90
zoals hij dat met succes tot aan de Franse tijd heeft doorgevoerd, voor de
laatste anderhalve eeuw niet was vol te houden. Hij biedt voor deze laatste
periode dan ook alleen wat de titel belooft, de geschiedenis van de heerlijk
heid, terwijl hij tenslotte met een hoofdstuk over Heenvliet in de
bezettingsjaren tol betaalt aan de smaak van de tijd. Ook deze handelswijze is
verantwoord al voelen wij ons wat te kort gedaan. De geschiedenis van een
heerlijkheid in de 19e eeuw, voor zover die nog beschreven kan worden, is
niet die van de gemeente, welke de naam van het voormalige ambacht draagt.
Aan de geschiedenis der geslachten, die achtereenvolgens met de heerlijkheid
beleend zijn geweest en te Heenvliet hebben geresideerd, heeft de schrijver
bijzondere aandacht besteed, zodat dit werk met zijn uitslaande genealogiën
ook uit een oogpunt van geslachtkunde grote verdiensten heeft.
Het feit, dat wij, archivisten, bij bemoeiingen met heerlijkheidsarchieven
voor de zelfde moeilijkheden kunnen komen te staan, heeft er mij toe verleid
langer bij deze historische beschrijving stil te staan, dan in ons vakblad
gewenst is. Thans is het moment gekomen voor de extase of de ontzetting.
Extase bij de ontdekking van het originele stadsrecht van Heenvliet
van 1469 met bekrachtiging van Karei de Stoute en Karei V, van
vonnissenboeken van, mannen- en schepenbank 15391810, van resoluties van
baljuw, schout en schepenen 1685 1810, ja men mag wel zeggen van een
nagenoeg compleet stadsarchief. Wat thans als oud-archief van Heenvliet
daar ten gemeentehuize wordt bewaard en waarvan de in 1938 opgemaakte
inventaris eveneens in dit werk is afgedrukt, is vergeleken bij dit huisarchief
het aankijken nauwelijks waard.
Maar hoezeer deze ontdekking ons ook in verrukking moge brengen, ont
zetting grijpt ons aan. als wij bedenken, dat één woord van de eigenaar vol
doende zou zijn om dit alles in rook te doen opgaan, al staat deze door
hem mede bekostigde uitgave er borg voor, dat hij dit woord nimmer spreken
zal. Hij is echter niet de enige eigenaar van een huisarchief. Elsevier's Week
blad van 13 Augustus 1949 wist te vertellen van 400 binnen twee jaar tijds
ontdekte familiearchieven, om van honderden andere privaatrechtelijke ar
chieven niet te spreken. Is het geen vingerwijzing, dat de inhoud van een
huisarchief als het Heenvlietse openbaar wordt gemaakt in het zelfde jaar,
waarin onze Archiefwet op de helling gaat?
Het baart geen verwondering, dat de jonge archivaris 't Hart naar een
leiddraad zocht, toen hem de beschrijving van dit archief werd toevertrouwd.
Hij vertelt zelf in zijn Verantwoording, hoe hij tevergeefs in de Handleiding
en in de Verslagen van 's Rijks Oude Archieven naar steun en leiding zocht,
totdat hij in de bibliotheek van het Algemeen Rijksarchief de onuitgegeven
inventaris van het huisarchief der Heren van Warmond in handen kreeg,
die mr S. J. Fockema Andreae in 1935 heeft bewerkt. De inventaris van Heen
vliet is een bewijs, tot welke bevredigende resultaten men komt, als een
eminent voorbeeld intelligent wordt nagevolgd. Ook dit geeft te denken, nu
de vernieuwing van onze Handleiding eerlang in het centrum van de belang
stelling zal komen te staan. Men verdenke mij niet van Duitse sympathieën,
wanneer ik in onze Handleiding uitsluitend de ..Grundfragen" der archivistiek
behandeld zou willen zien. Daarnaast zou een serie monografieën moeten
91
verschijnen, die met voorbeelden uit en verwijzingen naar model-inventarissen
meer leiding zouden kunnen geven bij de ordening der onderscheiden archie
ven, dan men van een algemeen handboek verwachten mag. Twee handige
Zweedse uitgaafjes ,,Hur man ordnar ett Industriarkiv" van Ak.e Kromnow
en „Kommunale Arkiv och deras Vard" van Birger Lindén, die mij op mijn
verzoek om inlichtingen over de Scandinavische archiefwetgeving door den
Rijksarchivaris in Stockholm werden toegezonden, hebben mij op die ge
dachte gebracht. Mocht zij ingang vinden, dan zal er in ieder geval naar
een auteur, die zowel het deeltje over huisarchieven als dat over waterschaps
archieven voor zijn rekening kan nemen, niet lang gezocht behoeven te worden.
