82
nister van O., K. en W. werd een werkplan vastgesteld, waarbij werd aan
genomen dat de publicaties uit vier groepen zouden bestaan: bronnenpublica
ties, catalogi, monografieën, geschiedenis van Nederland in de tweede wereld
oorlog. Bij de eerste zal de stof niet naar tijdsorde, doch naar archief worden
gepubliceerd. Onder de catalogi verdient met name de catalogus van de door
het Rijksinstituut bijeengebrachte archieven en archiefdelen onze aandacht.
Thans zijn omstreeks 1700 strekkende m. archivalia verzameld; geschat wordt,
dat daarvan omstreeks een vierde deel niet voor vernietiging in aanmerking
zal komen. Er zal worden gestreefd naar vervaardiging van een volledige, vak
kundige beschrijving van het resterende, doch in afwachting van de voltooi
ing dier beschrijving, waarmee vele jaren gemoeid zullen zijn, zou het over
weging verdienen een beknopte catalogus van de verzamelde archieven en ar
chiefdelen het licht te doen zien. Men hoopt deze publicatie in 1952 te doen
verschijnen.
ARCHIEVEN EN ARCHIVISTEN IN HET OUDE EGYPTE.
In 1911 vond men, bij toeval naar het schijnt, in Tebtunis een aantal teksten,
die het archief ener familie vormden, archief van meerdere generaties, want de
oudste tekst is vermoedelijk van 89/90 na Chr., de jongste van 224. De vondst
werd verspreid; van de 49 stukken, die er deel van moeten hebben uitgemaakt,
kwamen 43 in handen van het Brits Museum. Twee ervan, daterend van 114
en 115, onthullen ons een meer dan 25 jaar lopende kwestie over overdracht
van archiefstukken door hen, die wij wel als onze oudstbekende collega's
mogen beschouwen, de oude Apio, de archivisten-paren Protogenès en Isi-
dorus, Heliodorus en Zopyros, Heraklides en Patronus, en de brave bu
reau-chef Leonidès, Onder de titel: un conflit du He siècle de notre ère
heeft prof. dr B. A, van Groningen in de Chronique d'Egypte (XXII no. 44,
Juli 1947) van hurn tribulatiën een aantrekkelijk verslag gegeven1). Leden
van het Ned. Klassiek Verbond in onze gelederen hebben wellicht het voor
recht gehad den hoogleraar daarover te horen; overigen belangstellenden zij
de lezing van het artikel aanbevolen. Een, uiteraard, zeer beknopt overzicht
van het geval moge hen daartoe opwekken.
In de eerste eeuw onzer jaartelling bestond in ieder district van Egypte een
algemeen bureau van archieven en kadaster, waarvan de leiding was toever
trouwd aan twee magistraten, conservatoren of bibliophylakes, gekozen uit
de Grieken in het district. Het w,as een ereambt, vaak de bekroning van een
lange carriëre in publieke dienst. In 72 werd het in twee delen gesplitst: een
der archieven, de andere van het kadaster. Ieder der conservatoren schijnt
één afdeling te hebben beheerd, maar hun financiële verantwoordelijkheid
bleef gemeenschappelijk.
De prefect van Egypte had in Oct. 89 bij edict van de archivisten de uiterste
zorg bij het houden der registers en de bewaring der documenten geëist. Bij
zijn inspectietocht in 90 nu moesten Protogenès en Isidorus een acte produceren,
waaraan het begin ontbrak. Daarover ondervraagd, beriepen zij zich op hun
D De documenten zullen door prof. van Groningen worden uitgegeven in een
werk Af family archive from Tebtunis, vol. VI van Brill's Papyrological and Helle
nistic Publications.
83
nog in leven zijnde voorganger Apio, die hun het stuk zo had overgeleverd en
die stellig niet zal hebben nagelaten op de slechte eigenschappen der papyrus
te wijzen. Hun opvolgers, Zopyros en Heliodorus, die in hetzelfde jaar op
traden, bevreesd geworden voor die consequenties, weigerden overdracht van
ieder beschadigd stuk. De prefect gelastte, de stukken te herstellen naar de
copieën, bewaard in Alexandrië, doch dit was minder gemakkelijk gedaan dan
gezegd. In 98 herhaalde de prefect echter het bevel van zijn voorganger, maar
bepaalde niet wie het herstel zou betalen; daarna, dat de stukken moesten
worden overgedragen in de staat, waarin zij waren overgenomen. Kort daarop
overleden beide eerste archivisten. In de archieven was een pak rollen achter
gelaten waarvoor niemand administratief verantwoordelijk was. Maar daar
de verplichting tot onderhoud der stukken niet op de persoon doch op het
ambt drukten, richtten in 108 hun erfgenamen, bevreesd voor de zwaarte van
deze last, zich tot den prefect de vierde die met deze kwestie te maken
kreeg! met het verzoek goed te vinden, dat de beheerders van publieke
akten deze moesten overnemen in de staat, waarin zij zich bevonden. De
prefect, het standpunt huldigend dat deze zaak eindelijk uit de wereld zou
geraken, besliste aldus.
Toen trad echter een nieuwe persoon ten tonele, de bureau-chef Leonidès,
hetgeen de zaak weer aanmerkelijk compliceerde. Hij wenste te weten wie
verantwoordelijk was indien de stukken werden aanvaard. Antwoord: het eerste
risico is voor hem, het tweede voor zijn patroons, de archivisten. Eindeloos
werd hierover gekibbeld; het liep uit op een formeel proces tussen den bureau
chef en de erfgenamen van Isidorus en Protogenès. Vi coactus accepteert Le
onidès tenslotte het beschadigde pak; de verplichting der archivisten tot onder
houd der stukken komt eerst weer te voorschijn bij demissie. Die vond in 112
plaats. Zij werden opgevolgd door Patronus en Heraklides (lid der familie,
waarvan het archief bovengenoemde stukken opleverde). Deze stelden dat
de demissionaire voorgangers de herstelkosten moesten betalen; bovendien
weigerden zij den bureau-chef, dien zij hadden overgenomen, te betalen voor
dat de overdracht zou hebben plaats gevonden. Weer een proces waarin werd
bepaald, dat Leonidès zijn loon moest ontvangen van zijn indiensttreding af,
terwijl t.a.v. de betaling der herstelkosten werd beslist dat deze moest ge
schieden op kosten van hen, die er verantwoordelijk voor zijn. Maar de beide
archivisten stierven hangende het proces. Steeds ingewikkelder werd de zaak:
Heraklides had alle verantwoordelijkheid voor de slechte staat der archieven
ten tijde van zijn optreden afgewezen, en zijn erfgenamen deelden dit stand
punt; maar wat moest gedaan worden t.a.v. de beschadigde stukken, die door
hun voorgangers waren overgedragen hetzij aan hen en onder hun verantwoor
delijkheid, hetzij aan Leonidès en onder de zijne? Het eind van het lied was
dat H's zoon, een deel van de lasten, aan zijn vader opgelegd, betaald hebben
de, de erfenis repudieerde, en Leonidès bleef zitten met de stukken, wier toe
stand van dag tot dag achteruit ging. Maar hij stierf, en zijn opvolger weigerde
de verantwoordelijkheid: de nieuwe archivisten zouden deze moeten aanvaar
den. De stukken, zowel het in den aanvang genoemde pak, dat inmiddels vrij
wel geheel vergaan was, als die, waarvan de overdracht door de dood van Pa
tronus en Heraklides niet naar behoren was geschied, bleven dus in handen