77
BELAGERS VAN ARCHIEVEN EN HUN BESTRIJDING.
76
herstelling de oude banden zijn opgeruimd7). De kostbaarheden zijn via de
Domeinadministratie en het Koninklijk Kabinet van Zeldzaamheden in het
Rijksmuseum te Amsterdam beland8). De archieven eindelijk berusten, gelijk
gezegd, thans in de Rijksarchiefbewaarplaats te Utrecht, waaraan zij -Hee-
ringa wees er in zijn reeds geciteerde artikel op een uitzonderlijk karakter
geven. Met het bisschoppelijk archief en het oudste deel van het Statenarchief,
voorzover deze uit het archief van de Dom afgezonderd zijn, vormen zij de
oudste omvangrijke archieven in ons land, al moet hierbij terstond worden
toegegeven, dat in het buitenland wel rijkere archieven voorkomen. Het zijn
hun lotgevallen, die wij thans nader willen beschouwen, en de personen hunner
beheerders willen wij daarbij tevens in onze belangstelling betrekken.
A. J. VAN DE VEN.
7) Dr P. J. Vermeulen, Verslag aangaande de archieven der provincie en der
voormalige vijf kapittelen te Utrecht, 1850, blz. 58. Volgens J. F. van Someren, De
Utrechtsche Universiteitsbibliotheek, blz. 85, werd de acte van overdracht 31 De
cember 1843 opgemaakt. Op dezen dag werden de kapittelarchieven aan Vermeulen
overgedragen. Vgl. ook G. A. Evers, De Utrechtsche Akademie-boekerij als stede
lijke instelling. Bibliotheekleven, jg. XXXIV (1949), blz. 33 (spec. 33—36).
s) W. J. A. Visser, Een inventaris van goederen, toebehoorende aan de vijf
kapittelen te Utrecht, die in 1811 bij de saecularisatie in staatsbezit zijn overge
gaan. Archief Aartsbisdom Utrecht, 1934, blz. 207.
De voordracht, door dr Panhuysen op de voorjaarsvergadering van 1949
gehouden, heeft op verschillende punten vérgaande perspectieven geschonken.
Zij is thans in druk in ons blad verschenen zodat alle leden er kennis van
hebben kunnen nemen1). Ieder kan dus opgemerkt hebben dat reeds in 1903
de belagers van archieven beschreven werden en dat door Muller en Fruin
in 1915 in ons blad een discussie gevoerd werd over de aard en de natuur dezer
belagers. Behalve en naast deze belagers zijn er vanzelfsprekend nog andere
wezens die als belagers der archieven aan te merken zijn. Ook bepaalde om
standigheden kunnen funest zijn voor een juiste bewaring en behandeling van
het papier, waaruit archieven bestaan. Allereerst zou ik dan ook de lezers
attent willen maken op de bespreking van een voordracht van ir K. E. C. de
Bruin, in „De Ingenieur" van 17 September 1948. Deze voordracht betrof de
duurzaamheid van papier. Aan de bespreking in ,,De Ingenieur is het volgende
ontleend dat voor ons van belang is.
Het U.S. National Bureau of Standards heeft aanbevelingen gegeven voor
archiefberging die als volgt samen te vatten zijn:
a) stofvrije ruimten;
b) donkerte of gedempt licht;
c) constante temperatuur 20<25 gr. C,; geen plaatselijke warmte;
d) relatieve vochtigheid van 55
e) circulatie van voorbehandelde lucht;
f) zuivering dezer lucht met olie of alkalische filters;
g) overdekking der archiefstukken door zijdevloei of kunstharsfilms;
h) controle op afwezigheid van insecten en schimmels;
i) bestrijding van muizen;
j) waken tegen onjuist gebruik der stukken omdat de afgelikte wijsvinger
een der belangrijkste vijanden van papier is.
Deze aanbevelingen spreken duidelijke taal. Het is te wensen dat de Neder
landse archivarissen deze taal zullen verstaan en er toe over zullen gaan deze
aanbevelingen in de onder hun beheer staande bewaarplaatsen tastbare werke
lijkheid te maken.
Tot op heden zijn heel misschien de aanbevelingen onder a) en i) verwezen
lijkt, terwijl aan de overige te nauwernood of in het geheel geen aandacht is
geschonken. Hen alle stuk voor stuk onder de loupe nemen zou te veel ruimte
van de redacteur vergen. Ik zal mij beperken tot hetgeen onder h) genoemd
wordt.
De aanwezigheid van insecten is reeds jaren geleden geconstateerd (zie
boven), maatregelen om tot afwezigheid te geraken zijn sedert echter niet ge
nomen. Bestrijding is niet ter hand genomen. Insecticiden zijn niet gebruikt.
Bestrijding van schimmels evenmin toegepast. Een grondige desinsectie door
toepassing van cyanering voor zover mij bekend nooit ergens uitgevoerd.
Dit laatste werd mij onlangs bewezen, ongevraagd en ongewild.
Tussen 1940 en 1945 hebben onze „beschermers" verschillende gemeenten
Hiervóór p. 1830.