62 toe te kennen in de geschiedenis, uiteraard onder voorwaarde, dat tevens vol daan is aan de aan een a.s. leraar te stellen paedagogisch-didactische eisen. De Commissie acht het een groot voordeel van bovenvermelde voorstellen, dat gezien het relatief geringe aantal plaatsen voor archivarissen aan beide categorieën nog andere maatschappelijke mogelijkheden worden gebo den". Het is na het bovenstaande belangwekkend, wat in de verschillende secties omtrent de archivaris-opleiding is geconcludeerd. Sectie I (Rechtsgeleerdheid) heeft dan eerst vastgesteld, dat voor het voeren van de meesterstitel na het doctoraal examen een meestersexamen afgelegd behoort te worden. Bij dit meestersexamen kunnen tot hun recht komen verschillende studierichtingen, die niet aan elke universiteit gedoceerd behoeven te worden; deze mening3) spreekt de sectie onder meer uit voor „het Archiefwezen", waarvoor zij verder het volgende te berde brengt"'1): „De Sectie is met Sectie L van oordeel, dat ex behoefte bestaat aan een wettelijk vastgelegde universitaire opleiding voor het ambt van archivaris. De toestand is nu zo, dat de archiefstudie gewoonlijk volgt op een met goed gevolg afgelegd doctoraal examen, hetzij in de juridi sche, hetzij in de literaire faculteit. Deze studie is voornamelijk gericht op de practische archiefvakken en wordt, nadat de vereiste stage is verkregen, af gesloten door een door de Archiefwet verlangd archiefexamen. De Sectie acht het gewenst, dat deze twee wegen tot de archiefstudie in de toekomst be houden blijven. Voor hen, die langs de weg van de juridische faculteit archivaris willen worden, heeft de Sectie de volgende mogelijkheden overwogen: le. het afleggen van een vrij doctoraal examen waarbij de keuze van de vakken bepaald zal worden door de eisen van het archiefwezen; 2e. het afleggen van een meestersexamen in een speciaal met het oog op het archivariaat ontworpen studierichting in de juridische faculteit; 3e. het afleggen van een meestersexamen in een uit hoogleraren van de juridische, de literaire en voor zover nodig andere faculteiten te vormen interfaculteit. Na overleg met de Secties FV en L en in overeenstemming met het advies van de Algemeen Rijksarchivaris, Jhr. Dr. D. P. M. Graswinckel, is zij tot de conclusie gekomen, dat de laatste oplossing de voorkeur verdient. Om tot de studie in de interfaculteit te worden toegelaten, zal het bewijs moeten worden overgelegd van een met goed gevolg afgelegd doctoraal examen in het Nederlands recht. In verband met deze algemeen juridische basis acht de Sectie het mogelijk en met het oog op het betrekkelijk geringe aaintal archivarisplaatsen ook ge wenst, dat het in deze interfaculteit af te leggen examen, zowel wat bevoegd heden; als wat de er aan verbonden titel betreft, op één lijn wordt gesteld met het meestersexamen in welke richting ook in de juridische faculteit5). 3) Rapport blz. 197. 4) Rapport blz. 200. Het sPreekt vanzelf, dat hiermede niet zijn bedoeld de benoembaarheid tot resp. notaris en ambtenaar bij de belastingen, welke bevoegdheden uitsluitend verbonden zijn aan het meestersexamen in de speciaal daartoe aangewezen studierichtingen. 63 Tijdens deze studie, waarin naast de juridische in het bijzonder aandacht zal moeten worden geschonken afem de historische vakken, zal tevens de practische opleiding kunnen geschieden in de vorm van een stage op een daar toe aangewezen archief. Met het oog op deze practische vakken zal het mogelijk moeten zijn, dat de interfaculteit bij het afnemen van het meesters examen zonodig met deskundigen van buiten de universiteit kan worden versterkt. Bij deze regeling zou het archiefexamen voor wetenschappelijk archiefambtenaar le klasse kunnen vervallen. Evenals Sectie L heeft Sectie I er van afgezien voor de studie in deze interfaculteit een uitgewerkt studieprogramma op te stellen; zij acht een kleine commissie van deskundigen, waarin tenminste een archivaris, een jurist en een historicus zitting hebben, hiertoe meer competent. Het Rapport van Sectie L (Letteren en Wijsbegeerte) vermeldt onder B „De opleiding tot het ambt van archivaris en bibliothecaris en tot een der leidende posities in het Museumwezen"0) „Teneinde terzake deskundige voorlichting te verkrijgen, heeft de Sectie contact gezocht met Jhr. Dr D. P. M. Graswinckel en met Prof. Dr J. Q. van Regteren Altena, resp. voor het archiefwezen en het museumwezen, terwijl het lid der Sectie Dr L. Brummel de belangen van het bibliotheekwezen voorstond. De Sectie is genoemde deskundigen veel dank verschuldigd voor de wel willendheid, waarmede zij vergaderingen hebben willen bijwonen, besprekin gen hebben willen voeren en gegevens hebben verzameld. De Sectie is tot de overtuiging gekomen, dat het aanbevelenswaardig is wettelijk vast te leggen, dat een universitaire opleiding vereist is voor het ambt van archivaris, voor dat van bibliothecaris en voor het bekleden van een leidende functie in het museumwezen. Archiefwezen. In overleg met de Secties FV en L en in overeenstemming met het advies van de Algemene Rijksarchivaris is Sectie L tot de conclusie gekomen, dat de opleiding voor archivaris het beste kan worden georganiseerd in een interfaculteit, samengesteld uit hoogleraren uit de literaire, de juridische en zo nodig -andere faculteiten. Aangezien bij de archieven behoefte bestaat zowel aan meer juridisch als aan meer historisch georiënteerde krachten, acht de Sectie het gewenst, dat aan de eigenlijke archiefstudie een vooropleiding, hetzij in de literaire, hetzij in de juridische faculteit voorafgaat. Voor hen, die de eerste weg kiezen, geeft een met goed gevolg afgelegd candidaatsexamen geschiedenis toelating tot het doctoraal examen archiefwezen in bovengenoemde interfaculteit. Bij de studie voor dit examen zal het accent moeten worden gelegd op de juridische vakken. Naast de wetenschappelijke studie zal de beoefening van de practische archiefvakken, zoals archivistiek en lezen van oud schrift, kunnen plaats vinden op een daartoe aangewezen archief, waardoor tevens de vereiste stage wordt verkregen. Met het oog op de practische archiefvakken is het gewenst, dat voor het afnemen van het doctoraal examen de interfaculteit met des- 6) Rapport blz. 327.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1950 | | pagina 6