46
BERICHTEN
47
ALGEMEEN
Rijksbegroting voor 1950. Voor de afd. Archiefwezen is uitgetrokken
f 845669 (v. j. f 683279), waarvan f 63794 (v. j. f 44360) voorde
Rijkscommissie voor Vaderlandse Geschiedenis
Voor het Rijksbureau voor documentatie van de geschiedenis van Neder
land in oorlogstijd zijn geen gelden meer op de begroting gebracht.
De Memorie van Toelichting brengt de volgende bijzonderheden:
Art. 222. De subsidie voor Bronnenonderzoek Nederlandse Zeegeschiedenis
kon worden afgevoerd, aangezien dit onderzoek in 1949 zal aflopen. Ook
de subsidie voor het Nederlands Centraal Filmarchief behoeft voor 1950 niet
te worden uitgetrokken, aangezien deze instelling is opgelost in een groter
verband.
Voorts is het wenselijk gebleken de kosten van de salariëring van de
wetenschappelijke assistent, verbonden aan de uitgave der Groen-correspon-
dentie, thans ten laste van het Bureau der Rijkscommissie voor Vaderlandse
Geschiedenis te brengen. Deze post is hier dus afgevoerd en overgebracht
naar art. 340.
Art. 333. De verhoging van dit artikel (personeelsuitgaven) wordt in
roofdzaak veroorzaakt door de technische herziening der salarissen. Voorts
is gerekend op de bevordering van een commies tot hoofdcommies, van een
adjunct-commies tot commies en op de aanstelling van een schrijver le klasse
Art. 334. Als gevolg van de verhoogde toewijzing van brandstoffen in het
stookseizoen 1948/1949, kon gedeeltelijke sluiting van de Rijksarchieven in
dat stookseizoen worden voorkomen. Aannemende dat dit verhoogde rant
soen ook voor 1949/1950 zal worden toegestaan, alsmede in verband met de
verhoogde prijzen der brandstoffen is de post voor brandstoffen hoger be
raamd. Voor de kosten van de Rijksgebouwendienst is een belanqrijk hoqer
bedrag nodig.
Art. 335. Onderdeel 11 (lonen) is verhoogd met f 1900 in verband met
noodzakelijke interne verplaatsingen van archiefstukken.
Art. 336. Ten behoeve van de gedeeltelijke inrichting tot Rijksarchiefbe
waarplaats van de bunker te Schaarsbergen is een bedrag van f 3000 aan
gevraagd. Voorts dienen een paar schrijfmachines en enig meubilair te wor
den aangeschaft waarvoor een bedrag van f 3900 wordt geraamd.
Art. 338. Voor het Centraal Bureau voor Genealogie is f 6000 minder
uitgetrokken in de verwachting dat het bureau met de uitgetrokken celden
zal kunnen toekomen.
Art. 340. Gerekend is op de aanstelling (aan het Bureau Commissie Vad.
Geschiedenis) van een vast wetenschappelijk medewerker, die twee dagen per
week in deze functie werkzaam zal zijn.
Zoals reeds in de toelichting onder artikel 222 is opgemerkt is het wen
selijk, dat de wetenschappelijke assistente, verbonden aan de uitgave van de
Groen-correspondentie, in de personeelsformatie van dit Bureau wordt op
genomen.
Verzuimd werd in de Rijksbegroting voor het dienstjaar 1949 een post op
te nemen voor honoraria en onkosten van wetenschappelijke medewerkers
(code 44). Een suppletoire begroting is in voorbereiding, waarbij voor dit
doel voor 1949 alsnog een bedrag van f 5000 wordt aangevraagd. Een zelfde
bedrag is voor 1950 nodig.
Art. 352. Voor de voortzetting en beëindiging van de geschiedkundige on
derzoekingen in Italië door Pater Polman is een subsidie uitgetrokken van
f 3000. Door bezuiniging op andere onderdelen is voor het artikel in zijn
geheel een verhoging van slechts f 554 noodzakelijk.
In het Voorlopig Verslag der Tweede Kamer werd hierop niet gereageerd,
de begroting is aangenomen.
Stage archief ambtenaarBij K.B. van 5 Mei 1949 S. J 193 zijn de bepalingen
betreffende de stage van archiefambtenaren gelicht uit het K.B, van 2 Sep
tember 1919 S. 551, houdende de benoembaarheidseisen voor archiefambte
naren.
Dit heeft ten onrechte bij sommigen de indruk gewekt, dat de stage-ver-
plichting vervallen zou zijn. Het kan d?arom zijn nut hebben er nog eens
op te wijzen, dat de verplichting tot stage ook opgenomen is in de toelatings
eisen voor de examens (K.B. van 28 October 1919 no. 30, gewijzigd bij K.B.
van 28 Juli 1924 no. 308) en daar onverminderd gehandhaafd is, ondanks
het feit, dat de verwijzingen in de artt. 11 en 12 van het laatstgenoemd be
sluit niet geheel meer kloppen.
Bij min. beschikking van 29 Dec. 1949 no. 126187 afd. O.K.N, is een re
geling van stage en examen vastgesteld, die de oude toestand vrijwel bevestigt.
Overneming memories van successie, In 1947 werd door den minister van
Financiën aan de dienst der Registratie en Domeinen opgedragen te beginnen
met het jaar 1948 de memories van successie, betrekking hebbende op sterf
gevallen van langer dan 75 jaar her, op te zenden naar de betreffende rijks
archieven. Iedere vijf jaar zou deze opdracht worden verlengd. Na, de over
brenging van de memories zou de geheimhoudingsplicht van art. 94 der Suc
cessiewet in acht blijven worden genomen; mocht het publiek er inzage van
willen verlangen, dan zou voor elk incidenteel geval de machtiging van den
minister nodig blijven.
Daar hiertegen door den minister van O., K. en W. bezwaar was gemaakt,
werd in Nov. 1948, gezien de opheffing der geheimhouding, het tijdvak van
overbrenging van 75 op 100 jaar gebracht, Bi) K.B, van 20 Sept. 1949 no. 20
is op voordracht der ministers van Financiën en van O., K. en W. bepaald,
dat in 1950 en daarna telkens om de vijf jaren de memories van aangifte met
de daarbij behorende klappers, welke ouder zijn dan 100 jaar, met uitzondering
van die van het Kon. Huis naar de rijksarchiefbewaarplaatsen zullen worden
overgebracht, en alsnog goedkeuring gehecht aan deze overbrenging, voorzo
ver deze reeds mocht zijn geschied voor 1950.
Gevaren, verbonden aan een ondergrondse archiefbewaarplaats. Nadat de
ordening en inventarisatie van het gemeente-archief van Voorschoten vrijwel