of een derde van de papieren en perkamenten van de 11e tot de
16e eeuw in het Latijn geschreven was, een taal, die hij niet verstond. Op
grond van al deze bezwaren en in afwachting ener nadere beslissing nam
Van Erckelens het beheer der archieven niet van De Vos over.
In dit rapport werd ten minste verstandige taal gesproken, al stelde het de
Directeur te leur, want hij had Erckelens gekozen als „den werkzaamsten,
voortvarendsten en voor dat werk in alle opzigten meest berekenden" amb
tenaar. Even openhartig is een rapport vanWarin, die ook inzag welk belang
de kapittelarchieven hadden15). Uiteraard beschouwde hij dit alleen uit het
oogpunt der Domeinadministratie, want het zou nog enkele jaren duren, voor
een K.B. van 1826 de opsporing van bronnen voor de Nederlandse geschie
denis zou bevelen. Warin schrijft de indruk te hebben, dat het Domeinbestuur
deze archieven onbelangrijk vindt, maar acht een dergelijke onderstelling niet
geoorloofd, en dit staaft hij dan met verschillende argumenten. Nu zoveel
landerijen reeds verkocht zijn, leveren de tienden niet alleen in Utrecht, maar
ook in Zeeland de grootste Domeininkomsten op. De tiendrollen evenwel
berusten nog onder De Vos. Dan ontbreken op de Domeinkantoren bijna alle
uitgiftebrieven van erfpacht, waardoor verschillende rechten, die nog schatten
kunnen opbrengen, niet geheven worden. Bij de domeinveilingen zouden de
43) Brief van 22 Augustus 1821. Financiën no. 1612.
44) Rapport van 17 October 1821. Ibidem.
45) Rapport van 1 November 1821. Ibidem.
percelen meer kunnen gelden, als men bewijzen van eigendom en contracten
van servituten had. Een hofstede onder Amersfoort is wel voor f 1000 duur
der verkocht, doordat men met overlegging van een oude kaart had kunnen
aantonen, dat het goed niet met een recht van overweg bezwaard was. Deze
kaart had De Vos weten te verschaffen, maar hij bezorgt slechts zelden enig
document voor een veiling, terwijl de tienden zonder de tiendrollen onver
koopbaar zijn. Het is vooral over die tienden en erfpachten, dat Warin klaagt,
omdat zij door gebrek aan archivalische gegevens niet verpacht of geïnd
konden worden. Zou het gebrek aan titels niet worden hersteld, dan zouden
de domeininkomsten met enkele jaren niet de helft opleveren, van wat zij
zouden kunnen opbrengen. Vele landeigenaren proberen gedurig om de tienden,
erfpachten, servituten enz. te ontduiken of te verdonkeren, maar de bewijzen
zijn overgeleverd van de goede trouw van De Vos, die (aldus Warin) over
zijn aanstaand ontslag ontevreden is. Ook de te verwachten overdracht van
de Dom en de Janskerk aan de Hervormde gemeente zullen overbrenging van
de daar nog berustende kapittelarchieven noodzakelijk maken en oorzaak
zijn, dat zij er moeten worden weggehaald. Wat Erckelens aangaat, deze man
is voor zeer onkreukbaar eerlijk bekend en daarom kan de schat der archieven
hem worden toevertrouwd, opdat belanghebbenden geen pogingen zullen doen
om een of ander bewijsstuk te verduisteren. Terloops merk ik hier op, dat
deze om zijn betrouwbaarheid zo geprezen ambtenaar in 1825 uit 's Lands
dienst ontslagen was en toen voortvluchtig heette te zijn40). Erckelens kent
geen Latijn en is geen jurist, terwijl hij ook niet met de vaderlandse geschiede
nis op de hoogte is. Bovendien is het de vraag, of hij oude Latijnse, Duitse,
Franse en Hollandse teksten lezen kan, „want zonder die kundigheden is het
onmooglijk iets van dit archief te maken". De Vos bezit waarschijnlijk al deze
kundigheden ook niet. Hij heeft het archief genoegzaam in dezelfde verwarring
gelaten, gedurende zeven jaren f 1200 per jaar opgestreken, en weinig voor
deel aan het Domein bezorgd behalve zijn inlichtingen over de visitatiegelden47)
en den dertienden penning, die wellicht f 2000 a 3000 per jaar opbrengen en
zonder dit archief verloren 2ouden zijn geweest. Bij voldoende kundigheid zou
De Vos de inventarisatie in die zeven jaar hebben kunnen voltooien. Uit dit
alles blijkt wel duidelijk, dat Warin's waardering voor De Vos in ruim een
jaar aanmerkelijk verminderd was.
Nog enkele maanden is de correspondentie blijven voortslepen tot in het
begin van 1822. De verschillende autoriteiten zochten naar een nieuwe be
heerder der kapittelarchieven, maar slaagden er niet in die te vinden. Ook
had men het niet erg meer op De Vos en meende, dat er eerst een inventaris
moest zijn, voor de archieven behoorlijk overgenomen konden worden. Ercke
lens, die toen nog het volle vertrouwen genoot, en wie men de assistentie
van „zoodanig persoon als met het oude schrift meer gemeenzaam en de La-
4«) Rapport van de administrateur Warin van 22 April 1825. Ibidem.
4T) Het visitatierecht komt voor onder Wilnis en is afkomstig van de proosdij
van St. Jan. Het wordt geheven van landerijen, die' onder Wilnis jaarlijks ter
vervening worden ingestoken, tegen f 1.50 van iedere 100 roeden. Het werd vroeger
uitgeschreven om de sterke vervening tegen te gaan en de proost enige vergoeding
te geven voor het verlies van tienden. Andriessen en Van Lis, Het Nederlandsche
Staatsdomein (1892), blz. 288.