42
43
voluit geschreven eigennamen verkeerd. Er is geen reden waarom een afge
korte eigennaam anders behandeld zou worden als een soortnaam.
Dat de bewerkers de artt. 36 en 41 der vroegere Regels gecombineerd
lebben in art. 35, is toe te juichen. Alle de oorkonden betreffende gegevens
gaan dus nu aan de oorkonde zelf vooraf. Alleen had c iets uitvoeriger kun
nen zijn; de volgorde der verschillende hieronder opgesomde gegevens had
nader kunnen worden vastgesteld.
Terwijl in art. 16 de vooropstellingen dezelfde zijn gebleven, zijn in de
toepassingen opvallenderwijze enkele veranderingen aangebracht, die naar mij
dunkt niet altijd verbeteringen zijn; waarom b.v. Dominicae incarnationis.
maar Exaltatio Crucis en dat heylighe filoet? Het is mij niet geheel duidelijk,
hoe dit alles consequent volgt uit den regel.
Van minder belang is de wijziging van art. 46: de dagtekening ook van
moderne stukken zal dus geschieden in de volgorde: jaar, maand en dag, zo
als dat reeds lang in de regestenlijsten geschiedde.
Blijkens art. 60 stellen de bewerkers ietwat hogere eisen aan de Inleiding
wat betreft de biographische gegevens. Ook zijn zij, blijkens artt. 66 en 69
van oordeel, dat de taak van de uitgever zich verder uitstrekt dan de weer
gave van de tekst, en dat hij eventuele zakelijke onjuistheden dient te signa-
eren en bronnen dient aan te geven. Ook dit zal wel de algemene instemming
hebben zowel van diegenen, die de teksten uitgeven als van hen, die ze
gebruiken.
Belangrijke wijzigingen heeft hoofdstuk IV (De Indices) ondergaan. Dat
het vervaardigen van zakelijke indices hier in tegenstelling met de vroegere
Regels wordt bepleit, zal iedereen wel toejuichen, vooral echter de historici,
die zich over bepaalde onderwerpen snel willen oriënteren en daarvoor het
beschikbare materiaal direct bij elkaar willen zien. Het zou echter te wensen
zijn geweest, dat de bewerkers in plaats van de verzuchting over de moeilijk
heid van het samenstellen van dergelijke indices enige practische wenken had
den gegeven. Terecht zijn verder de beperkingen, in de vroegere Regels ge
steld (art. 81 a, b, c en e), vervallen. Tenslotte treffen wij in art. 78 enkele
noodzakelijke aanvullingen aan.
Mogelijk zouden hier en daar nog enkele wijzigingen aan te brengen zijn
geweest. Het gebruik van de dubbele liggende streepbij een tussenzin acht
ik minder geschikt. Liever zou ik mij zoveel mogelijk aan de bestaande typo-
graphische gewoonte houden. Een enkele liggende streep lijkt mij ook hier
het beste In art. 27 had men volledigheidshalve in plaats van „nummer van
de bladzijde moeten spreken van „nummer van bladzijde of folio" In art
34 had nog vermeld kunnen worden, wat dient te gebeuren bij sommige inge
wikkelde schrijfwijze van getallen: b.v. IVuor, XLta, Illes. Moet men, hier
ook de combinatie geven (wat toch wel absurd lijkt), of alleen de cijfers
of het gehele getal in letters?
Tot zover mijn overwegingen naar aanleiding van de vergelijking van de
oude en de nieuwe tekst. Er is echter meer. In 1940 gaf de Koninklijke Belgi
sche Akademre haar „Voorschriften voor het uitgeven van historische tek-
sten en van de Akten der Belgische vorsten' uit (Brussel 1940).1) Weliswaar
is dit werkje niet geheel gelijk te stellen met onze „Regels": het is beperkter
van opzet en eer te beschouwen als een gefundeerd en uitgewerkt program
voor de grootscheepse middeleeuwse bronnenuitgaven, die de Akademie op
stapel heeft staan. Maar hoewel ik deze „Voorschriften" allerminst ideaal
zou willen noemen ik heb velerlei bezwaren -betreur ik het toch ten
zeerste, dat bij de herziening der Regels daarvan geen gewag, laat staan ge
bruik, is gemaakt. Te verwijzen naar dit stukje, b.v. in de Inleiding, was wel
het minste geweest wat men had kunnen doen.
Uit het eerste gedeelte Voorschriften voor de Historische Teksten) no
teer ik enige passages, die niet onbelangrijke aanvullingen hadden kunnen
zijn voor onze Regels. Art. 5 a stelt vast, dat het woord „heilige" (ev. „sanc-
tus") met een hoofdletter zal worden geschreven, wanneer het niet om de
heilige zelf gaat, maar om een plaatsnaam of een patroon van een kerk, b.v.
apud Sanctum Hubertum. ecclesia Sancti Johannis. Men zou dit in art. 16
der Regels hebben kunnen inlassen. Art. 18 schrijft voor, bij langere stukken
op de rand het nummer van de folio's aan te brengen. Ik zou dit vóór of
achter art. 27 van de Regels geplaatst willlen zien, In art. 7 worden enkele
aanwijzingen gegeven voor het gebruik van accenttekens en apostrophe in
Franse teksten.
Ik meen ook, dat er meer te zeggen valt voor art. 5 d van de Voorschrif
ten (dat verlangt, dat men aardrijkskundige bijvoeglijke naamwoorden met
een kleine letter zal schrijven; dus dux brabantinus, scabini lovanienses, denarii
leodienses etc.) dan voor art .16 der Regels, dat dux Brabantinus etc. ver
langt. Behalve dat dat typografisch mooier is, is het meer in overeenstemming
met het middeleeuwse gebruik. Ook art. 12 der Voorschriften (weglatingen
door den uitgever aan te duiden met: en niet zoals Regels art. 19 wil
len door: acht ik preferabel. Aan het gebruik van punten zijn wij nu
eenmaal gewoon, en dat gebruik is niet enkelzinnig. Deze twee laatste op
merkingen zijn natuurlijk kleinigheden en het komt er niet veel op aan, welke
beslissing men hier neemt; maar wel is het te wensen, dat hier een uniform
gebruik voor goed worde vastgelegd.
Mij dunkt, dat wij ook nu nog niet geheel toe zijn aan de definitieve op
stelling van de Regels. Ik beschouw het gebodene als richtlijnen, waarvan
men kan afwijken, al zal men deugdelijk rekenschap moeten afleggen, wan
neer men dat doet. En het lijkt mij een aanbeveling waard, dat men wanneer
het nog eens tot een nieuwe herziening der Regels zou komen, contact zal
zoeken met de Belgische historici. Maar het zou onredelijk zijn, wanneer ik
tenslotte aan dit werk niet de waardering zou schenken die het verdient.
De meeste wijzigingen, die zijn aangebracht, zijn verbeteringen, die wel defi
nitief kunnen worden geacht, en daarom betekent dit werk een belangrijke
stap voorwaarts.
H. P. H. CAMPS,
De later verschenen „Regels voor het voorbereiden der handschriften en het
opstellen der indices" (Brussel, 1943) vermeld ik slechts pro memorie, daar dit
stukje een ietwat afwijkende strekking' heeft,