Zowel Heenvliet als Warmond waren hoge heerlijkheden, wat de navolging
in de hand werkte. Toch is 't Hart enige malen bewust van zijn voorbeeld
afgeweken, wanneer de aard der archivalia dat wenselijk maakte. Zo heeft
hij b.v. de criminele en civiele rechtspraak samengevat. Ook had hij oneindig
veel meer archivalia van publiekrechtelijke aard in dit schema te verwerken,
dan het archief van de heren van Warmond bevatte. Maar de grote ver
dienste van deze inventaris is, dat de bewerker de door hem zo zeer be
wonderde fors getrokken lijnen van de Warmondse inventaris in de Heen
vlietse even krachtig heeft doorgetrokken.
Mijn aanmerkingen betreffen dan ook bijkomstigheden. Waar 't Hart onder
afdelingen invoert, die zijn voorbeeld mist, laat de typografische verzorging
soms te wensen over. Het vermelden van het Heenvlietse stadsrecht onder de
titels van aankomst van de heerlijkheid lijkt mij een vrij ernstige inbreuk op
het herkomstprincipe. Verschillende malen is de redactie van een inventaris
nummer onbevredigend, hetzij doordat de bewerker zich al te zeer liet be-
invloeden door de tekst van het voor hem liggende stuk - zo vindt men bij
de beschrijving van weeskamerpapieren (nos. 164 186) „rakende" en ,,spec-
terende" willekeurig door elkaar gebruikt -, hetzij doordat hij een inventaris
nummer min of meer in regestvorm giet. De nos. 845 en 256 en 257 zijn
daarvan stotende voorbeelden. Daarentegen zijn b.v. de regesten nos. 5 en
3436 teveel geredigeerd als een inventarisnummer.
De regestenlijst moet ik, met de transcriptie op p. 267. trouwens het minst ge
slaagde onderdeel van deze gecompliceerde uitgave noemen. Eerstens wordt de
datering alleen dan in de oorspronkelijke vorm gegeven, als er volgens de hei
ligenkalender is gedateerd. Vervolgens ontbreekt een aantekening omtrent de
materiële hoedanigheid, terwijl alleen bij afschriften het inventarisnummer
wordt vermeld. Tenslotte heeft de bewerker verzuimd de gevidimeerde oorkon
den in de ware chronologische volgorde te plaatsen. De lijst loopt door tot
1794; de 17de- en 18de eeuwse regesten hebben echter grotendeels betrekking
op transportacten, welke hoogstens, nog van belang zijn voor de daarin voor
komende familienamen, die men tevens opgenomen vindt in de zorgvuldig be
werkte index van persoons- en plaatsnamen, welke dit rijke, goed geïllustreerde,
circa' vijfhonderd pagina's tellende boek besluit.
Al is het dan ook niet vlekkeloos, wij mogen dit werk over Heenvliet dank
baar begroeten als de eersteling van een jonge collega,, van wiens ijver en
studiezin, bewonderswaardige belezenheid en uitgesproken juridische gaven
wij in de toekomst nog menige gedegen bijdrage mogen verwachten. Karak-